Wet van 2 februari 1967, houdende overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen inzake overgangsrecht met betrekking tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Arbeidsongeschiktheidsuitkering

§

1

Arbeidsongeschiktheidsuitkering in aansluiting op bijslag ingevolge de Interimwet invaliditeitsrentetrekkers

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

§

2

Arbeidsongeschiktheidsuitkering in aansluiting op ziekengeld krachtens de Ziektewet of een daarmede overeenkomende uitkering

Artikel

12

§

3

Arbeidsongeschiktheidsuitkering in aansluiting op uitkering ingevolge de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of de Zeeongevallenwet 1919

Artikel

13

Degene, die op de dag, voorafgaande aan die, waarop artikel 19 van de Wet in werking treedt, recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919 en die op laatstbedoelde dag dat recht zou hebben behouden indien die wetten niet zouden zijn ingetrokken, heeft, tenzij het recht op die uitkering overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de Liquidatiewet ongevallenwetten blijft behouden dan wel overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van die wet wordt afgekocht, recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Artikel

15

Degene, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van de Liquidatiewet ongevallenwetten recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919 heeft, tenzij het recht op die uitkering overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van de Liquidatiewet ongevallenwetten wordt afgekocht, recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Indien met ingang van een dag, gelegen na 1 oktober 1966, doch vóór de dag, waarop artikel 19 van de Wet in werking treedt, de wettelijke bijslagen op renten bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of op uitkeringen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919, worden gewijzigd in verband met wijziging van het loonpeil, worden de in artikel 17, eerste lid, genoemde percentages bij algemene maatregel van bestuur dienovereenkomstig gewijzigd.

Artikel

19

Indien het in artikel 16, eerste en tweede lid, eerstbedoelde dagloon, eventueel verhoogd ingevolge de artikelen 17 en 18, minder bedraagt dan het bedrag, dat als dagloon zou gelden, indien ten aanzien van de betrokkene het bepaalde bij artikel 5, eerste of tweede lid, toepassing zou vinden, wordt het dagloon verhoogd tot laatstbedoeld bedrag. Het bepaalde in de vorige volzin blijft buiten toepassing ten aanzien van de vrouw, die bij het in werking treden van artikel 19 van de Wet gehuwd is.

Artikel

20

§

4

Bepalingen aan meer dan één van de in de paragrafen 1, 2 en 3 bedoelde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen gemeen, alsmede garantiebepalingen

Artikel

21

Toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van het bepaalde in de paragrafen 1, 2 en 3 geschiedt voor zoveel nodig in afwijking van het bepaalde in artikel 20 van de Wet.

Artikel

22

Indien op grond van de regelen inzake dagloon, gesteld bij of krachtens deze wet dan wel bij of krachtens de Wet, meer dan één dagloon in aanmerking komt om aan een arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag te worden gelegd, wordt daaraan ten grondslag gelegd het hoogste van die daglonen.

Artikel

23

Artikel

24

Indien het bepaalde in het eerste lid van het vorige artikel geen toepassing vindt, wordt voor de eerste maal, dat artikel 15 van de Wet, anders dan op grond van het bepaalde in het zevende lid van dat artikel, wordt toegepast, in het vierde lid van artikel 15 van de Wet met betrekking tot herziening van de overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5, eerste en derde lid, 16, 17, 18 en 19 vastgestelde daglonen in plaats van "het indexcijfer op de laatste dag van de maand, voorafgaande aan die, waarin artikel 19 in werking is getreden, onderscheidenlijk van het indexcijfer, waarop de laatste herziening is gebaseerd" gelezen: het indexcijfer, waarop de laatstelijk vastgestelde bedragen als bedoeld in artikel 5 van de Interimwet invaliditeitsrentetrekkers zijn gebaseerd.

Artikel

25

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Bij toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van het bepaalde in artikel 4, onderscheidenlijk in de artikelen 14 of 15, dan wel terwijl artikel 11, eerste lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten van toepassing is, vindt het bepaalde bij of krachtens de artikelen 23, 24 en 25 van deze wet en artikel 15 van de Wet voor zoveel deze artikelen toepassing hebben gevonden met ingang van een tijdstip, gelegen vóór de dag, met ingang waarvan vorenbedoelde uitkering wordt toegekend, overeenkomstige toepassing met betrekking tot het ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 5, onderscheidenlijk de artikelen 16, tweede lid, 17, 18 en 19, aan die uitkering ten grondslag te leggen dagloon.

Artikel

28

Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van degene, die aan deze wet arbeidsongeschiktheidsuitkering ontleent, wordt zolang de betrokkene tevens op grond van het bepaalde in artikel 4, eerste of tweede lid, of artikel 6, eerste lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 15 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 36 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, de mate van arbeidsongeschiktheid, ter zake waarvan hij recht op laatstgenoemde uitkering heeft, buiten aanmerking gelaten. Voor de toepassing van het bepaalde in de vorige volzin wordt de betrokkene geacht recht te hebben op de in die volzin laatstbedoelde uitkering, indien door zijn toedoen die uitkering niet wordt uitbetaald.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering van degene, ten aanzien van wie artikel 12, vierde lid, toepassing vindt, wordt met ingang van de dag, met ingang van welke dat lid toepassing vindt, ten grondslag gelegd het dagloon, dat ten grondslag zou zijn gelegd aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarop hij recht zou hebben gehad, indien artikel 12, eerste lid, op hem van toepassing zou zijn geweest, doch slechts indien laatstbedoeld dagloon hoger is dan het dagloon, dat laatstelijk aan eerstbedoelde uitkering ten grondslag werd gelegd.

Artikel

32

Artikel

33

Indien artikel 32 van toepassing is ten aanzien van een persoon, die recht had op meer dan één uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919 op de dag, voorafgaande aan die, waarop genoemde wetten werden ingetrokken, geldt de garantie, vervat in artikel 32, zolang geen van die uitkeringen in verband met verandering in de toestand als in dat artikel bedoeld, zou zijn verlaagd, indien genoemde wetten niet zouden zijn ingetrokken, tot de som van die uitkeringen en de in dat artikel bedoelde bijslagen.

Artikel

34

Artikel

35

Indien artikel 34 van toepassing is ten aanzien van een persoon, die op de dag, met ingang van welke artikel 6, vierde lid, 7, tweede lid, 10, eerste of tweede lid, of 11, eerste lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten toepassing vindt, indien geen van laatstgenoemde artikelen ten aanzien van hem toepassing zou hebben gevonden, recht op meer dan één uitkering als bedoeld in artikel 4, 5, 6 of 7 van die wet zou hebben gehad, geldt de garantie, vervat in artikel 34, zolang geen van die uitkeringen in verband met verandering in de toestand als in dat artikel bedoeld, zou zijn verlaagd, indien geen van de artikelen 6, vierde lid, 7, tweede lid, 10, eerste of tweede lid, en 11, eerste lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten ten aanzien van hem toepassing zou hebben gevonden, tot de som van die uitkeringen.

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Onze Minister kan ten aanzien van het bepaalde bij de artikelen 37, 38 en 40 nadere regelen stellen. Daarbij kan tevens worden geregeld, dat personen, wier arbeidsongeschiktheidsuitkering aansluit aan een uitkering ingevolge de Invaliditeitswet of een daarmede gelijk te stellen uitkering, aan een uitkering ingevolge de Interimwet invaliditeitsrentetrekkers, ingevolge de in artikel 3, eerste lid, onder a, b, c, d, e, f of g, van de Liquidatiewet ongevallenwetten genoemde wetten, dan wel ingevolge de Liquidatiewet ongevallenwetten, indien die arbeidsongeschiktheidsuitkering of het van deze uitkering uit te betalen bedrag op een lager bedrag wordt vastgesteld dan het bedrag van de vorenbedoelde uitkering(en), waarop de arbeidsongeschiktheidsuitkering aansluit, voor een hoger bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking komen.

Hoofdstuk

III

Voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid en andere voorzieningen

§

1

Voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid, in aansluiting op zodanige voorzieningen krachtens de Invaliditeitswet

Artikel

43

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen brengt degene, wiens genees- of heelkundige behandeling, daaronder mede verstaan opneming in een inrichting, op grond van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 99, 100, 105 en 113 van de Invaliditeitswet zou zijn voortgezet, indien de bepalingen van de Invaliditeitswet en van haar uitvoeringsbesluiten, ingevolge welke die behandeling is verleend, niet buiten werking zouden zijn getreden, op de voet van het bepaalde in § 3 van hoofdstuk II van de Wet voor voortzetting van die behandeling in aanmerking.

§

2

Voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid en andere voorzieningen, in aansluiting op zodanige voorzieningen krachtens de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of de Zeeongevallenwet 1919

Artikel

44

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen brengt degene, die ter zake van een ongeval, dat plaatsvond vóór de dag, waarop artikel 19 van de Wet in werking treedt,

hetzij vóór die dag genees- en heelkundige behandeling of vergoeding daarvoor als bedoeld in artikel 14 van de Ongevallenwet 1921, artikel 35 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, achtste lid, van de Zeeongevallenwet 1919 heeft gehad,

hetzij binnen een jaar, aanvangende op meergenoemde dag, recht op zodanige behandeling of vergoeding daarvoor zou hebben gehad, indien laatstgenoemde wetten niet zouden zijn ingetrokken,

een en ander tenzij de uitkering als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919, welke hem ter zake van eerdergenoemd ongeval is toegekend, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van de Liquidatiewet ongevallenwetten wordt afgekocht dan wel overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van die wet is afgekocht, op de voet van het bepaalde in § 3 van hoofdstuk II van de Wet voor zodanige behandeling of vergoeding daarvoor in aanmerking, indien hij daarop, zo de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 en de Zeeongevallenwet 1919 niet zouden zijn ingetrokken, recht zou hebben gehad.

Artikel

45

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen brengt degene, wiens opleiding op grond van het bepaalde bij artikel 25, eerste lid, of artikel 87c, derde lid, van de Ongevallenwet 1921, artikel 48, eerste lid, of artikel 95c, derde lid, van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 dan wel artikel 5, eerste lid, van het Reglement der Zeeongevallenregeling als bedoeld in artikel 2 van de Statuten van de Vereeniging "Zee-Risico" en/of wiens toelage op grond van het bepaalde in artikel 25, tweede lid, of artikel 87c, eerste lid, van de Ongevallenwet 1921, dan wel artikel 48, derde lid, of artikel 95c, eerste lid, van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, dan wel artikel 5, tweede lid, van vorengenoemd Reglement zou zijn voortgezet, indien de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 en de Zeeongevallenwet 1919 niet zouden zijn ingetrokken, op de voet van het bepaalde in § 3 van hoofdstuk II van de Wet voor voortzetting van die opleiding en/of vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk

IV

Vrijwillige verzekering

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Voor zover de termijn van drie jaren, genoemd in artikel 81, eerste lid, onder c en d, van de Wet, is gelegen vóór het in werking treden van artikel 19 van de Wet, wordt in genoemde bepalingen in plaats van "onafgebroken, al dan niet hier te lande, ingevolge het bepaalde bij of krachtens een wettelijke regeling een voorziening tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid op hem van toepassing is geweest" gelezen: onafgebroken de verzekering ingevolge deze wet op hem van toepassing zou zijn geweest of in verband met het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder a of b, niet op hem van toepassing zou zijn geweest, indien deze wet toen reeds in werking was geweest, dan wel buiten het Rijk, ingevolge het bepaalde bij of krachtens een wettelijke regeling, een voorziening tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid op hem van toepassing is geweest.

Artikel

51

Artikel

52

Ten aanzien van degene, die op grond van het bepaalde in artikel 6, derde lid, of artikel 7, derde lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten geen recht heeft op de in het eerste lid van die artikelen bedoelde uitkering, uitsluitend omdat hij vrijwillig verzekerd is ingevolge de Wet, en die niet verzekerd is ingevolge de Ziektewet, vindt ter zake van zijn ongeschiktheid als bedoeld in artikel 6, eerste of tweede lid, of artikel 7, eerste lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten, de wachtperiode van 52 weken arbeidsongeschiktheid, vermeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet, geen toepassing.

Hoofdstuk

V

Uitvoering

Artikel

53

Indien artikel 13, 14 of 15 van deze wet of artikel 11, eerste lid, van de Liquidatiewet ongevallenwetten toepassing vindt dan wel mede toepassing vindt – voor zover laatstgenoemd artikel betreft ter zake van een op of na de ingangsdatum van de in dat artikel het eerst genoemde uitkeringen ontstaan recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering – geschiedt de toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen:

  • a.

    indien het betreft aansluiting op een uitkering, als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921,

  • b.

    indien het betreft aansluiting op een uitkering, als bedoeld in artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922,

  • c.

    indien het betreft aansluiting op een uitkering, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919.

Artikel

54

Indien artikel 12 toepassing dan wel mede toepassing vindt, geschiedt – onverminderd het bepaalde in artikel 53 – de toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien het betreft het geval, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 1°, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat het ziekengeld verleende en, indien het betreft het geval, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 2°, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat ziekengeld zou hebben dienen te verlenen, indien betrokkene niet van de verzekering ingevolge de Ziektewet uitgezonderd zou zijn geweest.

Artikel

55

Indien uitsluitend artikel 3 of 4 van toepassing is, geschiedt de toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel

55a

Indien degene, die recht op toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering ontleent aan deze wet, lid of gepensioneerd lid is van de pensioenkas van het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg of van de pensioenkas van het Beambtenfonds voor het Mijnbedrijf, geschiedt de toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zo nodig in afwijking van het bepaalde in de artikelen 53, 54 en 55, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel

56

Vervallen

Artikel

57

Artikel

58

Vervallen

Artikel

59

Toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond of mede op grond van het bepaalde in de artikelen 3, 13, 14 of 15 vindt ambtshalve plaats.

Hoofdstuk

VI

Slotbepalingen

Artikel

60

Artikel

62

Degene, die ter zake van vóór de dag, waarop artikel 19 van de Wet in werking treedt, ingetreden invaliditeit uitzicht zou hebben op een na het verstrijken van de wachttijd als bedoeld in artikel 71 van de Invaliditeitswet ingaand recht op bijslag als bedoeld in artikel 3 van de Interimwet invaliditeitsrentetrekkers, indien die wet niet zou zijn ingetrokken, wordt onverminderd het bepaalde bij of krachtens de artikelen 53 tot en met 57, zolang hij niet verzekerd is ingevolge de Wet en geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, voor de toepassing van het bepaalde in § 3 van hoofdstuk II van die wet geacht ingevolge die wet verzekerd te zijn bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel

63

Artikel

64

Indien over een tijdvak, waarover een uitkering wordt genoten als bedoeld in artikel 16 van de Ongevallenwet 1921, artikel 37 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of artikel 2, eerste lid, onder a, van de Zeeongevallenwet 1919, naderhand een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan deze wet wordt ontleend, kan hetgeen als gevolg van het bepaalde bij of krachtens de Liquidatiewet ongevallenwetten over dat tijdvak aan eerstbedoelde uitkering ten onrechte is uitbetaald, geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd dan wel in mindering worden gebracht op de uit te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Artikel

65

Het in artikel 78 van de Wet bedoelde premiepercentage wordt zodanig vastgesteld, dat uiterlijk in vier jaren, te rekenen van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 19 van de Wet af, mede de verplichtingen, welke voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds als bedoeld in hoofdstuk III, § 2, van de Wet, voortvloeien uit het bepaalde bij of krachtens artikel 52, derde en vierde lid, van de Liquidatiewet invaliditeitswetten, worden gedekt door middel van premieheffing krachtens de Wet.

Artikel

66

Artikel

68

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

69

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

70

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering".

Artikel

71

Artikel

72

De artikelen van deze wet treden in werking met ingang van een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor de onderscheidene artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, G. M. J. VELDKAMP.
De Minister van Justitie, STRUYCKEN.