Wet van 22 mei 1963, houdende vaststelling van de Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag

Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is, in verband met het op 8 april 1960 te 's-Gravenhage tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland gesloten Verdrag nopens het verloop van de gemeenschappelijke landgrens, de grenswateren, het grondbezit in de nabijheid van de grens, het grensoverschrijdende verkeer over land en via de binnenwateren en andere met de grens verband houdende vraagstukken, met Bijlagen en Slotprotocol (Grensverdrag), enige wettelijke voorzieningen te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepaling

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    "Algemeen Verdrag", het op 8 april 1960 te 's-Gravenhage tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland gesloten Algemeen Verdrag tot regeling van met de grens verband houdende vraagstukken en andere tussen beide landen bestaande problemen (Trb. 1960, 67);

  • b.

    "Grensverdrag", het krachtens artikel 2 van het Algemeen Verdrag daarvan deel uitmakende Verdrag nopens het verloop van de gemeenschappelijke landgrens, de grenswateren, het grondbezit in de nabijheid van de grens, het grensoverschrijdende verkeer over land en via de binnenwateren en andere met de grens verband houdende vraagstukken, met Bijlagen en Slotprotocol (Trb. 1960, 68);

  • c.

    "grenswateren", oppervlaktewateren, met inbegrip van de oevers, die de Nederlands-Duitse grens overschrijden of ten dele deze vormen, met uitzondering van de Rijn, de Eems en de Dollard;

  • d.

    "openbare lichamen", de op het gebied van het Koninkrijk der Nederlanden en van de Bondsrepubliek Duitsland voor de grenswateren plaatselijk bevoegde provinciën, gemeenten en publiekrechtelijke lichamen.

Hoofdstuk

II

Vraagstukken, verband houdende met de overgang van grensgebieden

Artikel

2

De gebieden, welke op 31 december 1937 behoorden tot het grondgebied van het Duitse Rijk en krachtens artikel 1 van het Grensverdrag behoren tot het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, maken met ingang van de inwerkingtreding van het Grensverdrag deel uit van de gemeente: Vaals, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 5 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Kerkrade, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 6 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Kerkrade, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 7 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Kerkrade, voor zoveel betreft de aan het territoir dier gemeente aansluitende gebieden, gelegen langs de in § 8 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Eijgelshoven, voor zoveel betreft de aan het territoir dier gemeente aansluitende gebieden, gelegen langs de in § 8 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Ubach over Worms, voor zoveel betreft de aan het territoir dier gemeente aansluitende gebieden, gelegen langs de in § 8 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Ubach over Worms, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 9 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Schinveld, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 11 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Sittard, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 12 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Nieuwstadt, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 13 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Susteren, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 14 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Vlodrop, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 16 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Arcen en Velden, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 17 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Arcen en Velden, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 18 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Bergen, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 19 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Bergen, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 20 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Bergen, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 21, sub a, van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Ottersum, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 21, sub b, van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Ottersum, voor zoveel betreft het aan het territoir dier gemeente aansluitende gebied, gelegen langs de in § 22 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Groesbeek, voor zoveel betreft het aan het territoir dier gemeente aansluitende gebied, gelegen langs de in § 22 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Groesbeek, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 23 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens tussen de grensstenen 626 IX en 628; Groesbeek, voor zoveel betreft het aan het territoir dier gemeente grenzende gedeelte van het gebied, gelegen langs de overigens in § 23 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens tot een lijn, welke loopt als volgt: van grenspaal 629 bis V in een rechte lijn naar een punt, gelegen op de verbindingslijn tussen de palen 629 bis VII en 629 bis XIII, en wel op een afstand van 25 meter van paal 629 bis VII; van dit punt in een rechte lijn naar paal 629 bis XIII, van deze paal de voormalige rijksgrens volgend naar paal 630 X, van deze paal in een rechte lijn naar paal 630 XII, van deze paal de voormalige rijksgrens volgend naar paal 630 XIV, van deze paal in een rechte lijn naar paal 630 XVI, van deze paal de voormalige rijksgrens volgend naar paal 631, van deze paal in een rechte lijn naar paal 631 IV, van deze paal de voormalige rijksgrens volgend naar paal 631 VI, van deze paal naar een punt, gelegen op de verbindingslijn tussen de palen 631 VI en 631 XI, en wel op een afstand van 15 meter van paal 631 XI; van dit punt in een rechte lijn naar paal 632; Ubbergen, voor zoveel betreft het overige gebied, gelegen langs de in § 23 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Millingen aan den Rijn, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 24 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Zevenaar, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 26 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Bergh, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 27 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Bergh, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 28 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Bergh, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 29 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Gendringen, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 31 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Gendringen, voor zoveel betreft de aan het territoir dier gemeente aansluitende gebieden, gelegen langs de in § 32 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens, tot een lijn, vanuit het snijpunt van de grens tussen de gemeenten Gendringen en Dinxperlo met de oude rijksgrens loodrecht op de nieuwe rijksgrens getrokken; Dinxperlo, voor zoveel betreft het vanaf de laatstelijk hiervoor bedoelde lijn aan het territoir der gemeente Dinxperlo aansluitende gebied, gelegen langs de in § 32 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Dinxperlo, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 33 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Eibergen, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 34 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Eibergen, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 35 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Losser, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 36 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Losser, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 37 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Losser, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 38 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Losser, voor zoveel betreft het aan het territoir dier gemeente aansluitende gebied, gelegen langs de in § 39 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens, tot een lijn, vanuit het snijpunt van de grens tussen de gemeenten Losser en Denekamp met de oude rijksgrens loodrecht op de nieuwe rijksgrens getrokken; Denekamp, voor zoveel betreft het vanaf de laatstelijk hiervoor bedoelde lijn aan het territoir der gemeente Denekamp aansluitende gebied, gelegen langs de in § 39 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Denekamp, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 40 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Hardenberg, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 41 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Coevorden, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 42 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Coevorden, voor zoveel betreft de aan het territoir dier gemeente aansluitende gebieden, gelegen langs de in § 43 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Schoonebeek, voor zoveel betreft de aan het territoir dier gemeente aansluitende gebieden, gelegen langs de in § 43 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Bellingwolde, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 45 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Nieuweschans, voor zoveel betreft het gebied, gelegen langs de in § 46 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens; Beerta, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 47 van Bijlage A van het Grensverdrag beschreven nieuwe grens.

Artikel

3

De gebieden, welke op 31 december 1937 behoorden tot het grondgebied van het Duitse Rijk en krachtens artikel 2 van het Grensverdrag met ingang van de in dat artikel bedoelde tijdstippen zullen behoren tot het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, zullen met ingang van bedoelde tijdstippen deel uitmaken van de gemeente: Kerkrade, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 2 van Bijlage B van het Grensverdrag beschreven toekomstige grens; Vlodrop, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 3 van Bijlage B van het Grensverdrag beschreven toekomstige grens; Vlodrop, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 4 van Bijlage B van het Grensverdrag beschreven toekomstige grens; Denekamp, voor zoveel betreft de gebieden, gelegen langs de in § 5 van Bijlage B van het Grensverdrag beschreven toekomstige grens.

Artikel

4

Aan de in artikel 3 van de Grenscorrectiewet genoemde gemeenten wordt ten laste van Hoofdstuk VII A der rijksbegroting een vergoeding toegekend wegens de nog niet afgeschreven kapitaalsuitgaven, welke zij ten behoeve van en in verband met de krachtens deze wet aan het Rijk toegevoegde gebieden hebben gedaan, alsmede een vergoeding van de kosten der werken, welke zij ter uitvoering van het Grensverdrag nog moeten verrichten. De toekenning van deze vergoedingen geschiedt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel

5

De Grenscorrectiewet wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van het Grensverdrag ingetrokken.

Artikel

6

De drostambten Elten en Tudderen worden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van het Grensverdrag opgeheven.

Artikel

7

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van het vorige artikel. Hij kan terzake nadere regelen stellen.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Aan de Nederlanders, die op de dag, voorafgaande aan die van inwerkingtreding van het Grensverdrag, in dienst van de drostambten Elten en Tudderen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam waren en die in verband met de opheffing van de drostambten hun betrekking beëindigen, wordt, ten laste van Hoofdstuk VII A der rijksbegroting, een uitkering toegekend overeenkomstig de bepalingen van de Uitkeringsregeling 1952. De toekenning van deze uitkering en het nemen van beslissingen daaromtrent geschieden door Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel

13

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van artikel 11 van het Grensverdrag.

Artikel

14

In de gebieden, bedoeld in artikel 6 van het Grensverdrag, waarop de Grenscorrectiewet niet van toepassing is geweest, geldt voor de overgang van het Duitse naar het Nederlandse recht het bepaalde in de artikelen 15 tot en met 17.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Hoofdstuk

III

Grenswateren

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Hoofdstuk

IV

Slotbepalingen

Artikel

25

Vervallen

Artikel

26

Deze wet treedt in werking op het tijdstip, waarop het Grensverdrag in werking treedt.

Artikel

27

Deze wet kan worden aangehaald als "Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Binnenlandse Zaken, E. H. TOXOPEUS.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.
De Minister van Financiën, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Verkeer en Waterstaat a.i., J. VAN AARTSEN.
De Minister van Landbouw en Visserij, V. G. M. MARIJNEN.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.