Besluit van 7 juni 1960, houdende technische, hygiënische, geneeskundige en administratieve uitvoeringsmaatregelen van de Waterleidingwet

Waterleidingbesluit

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 7 maart 1960, no. 3103, Directie Volksgezondheid, Afdeling Gezondheidsbescherming;
Gezien het rapport van de Raad voor de Drinkwatervoorziening van 19 oktober 1959, no. 86 en het rapport van de Centrale Raad van de Volksgezondheid van 14 januari 1960, no. 3394;
De Raad van State gehoord (advies van 12 april 1960, no. 47);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 27 mei 1960, no. 6674, Directie Volksgezondheid, Afdeling Gezondheidsbescherming;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    de eigenaar: de eigenaar van een waterleidingbedrijf en, met uitzondering van hoofdstuk IV en voor zover niet anders aangegeven, de eigenaar van een collectieve watervoorziening;

  • b.

    huishoudwater: leidingwater dat uitsluitend bestemd is voor toiletspoeling, gebruik in wasmachine of het besproeien van de tuin;

  • c.

    huishoudwatervoorziening: een voorziening voor de winning of behandeling van water dat met behulp van een leiding of distributienet als huishoudwater aan derden ter beschikking wordt gesteld;

  • d.

    ISO 17025: NEN-EN-ISO/IEC 17025:2000, algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria, uitgegeven door het Nederlandse Normalisatie Instituut;

  • e.

    de toezichthouder: de inspecteur dan wel, voor zover het betreft het toezicht op een collectieve watervoorziening of een collectief leidingnet, de op grond van de artikelen 15b, onderscheidenlijk 15f, van de Waterleidingwet aangewezen ambtenaar;

  • f.

    warm tapwater: verwarmd leidingwater;

  • g.

    de wet: de Waterleidingwet;

  • h.

    aërosolen: in lucht gedispergeerde waterdeeltjes met een diameter van 1 tot 10 micrometer;

  • i.

    legionellabacterie: bacterie behorende tot het geslacht Legionella;

  • j.

    tappunt: plaats waar het leidingwater beschikbaar komt voor gebruik;

  • k.

    NEN 6265: NEN 6265:1991/A1:2003, onderzoek naar de aanwezigheid en het aantal kolonievormende eenheden (KVE) van legionellabacteriën, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut;

  • l.

    bijlage: bij dit besluit behorende bijlage;

  • m.

    ISO 15189: NEN-EN-ISO 15189: 2003, Medische laboratoria- bijzondere eisen voor kwaliteit en competentie, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut.

Hoofdstuk

III

Technische en hygiënische voorschriften

Artikel

3

De eigenaar wordt, voor zover hij de voorschriften van dit hoofdstuk naleeft, geacht te voldoen aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid der Waterleidingwet, doch alleen voor wat betreft de punten, welke bij het bepaalde in dit hoofdstuk uitdrukkelijk zijn geregeld.

Artikel

4

Artikel

4a

Artikel

4b

Artikel

4c

Artikel

4d

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

6b

Artikel

7

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Onverminderd de voorgaande artikelen draagt degene, aan wie middellijk of onmiddellijk op het leidingnet van een waterleidingbedrijf, van een collectieve watervoorziening of van een collectief leidingnet aangesloten leidingen en toestellen behoren, zorg dat deze redelijkerwijs geen gevaar voor verontreiniging van dat leidingnet en van het door middel van deze leidingen en toestellen aan derden ter beschikking gestelde leidingwater kunnen opleveren.

Artikel

15

Artikel

16

De eigenaar draagt zorg, dat het personeel wordt voorgelicht aangaande de hygiënische voorschriften, welke in het bedrijf in acht moeten worden genomen.

Artikel

17

Vervallen

Hoofdstuk

IIIA

Voorschriften voor de bereiding van leidingwater uit oppervlaktewater

Artikel

17a

Artikel

17b

Indien de eigenaar vaststelt dat in het door hem voor de bereiding van leidingwater ingenomen oppervlaktewater overschrijding van waarden van in bijlage D genoemde parameters, behorend bij de kwaliteitsklasse, waarin het door hem gebruikte oppervlaktewater valt, optreedt, stelt hij daarvan in kennis:

  • -

    de inspecteur,

  • -

    het openbare lichaam, belast met de zorg voor de goede hoedanigheid van het betrokken oppervlaktewater,

  • -

    in de gevallen, bedoeld in artikel 17d, onder a en b, Onze Minister,

  • -

    indien ten behoeve van de bereiding van leidingwater door de eigenaar water uit oppervlaktewater is ingenomen door een ander bedrijf, de eigenaar van dat bedrijf.

Artikel

17c

Artikel

17d

De in artikel 17c gestelde verboden gelden niet:

  • a.

    indien overschrijding van de in bijlage D genoemde waarden het gevolg is van overstromingen of natuurrampen;

  • b.

    in de in bijlage D aangegeven gevallen: indien overschrijding van de waarden het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden.

  • c.

    in de periode die ligt tussen het indienen van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 17e en de vierde dag na het tijdstip waarop Onze Minister zijn besluit met betrekking tot een ontheffing aan de aanvrager heeft toegezonden.

Artikel

17e

Artikel

17f

Hoofdstuk

IIIB

Regels met betrekking tot materialen en chemicaliën

Artikel

17g

Artikel

17h

Hoofdstuk

IIIC

Regels met betrekking tot de preventie van legionella in leidingwater

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

17i

Artikel

17j

§

2

Risicoanalyse en beheersplan voor collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten

Artikel

17k

Artikel

17l

Artikel

17m

Artikel

17n

§

3

Controle, melding en maatregelen

Artikel

17o

Artikel

17p

Artikel

17q

Bij de uitvoering van de risicoanalyse, bedoeld in artikel 17k, eerste of tweede lid, en vervolgens tenminste halfjaarlijks, onderzoekt de eigenaar van een collectieve watervoorziening onderscheidenlijk een collectief leidingnet het leidingwater op de aanwezigheid van legionellabacteriën bij de tappunten, bedoeld in artikel 17i, vierde lid. Het aantal in dit onderzoek te betrekken meetpunten wordt bepaald overeenkomstig bijlage G. De toezichthouder kan bepalen dat de meetfrequentie of het aantal in het onderzoek te betrekken meetpunten verlaagd of verhoogd wordt.

Hoofdstuk

IV

Voorschriften met betrekking tot de gezondheid van het personeel van waterleidingbedrijven

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

De ziekten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, der Waterleidingwet, zijn:

febris typhoïdea,

paratyfus B (salmonellose Schotmüller),

andere salmonellosen,

dysenteria amoebica,

dysenteria bacillaris,

hepatitis infectiosa,

poliomyelitis anterior acuta.

Artikel

21

Artikel

22

Degene, die belast is met het geneeskundige onderzoek, is verplicht:

  • a.

    de inspecteur onverwijld in kennis te stellen van de resultaten daarvan, indien blijkt, dat besmetting met bacteriën van de geslachten Salmonella of Shigella aanwezig is of anamnestische verdenking bestaat betreffende besmetting met de verwekker van febris typhoïdea, paratyfus B (salmonellose Schottmüller) of dysenteria amoebica;

  • b.

    aan de inspecteur alle door deze met betrekking tot het geneeskundige onderzoek gevraagde inlichtingen te verstrekken.

Artikel

23

Hoofdstuk

V

Regels met betrekking tot het informeren van consumenten over de kwaliteit van het leidingwater

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Slotbepalingen

Artikel

29

Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel "Waterleidingbesluit".

Artikel

30

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, VAN ROOY.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.

Bijlage

A

behorend bij de artikelen 4 tot en met 4d van het Waterleidingbesluit

Kwaliteitseisen

Tabel I

Microbiologische parameters

Cryptosporidium

Noot 1

Escherichia coli

0

kve/100 ml

kve = kolonievormende eenheden

Enterococcen

0

kve/100 ml

(Entero)virussen

Noot 1

Giardia

Noot 1

Noot:

1) Micro-organismen mogen krachtens artikel 4, eerste lid, niet in een zodanige concentratie in het leidingwater voorkomen dat gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan. Voor bepaalde micro-organismen, zoals virussen en protozoa (onder meer Cryptosporidium en Giardia), is het niet mogelijk om concentraties te meten op het zeer lage niveau, waarop blootstelling relevant is voor de gezondheid van de gebruiker. In plaats hiervan dient de eigenaar die gebruik maakt van oppervlaktewater als grondstof voor de bereiding van leidingwater op basis van metingen van de desbetreffende micro-organismen in het ruwe water en gegevens over de verwijderingscapaciteit bij de verschillende zuiveringsprocessen (inclusief eventuele bodempassages) in overleg met de toezichthouder een kwantitatieve risicoanalyse voor het bereide leidingwater op te stellen.

Voor het door middel van deze risicoanalyse berekende theoretische infectierisico geldt een voorlopige grenswaarde van één infectie per 10 000 personen per jaar. De toetsing aan deze (voorlopige) grenswaarde voor het infectierisico dient in elk geval te worden uitgevoerd voor Enterovirussen, Cryptosporidium en Giardia, maar geldt in principe ook voor andere pathogene micro-organismen. Indien het berekende infectierisico groter is dan de genoemde grenswaarde, dient de eigenaar met de toezichthouder te overleggen over te nemen maatregelen.

De toezichthouder kan bepalen dat voor kwetsbare grondwaterwinningen eenzelfde risicoanalyse wordt uitgevoerd.

De term «voorlopige grenswaarde» wordt gebruikt om aan te geven dat het hier om een toetsingswaarde gaat die in de praktijk nog nader wordt getoetst. Aanpassing van deze waarde is daarom niet uitgesloten.

Tabel II

Chemische parameters

Acrylamide

0,10

µg/l

Noot 1

Antimoon

5,0

µg/l

Arseen

10 

µg/l

Benzeen

1,0

µg/l

Benzo(a)pyreen

0,010

µg/l

Boor

0,5

mg/l

Bromaat

1,0

µg/l

Bij desinfectie geldt een maximale waarde van 5,0 µg/l (als 90 percentielwaarde, met een maximum van 10 µg/l)

Cadmium

5,0

µg/l

Chroom

50  

µg/l

Noot 2

Cyaniden (totaal)

50 

µg/l

Noot 3

1,2-Dichloorethaan

3,0

µg/l

Epichloorhydrine

0,10

µg/l

Noot 1

Fluoride

1,1

mg/l

Koper

2,0

mg/l

Noot 2

Kwik

1,0

µg/l

Lood

10 

µg/l

Tot 1-1-2006 geldt een maximum van 25 µg/l Noot 2

Nikkel

20 

µg/l

Noot 2

Nitraat

50 

mg/l

Noot 4

Nitriet

0,1

mg/l

Noot 4

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) (som)

0,10

µg/l

Som van gespecificeerde verbindingen met concentratie hoger dan de detectiegrens. Noot 5

Polychloorbifenylen (PCB's) (individueel)

0,10

µg/l

Per stof.

PCB's (som)

0,50

µg/l

Som van gespecificeerde verbindingen met concentratie > 0,05 µg/l Noot 6

Pesticiden (individueel)

0,10

µg/l

Per stof. Noot 7. Voor aldrin, dieldrin, heptachloor en heptachloorepoxide geldt een maximum waarde van 0,030 µg/l.

Pesticiden (som)

0,50

µg/l

Som van afzonderlijke pesticiden met concentratie hoger dan de detectiegrens.

Seleen

10 

µg/l

Tetra- en trichlooretheen (som)

10 

µg/l

Trihalomethanen (som)

25 

µg/l

Som van gespecificeerde verbindingen (als 90 percentiel, met een maximum van 50). Noot 8 Tot 1-1-2006 geldt een maximum van 100 µg/l.

Vinylchloride

0,50

µg/l

Noot 1

Noten:

1) Deze parameterwaarde heeft betrekking op de residuele monomeerconcentratie in het water, berekend aan de hand van specificaties inzake de maximum migratie van de overeenkomstige polymeer in contact met water.

2) Deze waarde geldt voor een monster van voor menselijke consumptie bestemd water dat via een passende steekproefmethode aan de kraan verkregen is, en dat representatief mag worden geacht voor de gemiddelde waarde die de verbruiker wekelijks binnen krijgt. Deze methode zal worden vastgesteld door de Inspecteur, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele pieken die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid. Waar nodig schrijft de Inspecteur de toepassing van bemonsterings- en controlemethoden voor, die zijn geharmoniseerd overeenkomstig de in Richtlijn 98/83/EG vastgelegde procedure.

3) Met behulp van de methode moet het totaal aan cyanide in elke vorm worden bepaald.

4) Ten aanzien van de concentraties nitraat en nitriet dient tevens te worden voldaan aan de voorwaarde dat [nitraat]/50 +[nitriet]/3 <1, waarbij de rechte haken de concentratie in mg/l uitdrukken, voor nitraat in NO3, en voor nitriet in NO2.

5) De gespecificeerde verbindingen zijn: pyreen, benzo(a)antraceen, benzo(ghi)peryleen, fenantreen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, anthraceen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen, chryseen en fluorantheen

6) De gespecificeerde verbindingen zijn: PCB nr. 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180.

7) Onder pesticiden wordt verstaan: organische insecticiden, organische herbiciden, organische fungiciden, organische nematociden, organische acariciden, organische algiciden, organische rodenticiden, organische slimiciden en soortgelijke producten (onder meer groeiregulatoren), en hun metabolieten en afbraak- of reactieproducten die humaan toxicologisch relevant zijn.

8) De gespecificeerde verbindingen zijn: chloroform, bromoform, dichloorbroommethaan en broomdichloormethaan. De concentratie broomdichloormethaan mag niet hoger zijn dan 15 µg/l.

Tabel IIIa

Indicatoren – Bedrijfstechnische parameters

Aeromonas (30 °C)

1000

kve/100 ml

kve = kolonievormende eenheden

Ammonium

0,20

mg/l

Bacteriën van de coligroep

0

kve/100 ml

Bacteriofagen

pve

pve = plaque vormende eenheden

Chloride

150

mg/l

Jaargemiddelde. Het water mag niet agressief zijn.

Clostridium perfringens (inclusief sporen)

0

kve/100 ml

DOC/TOC

Geen abnormale verandering

mg/l

Noot 1

Geleidingsvermogen

125 bij 20 °C

mS/m

Het water mag niet agressief zijn.

Hardheid (totaal)

1 < totale hardheid < 2,5 (mmol)

mmol/l

Totale hardheid te berekenen als aantal mmol Ca2+ plus Mg2+/l. Bij toepassing van ontharding of ontzouting geldt deze waarde als 90 percentiel

Koloniegetal bij 22 °C

100

kve/ml

Geometrische jaargemiddelde. Geen abnormale verandering.

Radioactiviteit

Noot 2

Totale α Totale ß Tritium Indicatieve dosis (totaal)

0,1 1 100 0,10

Bq/l Bq/l Bq/l mSv/j

Saturatie Index (SI)

> –0,2

SI

Het water mag niet agressief zijn.

Temperatuur

25 °C

Geldt voor koud leidingwater

Waterstofcarbonaat

> 60

mg/l

Zuurgraad / waterstof-ionenconcentratie

7,0 < pH < 9,5

pH-eenheden

Het water mag niet agressief zijn.

Zuurstof

>2

mg/l

Noten:

1) Indien DOC/TOC (dissolved organ carbon/total organ carbon) niet wordt bepaald, dan dient de oxideerbaarheid met KMnO4 te worden bepaald (norm 5,0 mg/l O2).

2) Totaal α, uitgezonderd radon, inclusief kortlevende vervalprodukten van radon. Totaal ß behalve 40 K, tritium en kortlevende vervalprodukten van radon.

Tabel IIIb

: Indicatoren – Organoleptische/esthetische parameters

Aluminium

200

µg/l

Noot 1

Geur

Aanvaardbaar voor de gebruikers en geen abnormale verandering

Noot 2

Kleur

20

mg/l Pt/Co

IJzer

200

µg/l

Mangaan

50

µg/l

Natrium

150

mg/l

Jaargemiddelde met een maximum van 200 mg/l

Smaak

Aanvaardbaar voor de gebruikers en geen abnormale verandering

Noot 2

Sulfaat

150

mg/l

Het water mag niet agressief zijn.

Troebelingsgraad

4 (tap) 1 (af pompstation)

FTE

FTE = formazine troebelingseenheden Noot 3.

Zink

3,0

mg/l

Na > 16 uur stilstand

Noten:

1) Bij (dreigende) overschrijding van een waarde voor aluminium van 30 µg/l dient dit aan de toezichthouder gemeld te worden in verband met het eventueel gebruik van het leidingwater voor nierdialyse.

2) Analyse kan kwalitatief worden uitgevoerd. Indien het resultaat positief is dient een kwantitatieve analyse te worden uitgevoerd, bijvoorbeeld volgens de verdunningsmethode.

3) In aanvulling op de kwantitatieve eis geldt dat de troebelingsgraad aanvaardbaar voor de gebruikers dient te zijn en geen abnormale veranderingen mag vertonen.

Tabel IIIc

: Indicatoren – Signaleringsparameters (noot 1)

AOX

µmol X/l

Aromatische aminen

1

µg/l

Indien metaboliet van pesticiden dan 0,1 µg/l. Noot 2

(Chloor)fenolen

1

µg/l

Indien metaboliet van pesticiden dan 0,1 µg/l Noot 2

Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen

1

µg/l

Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen

1

µg/l

Monocyclische koolwaterstoffen / aromaten

1

µg/l

Noten:

1) Deze kwaliteitseisen zijn bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreinigingen. Wanneer de aangegeven waarde (1 µg/l) wordt gemeten is er geen risico voor de volksgezondheid, maar zal er nader onderzoek plaats vinden. Deze parameters (als groep) zijn bedoeld om de kwaliteit van de bron te bewaken. Het inzetten van multimethoden is een goede mogelijkheid om de meetinspanning te beperken.

2) Metabolieten van pestciden, welke in humaan toxicologisch opzicht relevant zijn, vallen onder tabel II van deze bijlage.

Bijlage

B

behorend bij de artikelen 6 en 6a van het Waterleidingbesluit

Meetfrequenties

Tabel Ia

Bewakingsparameters voor drinkwater geleverd door een waterleidingbedrijf of een zelfstandige collectieve watervoorziening (noten 1 en 2).

I. Microbiologische parameters

Escherichia coli (noot 5)

II. Chemische parameters

Nitriet (noot 6)

IIIa. Indicatoren, bedrijfstechnische parameters

Ammonium Bacteriën van de coligroep (noot 7) Geleidingsvermogen Koloniegetal bij 22 °C Zuurgraad

Clostridium perfringens (noot 8)

IIIb. Indicatoren, organoleptische / esthetische parameters

Geur Kleur Smaak Troebeling

Aluminium (noot 9) IJzer (noot 9)

IIIc. Indicatoren, signaleringsparameters

Noten:

1. Een zelfstandige collectieve watervoorziening is een collectieve voorziening die voor de productie van drinkwater, dat aan derden ter beschikking wordt gesteld, gebruik maakt van grondwater, oppervlaktewater, zeewater of een overeenkomstige grondstof of halffabrikaat.

2. De minimumfrequentie voor bewakingsparameters staat aangegeven in tabel II van deze bijlage.

3. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in artikel 6, zesde tot en met achtste lid, van dit besluit. De toezichthouder kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r) of na de laatste zuiveringsstap (p).

4. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven bewakingsfrequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in artikel 6 van dit besluit. De toezichthouder kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r).

5. Voor deze parameter geldt in afwijking van de in tabel II aangegeven frequentie, de volgende minimumfrequentie:

A. af grondwaterpompstation (p)

52 keer per jaar

B. af oppervlaktewaterpompstation (p)

365 keer per jaar

C. bemonstering aan het tappunt (t)

26 keer per jaar per 2000 m3/dag

Voor drinkwater geleverd door zelfstandige collectieve watervoorziening: 2 keer de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

6. Alleen indien chlooraminen als desinfectiemiddel worden gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

7. Voor deze parameter geldt een minimumfrequentie van 2 keer de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

8. Alleen indien oppervlaktewater als grondstof voor de productie van drinkwater wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

9. Alleen indien deze stof als vlokmiddel bij de zuivering wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

Tabel Ib

Auditparameters voor drinkwater geleverd door een waterleidingbedrijf of zelfstandige collectieve voorziening (noten 1 en 2)

I. Microbiologische parameters

Enterococcen (noot 6)

Cryptosporidium (noot 6) Enterovirussen (noot 6) Giardia (noot 6)

II. Chemische parameters

Antimoon Benzeen Bromaat (noot 7) Cadmium Chroom Koper Lood Nikkel Nitriet Trihalomethanen (noot 7)

Arseen Boor Cyaniden (totaal) 1,2-Dichloorethaan Fluoride Kwik Nitraat PCBs Pesticiden PAKs Seleen Tetra – en trichlooretheen

IIIa. Indicatoren Bedrijfstechnisch parameters

Aeromonas Hardheid (totaal) Temperatuur Saturatie Index Waterstofcarbonaat Zuurstof

Chloride DOC/TOC (of oxideerbaarheid met KMnO4)

Radioactiviteit (noot 8) Bacteriofagen

IIIb. Indicatoren Organoleptische / esthetische parameters

Mangaan IJzer

Aluminium Natrium Sulfaat

Zink (noot 9)

IIIc. Indicatoren Signaleringsparameters

AOX Aromatische aminen (Chloor)fenolen Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen Monocyclische koolwaterstoffen / aromaten

Noten:

1. Een zelfstandige collectieve watervoorziening is een collectieve voorziening die voor de productie van drinkwater, dat aan derden ter beschikking wordt gesteld, gebruik maakt van grondwater, oppervlaktewater, zeewater of een overeenkomstige grondstof of halffabrikaat.

2. De minimumfrequentie voor auditparameters staat aangegeven in tabel II van deze bijlage.

3. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in lid 7 en lid 9 van artikel 6 van dit besluit. De toezichthouder kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r) of na de laatste zuiveringsstap (p).

4. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven auditfrequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in lid 7 en lid 9 van artikel 6 van dit besluit. De toezichthouder kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r).

5. De bemonstering dient voor in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben in het ruwe water (r).

6. Alleen een meetverplichting indien oppervlaktewater wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater.

7. Alleen een meetverplichting indien deze stof als desinfectiemiddel wordt toegepast of indien deze stof als verbinding bij de toegepaste desinfectie- of oxydatietechniek gevormd kan worden. Bromaat dient ook met auditfrequentie in oppervlaktewater te worden gemeten.

8. De meetfrequenties, meetmethodes en meetlocaties worden te zijner tijd vastgesteld in overeenstemming met een krachtens artikel 12 van Richtlijn 98/83/EG aan te nemen voorstel van de Europese Commissie. Na aanvaarding van dit voorstel zal de inspecteur, vooruitlopend op de desbetreffende wijziging van het besluit, het voorstel als uitgangspunt nemen bij de vaststelling van de meetprogramma's, onverlet de meetverplichting krachtens tabel III van deze bijlage.

9. Indien zink wordt toegepast bij de distributie van drinkwater, dan dient de bemonstering plaats te hebben aan de kraan (t).

Tabel Ic

Bepaling van audit- of bewakingsfrequentie voor leidingwater in collectieve voorzieningen die gebruik maken van door een waterleidingbedrijf of een zelfstandige collectieve watervoorziening geleverd leidingwater, dat voldoet aan artikel 4, eerste lid en bijlage A (noot 1).

Escherichia coli

audit

audit

audit

Enterococcen

audit

audit

audit

Antimoon

audit

Cadmium

audit

Chroom

audit

Koper

audit

audit

Lood

audit

Nikkel

audit

DOC/TOC

audit (noot 2)

Geleidingsvermogen

audit

audit

audit (noot 2)

Totale hardheid te berekenen als aantal mmol Ca2+ plus Mg2+/l

audit

audit

Koloniegetal bij 22 °C

audit

audit

audit

Temperatuur

bewaking

Waterstofcarbonaat

audit

audit

Zuurgraad

audit

audit

audit

audit

Geur

audit

audit

audit

Kleur

audit

audit

audit

Troebeling

audit

audit

audit

IJzer

audit

Zink

audit

Noten:

1) De minimum bewakings- en auditfrequenties zijn aangegeven in tabel II van deze bijlage.

2) Bij enkelvoudige warmtewisselaars geldt de bewakingsfrequentie.

Tabel II

Meetfrequenties behorend bij bewaking en audit

≤   100

2

1

>   100≤ 1 000

4

1

>   1000≤ 10 000

4 +3 voor elke 1000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

1 +1 voor elke 3300 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

> 10 000≤ 100 000

4 +3 voor elke 1000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

3 +1 voor elke 10 000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

> 100 000

4 +3 voor elke 1000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

10 +1 voor elke 25 000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

Noten:

1) Een leveringsgebied is een geografisch afgebakend gebied waarbinnen het leidingwater afkomstig is uit een of enkele bronnen waarbinnen het water kan worden geacht van vrijwel uniforme kwaliteit te zijn.

2) De hoeveelheden zijn gemiddelden berekend over een kalenderjaar.

Tabel III

Meetfrequenties voor de gebruikte grondstof, op grond van artikel 6a door de eigenaar van een waterleidingbedrijf en zelfstandige collectieve watervoorzieningaBedoeld is een collectieve watervoorziening die voor de winning of behandeling van water, dat als leidingwater aan derden ter beschikking wordt gesteld, gebruik maakt van grondwater, oppervlaktewater, zeewater of een overeenkomstige grondstof of halffabrikaat. in acht te nemen bij het opstellen van het meetprogramma

1. Kleurintensiteit

II

x

2. Troebelingsgraad

I

x

3. Gesuspendeerde stoffen

II

x

5. Geleidingsvermogen voor elektriciteit

I

x

x

6. Geurverdunningsfactor

II

x

8. Temperatuur

I

x

x

9. Zuurgraad

I

x

x

11. Zwavelwaterstof2Te onderzoeken indien daartoe op grond van het onderzoek van parameter 6 aanleiding bestaat.

12. Zuurstof opgelost

II

x

x

13. Oxydeerbaarheid

II

x

x

14. Chemisch zuurstofverbruik

II

x

15. Biochemisch zuurstofverbruik

x

16. Totaal organisch koolstof

II

x

17. Organisch gebonden stikstof

II

x

18. Ammonium

I

x

x

19. Nitriet

I

x6Indien is aangetoond dat er geen grote fluctuaties van deze parameters zijn te verwachten, kan worden volstaan met een frequentie van éénmaal per jaar.

x

20. Nitraat

I

x6Indien is aangetoond dat er geen grote fluctuaties van deze parameters zijn te verwachten, kan worden volstaan met een frequentie van éénmaal per jaar.

x

21. Waterstofcarbonaat

II

x

x

22. Sulfaat

II

x

x

23. Fosfaat

II

x

23a. Orthofosfaat

II

x

24. Silicaat

II

x

25. Cyanide

II

x

26. Fluoride

II

x

27. Chloride

II

x

x

28. Natrium

II

x

x

29. Kalium

II

x

x

30. Calcium

II

x

x

31. Magnesium

II

x

x

33. Boor

II

x

34. Chroom

II

x

35. Vanadium3Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing.

36. Mangaan

II

x

x

37. IJzer

II

x

x

37a. IJzer opgelost

x

38. Nikkel

II

x

39. Kobalt3Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing.

40. Koper

II

x

41. Zink

II

x

42. Arseen

II

x

43. Antimoon3Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing.

44. Seleen

II

x

45. Cadmium

II

x

46. Barium

II

x

47. Beryllium3Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing.

48. Zilver3Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing.

49. Kwik

II

x

50. Lood

II

x

51. Minerale olie

II

x

52. Oppervlakte-actieve stoffen die reageren met methyleenblauw

II

x

54. Met waterdamp vluchtige fenolen

II

x

56. Extraheerbaar organisch gebonden chloor

II

x

x

57. Vluchtig organisch gebonden chloor

II

x

x

58. Gehalogeneerde koolwaterstoffen, geen pesticiden zijnde4 Indien concentraties groter dan 1 mg/l worden gevonden, dient de eigenaar een schema als bedoeld in noot 3 voor het onderzoek van deze parameter op te stellen. Het ten aanzien van het schema in noot 3 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

59. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

II

x

60. Organochloor pesticiden5Te onderzoeken op a-HCH, t-HCH en andere organochloorpesticiden, alsmede aanverwante stoffen indien er aanwijzingen zijn dat deze in het water ter plaatse kunnen voorkomen.

II

x

x

61. Hexachloorbenzeen

II

x

x

62. Choline-esterase remmers

II

x

x

63. Tritium3Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing.

64. Totaal ß-activiteit

II

x

66. Bacteriën van de coligroep (totaal)

I

x

67. Escherichia coli

I

x

x

68. Enterococcen

II

x

69. Clostridium perfringens

II

x

Bijlage

C

behorend bij artikel 7 van het Waterleidingbesluit

Analysemethoden

Tabel I

Parameters waarvoor analysemethoden zijn gespecificeerd

Aeromonas

NEN 6263 (of gelijkwaardig)

Bacteriën van de coligroep

Ontwerp NEN-EN-ISO 9308 – 1:1998

Bacteriofagen

NEN-ISO 10705 Water quality – detection and enumeration of bacteriophages Part 1: F-specific RNA phages Part 2: Somatic coliphages Part 4: Bacteriophages of Bacteroides fragis

Noot 1

Clostridium perfringens (inclusief sporen)

Membraanfiltratie gevolgd door anaerobe incubatie van het membraan op m-CP agar bij (44 +/- 1) °C gedurende (21 +/– 3) uur. Tel de opaque gele kolonies die roze of rood worden na de blootstelling aan ammoniumhydroxidedampen gedurende 20 tot 30 seconden

Noot 2

Cryptosporidium

Noot 3

Enterococcen

Ontwerp NEN-EN-ISO 7899 – 2:1998

(Entero)virussen

Noot 3

Escherichia coli (E. coli)

Ontwerp NEN-EN-ISO 9308 – 1: 1998

Giardia

Noot 3

Koloniegetal bij 22 °C en 37 °C

Opsomming van micro-organismen die gekweekt kunnen worden. NEN-EN-ISO 6222: 1999

Pseudomonas aeruginosa

2de Ontwerp NEN-EN 12780:2000

Radioactiviteit

Noot 4

Noten:

1) Alle kweekmedia in de hier genoemde ISO-normen worden herzien.

2) De samenstelling van m-CP agar is als volgt:

Tryptose

30 g

Gistextract

20 g

Sucrose

5 g

L-cysteïne hydrochloride

1 g

MgSO4.7H20

0,1 g

Bromocresol purper

40 mg

Agar

15 g

Water

1000 ml

De ingrediënten van het basismedium oplossen, de pH instellen op 7,6 en gedurende

15 minuten steriliseren bij 121 °C. Het medium laten afkoelen en het volgende toevoegen:

D-cycloserine

400 mg

Polymyxine-B-sulfaat

25 mg

Indoxyl-β-D-glucocide

60 mg

(voor toevoeging opgelost in 8 ml steriel water)

Filtergesteriliseerde 0,5% fenolftaleïne difosfaat-oplossing

20 ml

Filtergesteriliseerde 4,5% FeCl3.6H2O

2 ml

3) Methode in overleg met de Inspecteur te bepalen. Gestandaardiseerde methoden zijn in ontwikkeling.

4) Methoden worden vastgesteld in overeenstemming met een krachtens artikel 12 van Richtlijn 98/83/EG aan te nemen voorstel van de Europese Commissie. Na aanvaarding van dit voorstel zal de toezichthouder, vooruitlopend op de desbetreffende wijziging van het besluit, het voorstel als uitgangspunt nemen bij de vaststelling van de meetprogramma's.

Tabel II

Parameters waarvoor prestatiekenmerken zijn gespecificeerd

Voor onderstaande parameters geldt dat door middel van de toegepaste analysemethode met de aangegeven juistheid, precisie en aantoonbaarheidsgrens ten minste concentraties moeten kunnen worden gemeten die gelijk zijn aan de in bijlage A genoemde waarde. Ongeacht de gevoeligheid van de gebruikte analysemethode wordt het resultaat in ten minste evenveel decimalen uitgedrukt als de parameterwaarde genoemd in bijlage A.

Acrylamide

Noot 4

Aluminium

10

10

10

Ammonium

10

10

10

Antimoon

25

25

25

Arseen

10

10

10

Benzo(a)pyreen

25

25

25

Benzeen

25

25

25

Boor

10

10

10

Bromaat

25

25

25

Cadmium

10

10

10

Calcium

10

10

10

Chloride

10

10

10

Chroom

10

10

10

Cyanide

10

10

10

Noot 5

1,2-Dichloormethaan

25

25

10

Epichloorhydrine

Noot 4

Fluoride

10

10

10

Geleidingsvermogen

10

10

10

Koper

10

10

10

Kwik

20

10

20

Lood

10

10

10

Magnesium

10

10

10

Mangaan

10

10

10

Natrium

10

10

10

Nikkel

10

10

10

Nitraat

10

10

10

Nitriet

10

10

10

Oxideerbaarheid

25

25

10

Noot 6

PCB's

25

25

25

Pesticiden

25

25

25

Noot 7

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

25

25

25

Noot 8

Saturatie Index (SI)

10

10

10

Berekenen

Seleen

10

10

10

Sulfaat

10

10

10

Troebelingsgraad

Noot 9

Temperatuur

10

10

10

Tetrachlooretheen

25

25

10

Noot 10

Trichlooretheen

25

25

10

Noot 10

Trihalomethanen

25

25

10

Noot 8

Vinylchloride

Noot 4

Waterstofcarbonaat

10

10

10

IJzer

10

10

10

Zink

Zuurgraad

10

10

10

Zuurstof

10

10

10

Noten:

1) Juistheid is de systematische fout en is het verschil tussen de via een groot aantal metingen vastgestelde gemiddelde waarde en de werkelijke waarde. Deze term is nader gespecificeerd in ISO 5725.

2) Precisie of variatiecoëfficiënt is de toevallige fout en wordt gewoonlijk uitgedrukt als de standaardafwijking (binnen een groep en tussen groepen onderling) van de spreiding van de resultaten rond het gemiddelde. De aanvaardbare precisie bedraagt twee maal de relatieve standaardafwijking. Deze term is nader gespecificeerd in ISO 5725.

3) De aantoonbaarheidsgrens is hetzij:

  • driemaal de standaardafwijking binnen een groep onafhankelijke waarnemingen aan een origineel leidingwatermonster met een lage concentratie van de parameter; hetzij

  • vijfmaal de standaardafwijking binnen een groep waarnemingen aan een blancomonster.

4) Controleren via productspecificatie.

5) Met behulp van de methode moet het totaal aan cyanide in elke vorm worden bepaald.

6) De oxydatie dient gedurende 10 minuten te worden uitgevoerd met behulp van permanganaat bij 100 °C in een zuur milieu.

7) De prestatiekenmerken gelden voor elke afzonderlijke pesticide.

8) De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 25% van de parameterwaarde in bijlage A.

9) Voor de bewaking van de troebelingsgraad in behandeld oppervlaktewater geldt dat door middel van de toegepaste analysemethode ten minste met een juistheid van 25% concentraties moeten kunnen worden gemeten die gelijk zijn aan de parameterwaarde.

10) De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 50% van de parameterwaarde in bijlage A.

Bijlage

D

Zuurgraad

pH-eenheden

7,0-8,5

-

6,5-9,0

-

6,5-9,0

-

Kleurintensiteit

mg/l

-

201Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

50

1001Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

-

2001Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

Gesuspendeerde stoffen

mg/l

25

-

-

505De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de waarnemingen over een kalenderjaar.

-

-

Temperatuur

°C

-

251Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

25

251Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

-

251Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

Geleidingsvermogen voor elektriciteit

mS/m bij 20°C

100

-

100

-

100

-

Geurverdunningsfactor bij 20°C

-

3

-

16

-

20

-

Chloride

mg/l Cl

150

-

200

-

200

-

Sulfaat

mg/l SO4

-

100

100

2501Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

-

2501Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

Fluoride

mg/l F

-

1,0

1,0

-

1,0

-

Ammonium

mg/l N

-

0,2

1,2

1,2

-

31Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

Organisch gebonden stikstof

mg/l N

1,0

-

2,5

-

3,0

-

Nitraat

mg/l NO3

-

25

50

50

-

50

Fosfaat3De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de waarnemingen over het kalenderjaar en is niet van toepassing op oppervlaktewater dat rechtstreeks verwerkt wordt tot drinkwater.

mg/l P

0,2

-

0,2

-

0,2

-

Zuurstof opgelost2Ontheffing bij overschrijding van de voor deze parameter genoemde waarden kan worden verleend indien het oppervlaktewater afkomstig is uit meren met een diepte van ten hoogste 20 m, waarin vervanging van het water meer dan een jaar in beslag neemt en waarin geen afvalwater wordt geloosd (art. 17e, tweede lid, onder b).

mg/l O2

≥ 6

-

≥ 5

-

≥ 4

-

Chemisch zuurstofverbruik2Ontheffing bij overschrijding van de voor deze parameter genoemde waarden kan worden verleend indien het oppervlaktewater afkomstig is uit meren met een diepte van ten hoogste 20 m, waarin vervanging van het water meer dan een jaar in beslag neemt en waarin geen afvalwater wordt geloosd (art. 17e, tweede lid, onder b).

mg/l O2

-

-

30

-

40

-

Biochemisch zuurstofverbruik3De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de waarnemingen over het kalenderjaar en is niet van toepassing op oppervlaktewater dat rechtstreeks verwerkt wordt tot drinkwater.

mg/l O2

3

-

6

-

7

-

Natrium

mg/l Na

90

-

120

-

120

-

IJzer opgelost2Ontheffing bij overschrijding van de voor deze parameter genoemde waarden kan worden verleend indien het oppervlaktewater afkomstig is uit meren met een diepte van ten hoogste 20 m, waarin vervanging van het water meer dan een jaar in beslag neemt en waarin geen afvalwater wordt geloosd (art. 17e, tweede lid, onder b).

mg/l Fe

-

0,3

0,5

2,0

0,5

-

Mangaan2Ontheffing bij overschrijding van de voor deze parameter genoemde waarden kan worden verleend indien het oppervlaktewater afkomstig is uit meren met een diepte van ten hoogste 20 m, waarin vervanging van het water meer dan een jaar in beslag neemt en waarin geen afvalwater wordt geloosd (art. 17e, tweede lid, onder b).

µg/l Mn

50

-

500

-

500

-

Koper

µg/l Cu

-

501Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b).

50

-

50

-

Zink

µg/l Zn

-

200

200

1000

-

3000

Boor

µg/l B

1000

-

1000

-

1000

-

Arseen

µg/l As

-

20

20

50

-

50

Cadmium

µg/l Cd

-

1,5

1,5

3

-

5

Chroom

µg/l Cr

-

20

50

50

-

50

Lood

µg/l Pb

-

30

30

50

-

50

Seleen

µg/l Se

-

10

10

10

-

10

Kwik

µg/l Hg

-

0,3

0,3

1

-

1

Barium

µg/l Ba

-

100

200

1000

-

1000

Cyanide

µg/l CN

-

50

50

50

-

50

Oppervlakte-actieve stoffen die reageren met methyleenblauw

µg/l

200

-

200

-

500

-

Met waterdamp vluchtige fenolen

µg/l C6H5OH

-

1

-

5

10

10

Minerale olie

µg/l

-

50

200

200

-

1000

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

µg/l

-

0,2

0,2

0,2

-

1

Organochloorpesticiden totaal

µg/l

-

0,05

0,1

0,5

-

0,5

Organochloorpesticiden per afzonderlijke stof

µg/l

-

-

0,05

-

-

-

Choline-esterase remmers

µg/l

-

0,5

1,0

2,0

-

5,0

Bacteriën van de coligroep (totaal)

mediaan per 100 ml4. Van de waarnemingen, verricht gedurende de laatste 12 maanden.

20

-

-

-

-

-

Thermotolerante bacteriën van de coligroep

mediaan per 100 ml4. Van de waarnemingen, verricht gedurende de laatste 12 maanden.

20

-

2000

-

20 000

-

Faecale streptococcen

mediaan per 100 ml4. Van de waarnemingen, verricht gedurende de laatste 12 maanden.

10

-

1000

-

10 000

-

Bijlage

E

Bijlage

F

, behorend bij artikel 17k, eerste en tweede lid, van het Waterleidingbesluit

Voorschriften ten behoeve van het uitvoeren van een risicoanalyse

Definitie van gebruikte termen:

  • a.

    dode leiding: leidinggedeelte waarin geen doorstroming met leidingwater plaatsvindt doordat op het uiteinde van dit leidinggedeelte geen tappunten zijn aangesloten;

  • b.

    biofilm: populatie van micro-organismen in een matrix van slijm, die aan het inwendige oppervlak van een installatie gehecht is;

  • c.

    hot spot: plaats in de drinkwater- of huishoudwaterinstallatie of in het warmwaterleidingnet, bedoeld in voorschrift 3.1, waar het leidingwater kan opwarmen tot boven 25 °C of waar het water in de warmwateruittapleiding niet afkoelt tot onder 25 °C.

Algemene voorschriften

Een risicoanalyse wordt uitgevoerd door achtereenvolgens een of meerdere van de volgende stappen te nemen:

  • 1.

    Inventarisatie van de tappunten op te verwachten aërosolvorming;

  • 2.

    Verzameling van gegevens met betrekking tot de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet;

  • 3.

    Verdeling van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet in hoofdfuncties;

  • 4.

    Risicoanalyse van component tot systeem.

Paragraaf 1. Inventarisatie van de tappunten op te verwachten aërosolvorming

1.1. Uitvoering van de inventarisatie

1.1.1. Voor de uitvoering van de inventarisatie geldt dat beoordeeld wordt in hoeverre bij gebruik van de tappunten, die deel uitmaken van een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet of daarop zijn aangesloten, aërosolen en daardoor, al dan niet samen met andere micro-organismen, meegevoerde legionellabacteriën kunnen vrijkomen in hoeveelheden die in geval van inademing nadelige gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid (hierna: relevante hoeveelheden inadembare aërosolen).

1.1.2. Per tappunt worden de volgende aspecten vastgelegd:

  • plaats tappunt (omschrijving ruimte);

  • type tappunt (b.v. gootsteen, wastafel, bad, douche, brandslang);

  • beoordeling of bij gebruik relevante hoeveelheden inadembare aërosolen kunnen vrijkomen.

1.2. Preventie aan tappunten

1.2.1. Indien uit de uitvoering van voorschrift 1.1. blijkt dat één of meer tappunten aanwezig zijn waarbij relevante hoeveelheden inadembare aërosolen kunnen vrijkomen, wordt tenminste één van de volgende maatregelen getroffen:

  • a.

    de aërosolvormende tappunten worden verwijderd;

  • b.

    in de toevoer naar het betreffende tappunt wordt een behandelingstechniek toegepast waardoor legionellabacteriën die in de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet zijn gegroeid, in voldoende mate worden geëlimineerd. Op verzoek van de inspecteur wordt aangetoond dat deze techniek effectief is en geen onaanvaardbare neveneffecten heeft op de volksgezondheid of het milieu;

  • c.

    overeenkomstig de paragrafen 2 tot en met 5 van deze bijlage wordt een risicoanalyse uitgevoerd voor het leidinggedeelte tussen het (centraal) leveringspunt van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet en het betreffende tappunt. Een leidingdeel dat alleen niet-aërosolvormende tappunten voedt, mag worden uitgesloten van de risicoanalyse mits aan het begin van dit leidingdeel een controleerbare keerklep aanwezig is en de aftakking direct na het (centraal) leveringspunt is aangebracht;

  • d.

    overeenkomstig de paragrafen 2 tot en met 5 van deze bijlage wordt een risicoanalyse uitgevoerd voor de gehele collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet.

1.2.2. Indien een maatregel als bedoeld in voorschrift 1.2.1, onder a, b, of c, is getroffen, kan de risicoanalyse worden afgesloten met inachtneming van het gestelde in voorschrift 4.7.

1.2.3. Voor zover periodieke maatregelen nodig zijn om het risico op besmetting door de aërosolvormende tappunten te beheersen, wordt een beheersplan opgesteld en uitgevoerd overeenkomstig artikel 17l en verder van dit besluit.

Paragraaf 2. Verzameling van gegevens met betrekking tot de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet

2.1. Ten behoeve van de risicoanalyse worden tenminste de volgende gegevens verzameld met betrekking tot de installatie:

  • installatietekeningen of daaraan gelijkwaardige tekeningen, schema’s of beschrijvingen waaruit de leidingloop, de positie van toestellen en relevante appendages (terugstroombeveiligingen) en tappunten blijkt;

  • een overzicht van de gebruikte toestellen;

  • de bedrijfswijze en de temperatuurinstelling (ontwerp en praktijk);

  • de temperatuur van het leidingwater op tappunten die ver verwijderd zijn van het (centraal) leveringspunt of het warmwatertoestel, tappunten met een lange uittapleiding en tappunten die weinig gebruikt worden.

2.2. Ten behoeve van de risicoanalyse worden tenminste de volgende gegevens verzameld met betrekking tot de omgeving:

  • ruimtetemperaturen (ontwerp, maximum etmaalgemiddelde);

  • temperaturen boven verlaagde plafonds of in schachten of (technische) ruimten waar zich leidingen bevinden;

  • temperaturen in wanden, vloeren of plafonds waarin zich andere, warme leidingen bevinden.

2.3. Ten behoeve van de risicoanalyse worden tenminste de volgende gegevens verzameld met betrekking tot het gebruik:

  • bedrijfstijden, waaronder de perioden waarin de installatie niet wordt gebruikt vanwege bijvoorbeeld vakantie- of seizoenssluiting;

  • gebruiksfuncties van het gebouw (deel);

  • gebruiksfrequentie.

2.4. De onder 2.1 tot en met 2.3 genoemde gegevens zijn zodanig dat daaruit ten behoeve van de risicoanalyse de volgende gegevens kunnen worden afgeleid:

  • de functie van de installatiecomponent;

  • de materiële gegevens van de installatiecomponent;

  • de bedrijfswijze van de installatiecomponent;

  • de temperatuur van de installatiecomponent.

Paragraaf 3. Verdeling van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet in hoofdfuncties

3.1. Ten behoeve van de risicoanalyse wordt de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet in vijf hoofdfuncties verdeeld:

  • 1.

    de grondstof, zijnde de kwaliteit van het water op de plaats waar de installatie op de plaats van levering is aangesloten;

  • 2.

    de drinkwater- of huishoudwaterinstallatie, zijnde het leidingnet tussen het centrale leveringspunt en alle tappunten;

  • 3.

    de warmtapwaterbereiding, zijnde alle warmwatertoestellen en hun onderlinge verbinding door middel van leidingen;

  • 4.

    het warmwaterleidingnet, zijnde het leidingnet tussen de uitlaat van de warmtapwaterbereiding en alle tappunten, inclusief eventuele circulatiesystemen. Indien mengwatertoestellen worden toegepast, vallen hieronder zowel het mengwatertoestel als het distributiesysteem na het mengwatertoestel tot de tappunten;

  • 5.

    de tappunten, zijnde de punten waar water door de gebruiker getapt wordt en de punten waar water voor andere huishoudelijke doeleinden gebruikt wordt waardoor het met mensen in contact kan komen.

Paragraaf 4. Risicoanalyse van component tot systeem

4.1. In de risicoanalyse wordt per hoofdfunctie als genoemd in voorschrift 3.1, van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet bepaald of er sprake is van een risico op groei van eventueel aanwezige legionellabacteriën.

4.2. Bij de risicoanalyse wordt de volgende procedure gevolgd:

  • 1.

    binnen de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet worden per hoofdfunctie als omschreven in voorschrift 3.1, componenten onderscheiden;

  • 2.

    vervolgens wordt per component een risicoanalyse uitgevoerd;

  • 3.

    daarna wordt per hoofdfunctie voor de gehele installatie een risicoanalyse uitgevoerd.

4.3.1 Bij de uitvoering van voorschrift 4.2, onder 1, wordt rekening gehouden met de volgende factoren die een verandering in de risicofactoren kunnen veroorzaken:

  • leidingvertakking. Het is hierbij met name van belang of de functie van een leiding en daarmee de gebruiksintensiteit verandert.

  • ruimte. Per ruimte wordt bezien of deze ruimte een verhoogde kans biedt op warme punten (hot spots) voor de drinkwaterinstallatieleidingen en warmwateruittapleidingen.

4.3.2. Toestellen worden als afzonderlijke componenten gezien.

4.3.3. De componenten worden genummerd, beginnend aan de inlaat van de hoofdfunctie en oplopend naar de eindpunten, en vervolgens op een rij gezet.

4.3.4. De nummering van de componenten wordt op het installatieschema ingetekend.

4.3.5. Per component worden de vereiste gegevens in een overzicht ingevuld.

4.3.6. De onder punt 4.3.5 bedoelde gegevens zijn:

  • unieke naam of omschrijving van de component;

  • functie, ter indicatie van de regelmaat en intensiteit van de doorstroming;

  • zichtbaarheid van de component. Indien componenten geheel in de gebouwconstructie zijn weggewerkt wordt dit vastgelegd;

  • waterinhoud van voorraadtoestellen en drinkwaterreservoirs;

  • aard van de ruimte(n), ter indicatie van te verwachten hoogste temperaturen;

  • dode leidingen;

  • hot spots;

  • omschrijving opvolgende leiding(en) / tappunt(en).

4.4. De risicobeschouwing per component van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet wordt gebaseerd op de in paragraaf 2 beschreven gegevens van de component. Op basis van deze gegevens worden de te verwachten (uiteenlopende) bedrijfstoestanden van de betreffende installatiecomponent bepaald. In combinatie met de hierbij behorende risicofactoren en risicokwalificatie, zoals gegeven in paragraaf 5, worden de risicokwalificatie en eventuele acties bepaald.

4.5. Om te bepalen welke redelijkerwijs te verwachten (combinatie van) bedrijfssituaties tot een maximaal risico op groei van legionellabacteriën kunnen leiden, wordt tenminste rekening gehouden met de volgende aspecten:

  • bewoners-, gebruikers-, en beheerdersgedrag;

  • onjuist functioneren van installatiecomponenten.

4.6. Risicoanalyse per hoofdfunctie en voor de gehele installatie.

  • 1.

    De risicoanalyse voor de gehele installatie wordt gebaseerd op de risicobeschouwing per hoofdfunctie als genoemd in voorschrift 3.1.

  • 2.

    De risicoanalyse per hoofdfunctie kan op de volgende wijze geschieden:

    • de eenvoudige werkwijze, waarbij de eis geldt dat geen enkele component van de hoofdfunctie, na eventuele acties, een negatief risico-oordeel heeft;

    • de formele risicoanalyse, waarbij gebruik wordt gemaakt van de symboliek die in voorschrift 5.2 is gegeven. Hiertoe wordt het risico-oordeel dat eerder per component is bepaald gesommeerd volgens de regels die daarvoor zijn gegeven.

4.7. Vastlegging van de uitkomsten van de risicoanalyse.

De uitkomsten van de risicoanalyse, de daarbij gehanteerde gegevens en de eventueel genomen maatregelen worden schriftelijk vastgelegd met vermelding van datum, een aanduiding van de leidingwaterinstallatie waar de risicoanalyse betrekking op heeft, alsmede de naam en hoedanigheid van de persoon die de risicoanalyse heeft uitgevoerd.

Paragraaf 5. Bij de risicoanalyse te hanteren risicofactoren en risicokwalificatie

Bij de risicobeschouwing gaat de eigenaar uit van de risicofactoren die in voorschrift 5.1 zijn genoemd en van de in voorschrift 5.2 genoemde risicokwalificatie.

5.1. Risicofactoren

5.1.1. Bij de risicoanalyse wordt tenminste rekening gehouden met de volgende risicofactoren die vermeerdering van legionellabacteriën in leidingwatersystemen bevorderen:

  • een watertemperatuur tussen 25 en 50 °C;

  • stilstaand water;

  • lange verblijftijd;

  • biofilm en sediment.

5.1.2. Bij de risicoanalyse wordt tenminste rekening gehouden met de volgende risicobeperkende factoren:

  • watertemperaturen onder 20 °C;

  • watertemperaturen tussen 20 en 25 °C, voor zover er maximaal een week stilstand is en een goede doorstroming;

  • watertemperaturen boven 50 °C;

  • watertemperaturen boven 60 °C (in verband met afdoding; zie punt 5.1.3.);

  • doorstroming;

  • korte verblijftijd.

5.1.3. In gevallen waarin uit de risicobeschouwing blijkt dat zich voor legionella gunstige groeiomstandigheden voordoen en de eigenaar ervoor kiest om dit risico te beheersen door naverwarming of het wekelijks verhogen van de temperatuur van het leidingnet (thermische desinfectie), houdt de eigenaar daarbij één van de volgende verhoudingen van temperatuur en tijd aan:

60 °C

10 minuten

20 minuten

65 °C

 1 minuut

10 minuten

70 °C

10 seconden

 5 minuten

5.1.4. Installaties worden zo ontworpen en bedreven dat temperaturen tussen 25 en 45 °C zoveel mogelijk worden vermeden, met name in combinatie met grote waterhoeveelheden, stilstaand water of lange verblijftijden.

Dit houdt in dat:

  • in zowel koud- als warmwatersystemen geen dode leidingen voorkomen;

  • opwarming van delen van drinkwater- of huishoudwaterinstallaties of van niet doorstroomde warmwateruittapleidingen tot boven 25 °C wordt voorkomen;

  • in geval van toepassing van alternatieve desinfecteermethoden, bij de risicobeschouwing de bij die methode aangetoonde verwijderings- of afdodingsfactoren worden gehanteerd, voor zover door beheersmaatregelen is gewaarborgd dat de methode in praktijk voortdurend deze mate van effectiviteit heeft.

5.1.5. Leidingen voor koud water die langer dan een week niet gebruikt worden, worden wekelijks gespoeld. Bij het spoelen wordt water getapt tot 10 seconden nadat een stabiele temperatuur is bereikt.

5.1.6. Leidingen voor warm water die langer dan een week niet gebruikt worden, worden wekelijks gespoeld. Bij het spoelen wordt water getapt tot 10 seconden nadat een stabiele temperatuur is bereikt.

5.2. Risicokwalificatie

Bij de risicokwalificatie wordt gebruik gemaakt van de symbolen + (afsterven legionellabacteriën), 0 (neutraal) en – (groei legionellabacteriën). Als referentie wordt uitgegaan van een concentratie van minder dan 100 kve/l. Hieronder wordt de betekenis van meerdere minnen en plussen gegeven.

Betekenis symbolen voor risicokwalificatie

0

geen groei

kans op beperkte groei

– –

kans op matige groei

– – –

kans op grote groei

+

beperkte reductie

++

matige reductie

+++

grote reductie

Bij serieschakeling van componenten of clusters van componenten gelden de volgende rekenregels voor de symbolen:

  • 1.

    Als meerdere componenten of clusters minnen of nullen scoren wordt de totale score gegeven door de slechtste score in de reeks. De component met de meeste minnen bepaalt de totale score. Meerdere componenten met een negatieve score worden dus niet opgeteld.

  • 2.

    Als één of meer componenten gezamenlijk negatief scoren kan dit door één of meer plussen worden gecompenseerd. Bij serieschakeling van componenten met plussen mogen de positieve scores worden opgeteld.

  • 3.

    Een min kan uitsluitend stroomafwaarts worden gecompenseerd door een plus; er kunnen geen plussen worden «gespaard».

  • 4.

    Iedere hoofdfunctie dient aan de eis van een score 0 te voldoen.

Hierna wordt voor diverse combinaties van risicofactoren de risicokwalificatie gegeven.

Risicokwalificatie als functie van risicofactoren

< 20 °C

onbeperkt

0

20 – 25

onbeperkt

01

> 25 – 45

< 2 dagen

02

> 25 – 45

> 2 dagen < 1 week

03

> 25 – 45

> 1 week

– – –

> 45 – 50

onbeperkt

– –

> 50 – 55

onbeperkt

0

> 55 – 60

> 1 uur

+

> 55 – 60

> 2 uur

++

> 55 – 60

> 3 uur

+++

> 60 – 65

> 3 min

+

> 60 – 65

> 5 min

++

> 60 – 65

> 10 min

+++

> 65 – 70

> 20 sec

+

> 65 – 70

> 40 sec

++

> 65 – 70

> 1 min

+++

Noten:

1. Bij temperaturen tussen 20 en 25 °C in combinatie met stilstand van langer dan een week of slechte doorstroming kan langzame uitgroei van de bacterie optreden tot boven de detectiegrens.

2. In dit temperatuurstraject wordt de risicokwalificatie «0» alleen gegeven in de situatie dat het water na die twee dagen overeenkomstig de in punt 5.1.3. gegeven standtijd tot een temperatuur van meer dan 60 °C verhit wordt. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan dan is er sprake van een langere duur van de periode met temperaturen tussen 25 en 45 °C en dient de risicokwalificatie te worden bepaald voor de gehele periode.

3. In dit temperatuurstraject wordt de risicokwalificatie «0» alleen gegeven in de situatie dat het water na die week overeenkomstig de in punt 5.1.3. gegeven standtijd tot een temperatuur van meer dan 60 °C verhit wordt. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan dan geldt een risicokwalificatie «– – –». Bij wekelijkse preventieve thermische desinfectie kan incidenteel een situatie ontstaan waarin legionellabacteriën in concentraties boven de detectiegrens voorkomen. Er is geen aanleiding om dan hoge concentraties te verwachten, zodat deze situaties als veilig kunnen worden beschouwd.

Voor leidingvolumes kleiner dan 1 liter is voor alle temperaturen boven 25° C de risicokwalificatie neutraal (0), mits sprake is van een goede doorstroming.

Bijlage

G

, behorend bij artikel 17q van het Waterleidingbesluit

Bepaling van het aantal meetpunten voor de uitvoering van het in artikel 17q bedoelde onderzoek van het leidingwater op de aanwezigheid van legionellabacteriën

Tot en met 50

 2

51–100

 4

101–200

 6

201–400

 8

401–800

10

801–1600

12

Meer dan 1600

14