Artikel
1
Voor de toepassing van het bij dit besluit bepaalde wordt verstaan onder "wet": Wet op de dierenbescherming.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Voor de toepassing van het bij dit besluit bepaalde wordt verstaan onder "wet": Wet op de dierenbescherming.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
de zoogdiersoorten, die in Nederland niet in het wild leven;
de vogelsoorten, die in Nederland niet in het wild leven en buiten de werking vallen van de Vogelwet 1936;
alle soorten reptielen, amfibieën en vissen die in Nederland niet in het wild leven.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de wet wordt ontheffing verleend ten aanzien van:
inrichtingen, gehouden door of vanwege een publiekrechtelijk lichaam, waarin dieren van in artikel 2 aangewezen soorten om niet worden tentoongesteld of vertoond;
inrichtingen, waarin dieren van in artikel 2 aangewezen soorten voorradig plegen te worden gehouden ten verkoop aan particulieren, tenzij de inrichting zodanige dieren tevens heeft ingevoerd of te haren behoeve heeft doen invoeren;
inrichtingen waarin dieren van in artikel 2 aangewezen soorten worden vertoond, afgericht of ten verkoop voorradig worden gehouden.
Hij, die op de dag van inwerkingtreding van dit besluit een inrichting houdt, waarvoor ingevolge het bij en krachtens artikel 3 van de wet bepaalde een vergunning vereist is, wordt geacht die inrichting met vergunning van of vanwege Onze Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk te houden tot zes maanden na die dag.
Dit besluit, dat kan worden aangehaald als Besluit op de uitheemse dieren, treedt in werking op de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.
Onze Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.