Artikel
1
1
Onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
goederen: roerende lichamelijke zaken, met uitzondering van binnenlandse en buitenlandse wettige betaalmiddelen;
Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302);
communautaire goederen: goederen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, onderdeel 7, van het Communautair douanewetboek;
invoer van goederen: de plaatsing van goederen onder enige douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, onder a, d en f, van het Communautair douanewetboek, alsmede iedere handeling die daarop kennelijk rechtstreeks is gericht;
uitvoer van goederen: de plaatsing van communautaire goederen onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, onder c, g en h, van het Communautair douanewetboek, alsmede iedere handeling die daarop kennelijk rechtstreeks is gericht;
College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven;
bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
2
Deze wet verstaat onder internationale afspraak mede een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
3
Voor de toepassing van de bij of krachtens deze wet ter zake van invoer gestelde regelen worden goederen als bedoeld in de artikelen 202, eerste lid, en 203, eerste lid, alsmede goederen met betrekking tot welke niet is voldaan aan enige verplichting of voorwaarde als bedoeld in artikel 204, eerste lid, van het Communautair douanewetboek, geacht te zijn geplaatst onder de douaneregeling, bedoeld in artikel 4, onderdeel 16, onder a, van dat wetboek.