Besluit van 27 maart 1963 ter uitvoering van artikel 60 van de Luchtvaartwet (Schadeloosstellingsregeling Luchtvaartwet)

Schadeloosstellingsregeling Luchtvaartwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 11 augustus 1960, afdeling wetgeving en publiekrecht, nr. 202.620/6B, mede namens Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Financiën;
De Raad van State gehoord (advies van 15 november 1960, nr. 37);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 12 maart 1963, afd. wetgeving en publiekrecht nr. 202.620/8X;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

2

Rechthebbenden op de schadeloosstelling zijn de eigenaar, de zakelijk gerechtigde, de pachter, de huurder, de huurkoper, degene die executoriaal beslag heeft gelegd en - zo het goed tot zekerheid in eigendom is overgedragen - de houder van het goed, voorzover zij schade lijden als rechtstreeks en redelijkerwijs niet te vermijden gevolg van een maatregel, krachtens de artikelen 58 of 59 van de Luchtvaartwet genomen, hierna te noemen: een maatregel.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Bij de vaststelling van de schadeloosstelling overeenkomstig artikel 4 wordt rekening gehouden met aan het goed, tijdens het gebruik, aangebrachte verbeteringen waarmede de rechthebbende op de schadeloosstelling is gebaat.

Artikel

7

De kosten, welke de rechthebbende op de schadeloosstelling heeft moeten maken als rechtstreeks en redelijkerwijs niet te vermijden gevolg van de maatregel, worden boven de in de voorgaande artikelen bedoelde schadeloosstelling - voorzover zij geacht kunnen worden daarin niet begrepen te zijn - vergoed.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Bij de vaststelling van de schadeloosstelling worden de van overheidswege gegeven prijsvoorschriften in acht genomen.

Artikel

11

Onze met de vaststelling van de schadeloosstelling belaste Minister is bevoegd in bijzondere gevallen van de artikelen 4 en 9 af te wijken, indien blijkt dat de toepassing van die bepalingen tot uitkomsten leidt, welke aanzienlijk verschillen van het bedrag der werkelijk geleden schade. Alsdan wordt de schadeloosstelling vastgesteld op het geldelijk nadeel hetwelk is ontstaan als rechtstreeks en redelijkerwijs niet te vermijden gevolg van de maatregel.

Artikel

12

Artikel

13

Dit besluit kan worden aangehaald als "Schadeloosstellingsregeling Luchtvaartwet".

Artikel

14

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Defensie, S. H. VISSER.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, H. A. KORTHALS.
De Minister van Financiën, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.