Artikel
1
1
Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij;
landbouw: akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen -, teelt van griendhout en elke andere vorm van bodemcultuur met inbegrip van bosbouw;
visserij: het vangen of kweken van vissen, schaal- en schelpdieren;
produkten: alle voortbrengselen van de landbouw en de visserij, alsmede de bij be- of verwerking daarvan verkregen voortbrengselen, derivaten en afvallen;
bedrijfslichaam: een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, ingesteld voor ondernemingen, die in het bedrijfsleven een functie vervullen ten aanzien van enig produkt;
landbouwkwaliteitsbesluit: een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2;
controle-instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, bedoeld in artikel 8.