Wet van 14 juli 1966, tot toekenning van gedeeltelijke compensatie voor de ingevolge de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (Stb. 1959, 139) geheven premie over een buitengewoon pensioen krachtens de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1947, H 420)

Wet toekenning gedeeltelijke compensatie voor ingevolge AOW en AWW geheven premie over een buitengewoon pensioen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is aan degenen, die ter zake van het genot van een buitengewoon pensioen krachtens de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1947, H 420) premie verschuldigd zijn ingevolge de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (Stb. 1959, 139), ook nà 31 december 1963 een vergoeding te verlenen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Op pensioenen, betrekking hebbende op perioden nà 31 december 1963, zijn de wetten van 23 oktober 1957 (Stb. 446 en 447) niet van toepassing.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, C. EGAS.
De Minister van Financiën, A. VONDELING.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, G. M. J. VELDKAMP.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.