Besluit van 22 juni 1971, tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit Registratiewet 1970

Uitvoeringsbesluit Registratiewet 1970

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 29 april 1971, nr. B71/8430, directie Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;
De Raad van State gehoord (advies van 2 juni 1971, nr. 7);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 18 juni 1971, nr. B 71/11449, directie Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Voor het registreren van een akte is verschuldigd een bedrag van € 3.

Artikel

2

Geen kosten zijn verschuldigd voor het registreren van:

  • a.

    akten welke zijn opgemaakt van verkrijgingen van in Nederland gelegen onroerende zaken en de rechten waaraan deze zijn onderworpen, als bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op belastingen van rechtsverkeer;

  • b.

    akten welke zijn opgemaakt van schenkingen in de zin van de Successiewet 1956;

  • c.

    akten waarop artikel 4, eerste lid, van de Registratiewet 1970 van toepassing is;

  • d.

    akten waaruit blijkt, dat zij kosteloos zijn opgemaakt op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wet op het Notarisambt van 9 juli 1842 (Stb. 20);

  • e.

    akten waaruit blijkt, dat zij zijn opgemaakt ter uitvoering van de Faillissementswet (Stb. 1893, 140);

  • f.

    akten waaruit blijkt, dat zij zijn opgemaakt ter uitvoering van hoofdstuk V, afdelingen 4 en 5, van de Woningwet, waaronder begrepen akten, opgemaakt ter zake van handelingen, verricht door toegelaten instellingen in de zin van artikel 70, eerste lid, van die wet, betreffende:

    • 1°.

      het verwerven, ontruimen en bouwrijp maken van terreinen,

    • 2°.

      het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens en bijbehorende gebouwen en werken,

    • 3°.

      het verwerven van bestaande woningen, standplaatsen en woonwagens en bijbehorende gebouwen en werken,

    • 4°.

      het treffen van voorzieningen aan woningen, standplaatsen en woonwagens en bijbehorende gebouwen en werken;

  • g.

    akten betreffende het aangaan, wijzigen of beëindigen van leerovereenkomsten, als bedoeld in artikel 2.22 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs of van praktijkovereenkomsten als bedoeld in artikel 7.2.8 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel

3

Artikel

4

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.