Wet van 5 juli 1962, houdende een regeling op het gebied van de invoer en de uitvoer van goederen

In- en uitvoerwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter vervanging van bestaande wettelijke regelingen, een regeling op het gebied van de invoer en de uitvoer van goederen vast te stellen in het belang van de volkshuishouding, van de inwendige en uitwendige veiligheid des lands en van de internationale rechtsorde, mede in verband met daarop betrekking hebbende internationale afspraken of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

2b

Artikel

2c

Artikel 3

Vervallen

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

Indien bij of krachtens een invoer- of uitvoerbesluit, dan wel bij een regeling op grond van artikel 2, vierde lid, of artikel 7, eerste lid, restituties of bijdragen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, worden vastgesteld, worden bij of krachtens dat besluit, onderscheidenlijk bij die regeling, tevens regelen gesteld met betrekking tot:

  • a.

    de gevallen waarin aanspraak kan worden gemaakt op een restitutie of bijdrage, de grondslagen waarnaar de berekening van de uit te keren bedragen plaatsvindt en de tarieven van de restituties of bijdragen;

  • b.

    de aanspraak op en de voldoening van de toegekende bedragen.

Artikel

5b

Vervallen

Artikel

6

De verlening van een restitutie of bijdrage geschiedt schriftelijk.

Artikel

7

Artikel

8

Een regeling op grond van artikel 7, eerste lid, blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht, totdat een krachtens artikel 2, eerste lid, getroffen maatregel, welke hetzelfde onderwerp betreft, in werking treedt doch uiterlijk tot tien maanden na het in werking treden van de regeling.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

10a

Indien ter uitvoering van regelen, die mede op grond van artikel 2, derde lid, onder d, zijn gesteld, Onze bij die regelen aangewezen Minister nadere regelen stelt, zijn ten aanzien van rechten en aanspraken te verlenen krachtens die regelen, de artikelen 4, eerste en tweede lid, 5, 6, 9 en 10 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

11

Artikel

12

Vervallen

Artikel

12a

Vervallen

Artikel

12b

Artikel

13

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de wet nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel

18

Het is verboden ter zake van een aanvrage om vergunning, ontheffing, restitutie, bijdrage, een verklaring als in artikel 2b, eerste lid, bedoeld, of een recht of aanspraak als in artikel 10a bedoeld onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken.

Artikel

19

Artikel

19a

Vervallen

Artikel

19b

Vervallen

Artikel

19c

Vervallen

Artikel

19d

Vervallen

Artikel

19e

Vervallen

Artikel

19f

Vervallen

Artikel

19g

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Deze wet kan worden aangehaald als: In- en uitvoerwet.

Artikel

26

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Economische Zaken, J. W. DE POUS.
De Minister van Landbouw en Visserij, V. G. M. MARIJNEN.
De Minister van Buitenlandse Zaken, J. LUNS.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.
De Minister van Binnenlandse Zaken, E. H. TOXOPEUS.
De Minister van Financiën, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Defensie, S. H. VISSER.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.