Besluit van 20 oktober 1969, houdende toepassing van de artikelen 14, 21, 28, 32, 34 en 75 van de Kernenergiewet

Vrijstellingsbesluit landsverdediging Kernenergiewet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Defensie en van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 10 februari 1969, no. 249.228/2 E, de Centrale Raad voor de Kernenergie gehoord;
Overwegende, dat in het belang van de landsverdediging voor bepaalde gevallen vrijstelling dient te worden verleend van de verboden, vervat in de artikelen 15 en 29 van de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82) en een overeenkomstige voorziening dient te worden getroffen ten opzichte van het krachtens artikel 34 van die wet gestelde verbod;
De Raad van State gehoord (advies van 26 maart 1969, no. 22);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers en voornoemde Staatssecretaris van 14 oktober 1969, no. 249.228/2Z;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Bij het vervoeren van splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, en bij het voorhanden hebben van zodanige stoffen bij opslag in verband met het vervoer, worden bij de toepassing van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen, de aan anderen dan Onze Minister toegekende bevoegdheden uitgeoefend door Onze Minister na overleg met Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.

Artikel

5

Artikel

5a

Vervallen

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

In de gevallen, waarin artikel 2, 3 of 5 van toepassing is, worden maatregelen genomen om gevaar en schade alsmede hinder van ernstige aard buiten het desbetreffende object zoveel mogelijk te voorkomen.

Artikel

9

In de gevallen, waarin artikel 2, 3 of 5 van toepassing is, pleegt Onze Minister, onderscheidenlijk de verantwoordelijke autoriteit van de betreffende bondgenootschappelijke mogendheid, voordat de betreffende werkzaamheden worden verricht, onder de nodige waarborgen inzake geheimhouding terzake overleg met Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, indien:

  • a.

    niet-militaire personen aan de werkzaamheden deelnemen of dergelijke personen geregeld moeten vertoeven ter plaatse, waar die werkzaamheden worden verricht;

  • b.

    splijtstoffen of radioactieve stoffen zich bij normaal bedrijf in de biosfeer kunnen verspreiden.

Artikel

10

Artikel

11

Onze Ministers van Defensie, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting, in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Defensie, W. DEN TOOM.
De Minister van Economische Zaken, L. DE BLOCK.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. J. H. KRUISINGA.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.