Wet van 25 mei 1962, houdende instelling van een Bijstandkorps van burgerlijke rijksambtenaren, dat bestemd is voor dienst in Nederlands-Nieuw-Guinea

Instellingswet Bijstandkorps burgerlijke rijksambtenaren bestemd voor dienst in Nederlands-Nieuw-Guinea

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de voortschrijdende ontwikkeling in Nederlands-Nieuw-Guinea wenselijk is bij de wet regelen te stellen betreffende de rechtstoestand van Nederlanders, die ten dienste van het openbaar bestuur aldaar werkzaam zijn of zullen zijn;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

De rechten en verplichtingen van de leden van het Bijstandkorps worden bepaald:

  • a.

    door hetgeen bij of krachtens deze wet wordt bepaald;

  • b.

    door de voorschriften, welke met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde ambten zijn vastgesteld.

Artikel

6

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Onder bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorwaarden kunnen leden van het Bijstandkorps worden verplicht tijdelijk buiten Nederlands-Nieuw-Guinea werkzaam te zijn.

Artikel

9

Leden van het Bijstandkorps, die deel uitmaken van de zittende magistratuur in Nederlands-Nieuw-Guinea, kunnen, zolang zij een zodanige functie bekleden, niet dan op hun eigen verzoek als lid van het Bijstandkorps worden ontslagen noch als zodanig worden geschorst. Zij kunnen gedurende dat tijdvak niet worden verplicht tijdelijk buiten Nederlands-Nieuw-Guinea werkzaam te zijn. Hun kunnen geen voordelen worden onthouden welke de krachtens artikel 6 vastgestelde voorschriften aan vergelijkbare leden van het Bijstandkorps toekennen.

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Het ontslag van een lid van het Bijstandkorps, verleend omdat zijn bestemming in Nederlands-Nieuw-Guinea om uitsluitend bij de dienst gelegen redenen vervalt, wordt aangemerkt als een ontslag, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van het pensioenreglement.

Artikel

19

Artikel

20

De financiële aanspraken van de leden van het Bijstandkorps, voortvloeiende uit hetgeen krachtens artikel 6 wordt bepaald, alsmede de krachtens deze wet toegekende pensioenen en uitkeringen, komen ten laste van 's Rijks begroting.

Artikel

21

Artikel

22

Indien belanghebbenden geen pensioen of uitkering krachtens de voor landsdienaren van Nederlands-Nieuw-Guinea geldende pensioenregeling ontvangt en door hem geen verklaring werd overgelegd als bedoeld in het tweede lid van artikel 16, wordt op het pensioen en de uitkering, toegekend krachtens artikel 15, in mindering gebracht hetgeen in mindering zou zijn gebracht, indien het bepaalde in artikel 21 toepassing had kunnen vinden.

Artikel

23

Artikel

24

Vervallen

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

25

Artikel

26

Bij de toepassing van artikel 15 op gewezen leden van het Bijstandkorps, die krachtens het bepaalde in het eerste lid van artikel 25 lid van dat korps waren en hun weduwen en wezen, alsmede op de weduwen en wezen van leden van het Bijstandkorps, die krachtens evengenoemde bepaling lid van het Bijstandkorps waren, is de ordonnantie van 29 december 1958 (Gouvernementsblad no. 83), zoals die op de dag van inwerkingtreding van deze wet luidt, van overeenkomstige toepassing.

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Onze Minister en Onze Minister van Financiën kunnen bij gemeenschappelijke beschikking en onder daarbij te stellen voorwaarden aan rechtspersonen een overeenkomstige vergoeding als bedoeld in het eerste lid van artikel 28 toekennen ter vergoeding van aanspraken van personeel, waarvan de bezoldiging uit de openbare kas van Nederlands-Nieuw-Guinea wordt bekostigd en hetwelk Nederlander is. Daarbij kan het bepaalde in het tweede en het derde lid van artikel 28 van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel

30

De bepalingen van Titel II van de Ambtenarenwet 1929 vinden overeenkomstige toepassing op de wedde en toelagen, alsmede op de pensioenen, waarop de leden van het Bijstandkorps, dan wel hun weduwen en wezen aanspraak hebben ingevolge het bij en krachtens deze wet bepaalde.

Artikel

31

Tegenover de Staat beschikt de gehuwde vrouw zelfstandig over de wedde en toelagen of over het pensioen, aan haar als lid of als gewezen lid van het Bijstandkorps door de Staat verschuldigd.

Artikel

33

Deze wet treedt in werking met ingang van een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Binnenlandse Zaken, E. H. TOXOPEUS.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Th. H. BOT.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.