Besluit van 29 januari 1963, houdende vaststelling van een aanvullende regel ten aanzien van de rechtspositie van de ambtenaren bij de Buitenlandse Inlichtingendienst

Rechtspositiebesluit Buitenlandse Inlichtingendienst

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Algemene Zaken van 16 oktober 1962, AC Nr. 147042 en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 17 oktober 1962, hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken, afdeling Algemene en Juridische Zaken, nr. A 622/U 3032;
Overwegende, dat het in verband met hun bijzondere taak wenselijk is een aanvullende regel betreffende de rechtspositie van de ambtenaren van de Buitenlandse Inlichtingendienst vast te stellen;
De Raad van State gehoord (advies van 21 november 1962, nr. 40);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

2

Artikel

3

Dit besluit kan worden aangehaald als "Rechtspositiebesluit Buitenlandse Inlichtingendienst".

Artikel

4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de dagtekening van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

Onze Ministers van Algemene Zaken en van Binnenlandse Zaken zijn, ieder voor zoveel hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan een afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Algemene Zaken, J. DE QUAY.
De Minister van Binnenlandse Zaken, E. H. TOXOPEUS.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.