Wet van 28 juli 1958, houdende nieuwe regelen nopens de geneesmiddelenvoorziening en de uitoefening der artsenijbereidkunst

Wet op de geneesmiddelenvoorziening

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad no. 61) regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst door een nieuwe regeling nopens de geneesmiddelenvoorziening en de uitoefening der artsenijbereidkunst te vervangen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

2a

Vervallen

Artikel

2b

Vervallen

Artikel

2c

Vervallen

Artikel

2d

Vervallen

Artikel

2e

Vervallen

Artikel

2f

Artikel

2g

Artikel

2h

Artikel

2i

Artikel

2j

Bij algemene maatregel van bestuur kan het tijdvak, genoemd in artikel 2f, tweede lid, onder a, éénmaal worden verlengd met een bij die maatregel vermeld tijdvak van ten minste vijf en ten hoogste vijftien jaren, indien dit in het belang van de geneesmiddelenvoorziening nodig wordt geacht. De voordracht tot zodanige maatregel wordt Ons gedaan in het tiende kalenderjaar na 31 december 1977.

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Artikel

4A

Vervallen

Artikel

5

Voor elke vergunning, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, en in artikel 4, eerste lid, onder c, wordt een jaarlijkse vergoeding geheven volgens een tarief, overeenkomstig door Onze Minister vast te stellen regelen. Voor een vergunning voor het bereiden en afleveren van geneesmiddelen voor onderzoek dan wel voor het uitsluitend afleveren daarvan kan een jaarlijkse vergoeding worden geheven. De hoogte van de vergoeding wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Hoofdstuk

II

Aflevering van geneesmiddelen

§

1

Aflevering door artsen

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Indien de praktijk van een apotheekhoudend arts door een andere arts wordt waargenomen, gaan tijdens de waarneming de bevoegdheden en verplichtingen, welke de apotheekhoudende arts ingevolge deze wet heeft, over op degene, die zijn praktijk waarneemt, voor zover niet door enig voorschrift bij of krachtens deze wet gegeven, daarop een uitzondering wordt gemaakt.

§

2

Aflevering op schepen

Artikel

10

De arts, die zich als zodanig voor de dienst op een schip heeft verbonden, is aan boord van dat schip, nadat hij krachtens artikel 14 door de inspecteur als apotheekhoudend arts op dat schip is ingeschreven, van het tijdstip der inschrijving af tot de beëindiging van zijn dienst aan boord, bevoegd tot de uitoefening der artsenijbereidkunst ten behoeve van de kapitein en de opvarenden.

Artikel

11

Artikel

12

§

3

Aflevering in ziekenhuizen

Artikel

13

Hoofdstuk

III

Bepalingen betreffende apotheken

§

1

Van de inschrijving

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

De apotheker zowel als de arts is verplicht, zodra hijzelf, dan wel een in zijn apotheek werkzame apothekers-assistent ophoudt de artsenijbereidkunst uit te oefenen in de apotheek, waarvoor hij is ingeschreven, daarvan kennis te geven aan de inspecteur.

Artikel

18

§

2

Van de uitoefening van het beroep

Artikel

19

De apotheker of de apotheekhoudend arts mag de artsenijbereidkunst slechts in één apotheek uitoefenen, behoudens in de gevallen voorzien in de artikelen 9 en 21.

Artikel

20

Indien in een apotheek meer dan één apotheker de artsenijbereidkunst uitoefent, rusten alle verplichtingen, welke deze wet de apotheker oplegt, op de gevestigde apotheker, tenzij belanghebbenden schriftelijk anders zijn overeengekomen en de inspecteur aan belanghebbenden schriftelijk van zijn instemming met deze overeenkomst heeft doen blijken.

§

3

Van de waarneming

Artikel

21

§

4

Van het toezicht

Artikel

22

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Indien de inspecteur bij zijn onderzoek blijkt, dat niet voldaan is of wordt aan de bepalingen, bij of krachtens deze wet gesteld, doet hij, onverminderd de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33, eerste lid, daarvan mededeling aan de gevestigde apotheker, de waarnemende apotheker of de apotheekhoudend arts met vermelding van een termijn, binnen welke aan de gestelde bepalingen moet zijn voldaan.

Artikel

25

Hoofdstuk

IV

Uitvoeringsvoorschriften

Artikel

26

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven betreffende:

  • a.

    de uitoefening van de artsenijbereidkunst, waarbij tevens verboden kan worden, dat anderen dan gevestigde apothekers, waarnemende apothekers, tweede apothekers, en apotheekhoudende artsen aankondigingen bezigen, welke de indruk wekken of zouden kunnen wekken, dat zij de artsenijbereidkunst uitoefenen;

  • b.

    de overdracht van hetgeen in een apotheek, waarin de artsenijbereidkunst niet meer wordt uitgeoefend, aanwezig is;

  • c.

    de inschrijving der in artikel 14 genoemde personen en de kennisgeving, bedoeld in artikel 17;

  • d.

    het toezicht op apotheken, het zonder schadeloosstelling vernietigen of onbruikbaar maken van ondeugdelijke geneesmiddelen en van voorwerpen ten gebruike bij de uitoefening der artsenijbereidkunst, welke niet voldoen aan de daaraan gestelde eisen;

  • e.

    het vaststellen van gebieden, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, en de vestiging van een apotheker in een gebied als bedoeld in artikel 7, eerste lid;

  • f.

    de registratie, bedoeld in artikel 3, de schorsing en de doorhaling van die registratie, en voorts betreffende de bereiding, de verpakking, de etikettering van de verpakking, de geschriften in of gevoegd bij de verpakking, het verkopen, de aflevering, de invoer, de uitvoer, de handel, het ter aflevering in voorraad hebben en de aanprijzing van farmaceutische specialités en van farmaceutische preparaten, alsmede betreffende de door belanghebbenden te betalen vergoedingen voor onderzoek, registratie en toezicht op de naleving van deze voorschriften; daarbij kunnen een of meer van die voorschriften van toepassing worden verklaard op enige substantie, indien dit in het belang van de volksgezondheid nodig wordt geacht;

  • g.

    de vereisten waaraan personen moeten voldoen om voor een vergunning, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, onder d, 4, eerste lid, onder c, in aanmerking te komen, alsmede de vereisten waaraan lokaliteiten moeten voldoen, waarin deze personen de farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten bereiden, bewaren, afleveren en controleren; de vereisten, waaraan personen moeten voldoen, mogen slechts betrekking hebben op de vakbekwaamheid van deze personen;

  • h.

    de aflevering en de bewaring van en het omgaan met de bij of krachtens die voorschriften aangewezen vergiften;

  • i.

    de wijze van aanvragen van door Onze Minister krachtens deze wet te verlenen vergunningen.

Hoofdstuk

V

Organen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Hoofdstuk

VI

Strafbepalingen

Artikel

31

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Hoofdstuk

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

34

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Artikel

37

Deze wet kan worden aangehaald onder de naam Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip. Wij kunnen het inwerkingtreden van de verschillende onderdelen van deze wet op verschillende tijdstippen bepalen.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Sainte-Maxime
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid a.i., W. DREES.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.