De Onderwijsraad gehoord (adviezen van 31 januari 1972, OR/78 WVO en van 19 mei 1972, OR/78 WVO-I),
Besluit:
Artikel
1
De vakken waarin eindexamen wordt afgelegd, de verplichte en de keuzevakken, de wijze waarop vakken bij het schoolonderzoek worden geëxamineerd en de wijze waarop vakken bij het centraal geregelde gedeelte van het eindexamen worden geëxamineerd, worden vastgesteld volgens de bij deze beschikking behorende bijlage I.
Artikel
2
Het eindexamenprogramma wordt vastgesteld volgens de bij deze beschikking behorende bijlage II.
Artikel
3
De regels van slagen, afwijzen en verlenging van de praktische oefening/praktijktijd worden vastgesteld volgens de bij deze beschikking behorende bijlage III.
Zij wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en treedt voor elke afdeling in werking op hetzelfde tijdstip waarop het Eindexamenbesluit m.h.n.o. voor die afdeling in werking treedt.
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, C.vanVeen
Bijlage
I
Eindexamenvakken
Hoofdstuk
I
Aantal, soorten, verplichte en keuzevakken
A.
Vervallen
B.
1.
Voor de kandidaten van de afdeling interim algemene schakelopleiding omvat het eindexamen van het kernprogramma 6 vakken.
2.
Verplichte examenvakken zijn. Nederlandse taal en omgang met mensen.
textiele werkvormen (naaldvakken en stofversieren)
het gecombineerde vak handenarbeid/tekenen/textiele werkvormen
c.
één examenvak uit de vakken genoemd onder a en b.
C.
1.
Voor de kandidaten van de afdeling kinderverzorging/jeugdverzorging omvat het eindexamen 6 vakken.
2.
Verplichte examenvakken zijn: Nederlandse taal, kinderverzorging en -opvoeding gezondheidsleer en ziekenverzorging, spelleiding, handvaardigheid (handenarbeid);
3.
het zesde examenvak kiezen zij uit de vakken: moderne taal, biologie, tekenen, muziek.
D.
1.
Voor de kandidaten van de afdeling kostuumnaaien omvat het eindexamen 4 vakken.
2.
Verplichte examenvakken zijn. Nederlandse taal, naaldvakken (waaronder patroontekenen).
3.
Voor de overige twee examenvakken kiezen zij één examenvak uit de vakken: moderne taal, handelskennis, en één examenvak uit de vakken: tekenen, stofversieren.
E.
1.
Voor de kandidaten van de afdeling couture omvat het eindexamen 3 vakken.
Het derde examenvak kiezen zij uit de vakken: handelskennis, geschiedenis van de kleding, stofversieren.
F.
1.
Voor de kandidaten van de afdeling vormingsklas omvat het eindexamen 4 vakken.
2.
Verplichte examenvakken zijn: zorg voorde woning, de voeding en de kleding en gezondheidszorg, naaldvakken.
3.
De overige twee examenvakken kiezen zij uit de vakken: biologie, gezondheidsleer en ziekenverzorging, kinderverzorging en -opvoeding, stofversieren, handvaardigheid (handenarbeid), tekenen.
G.
1.
Het eindexamen van de afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs omvat de vakken:
a.
Nederlandse taal en letterkunde;
b.
Moderne vreemde taal en letterkunde;
c.
Eén van de volgende vier vakken:
Textiele werkvormen;
Huishoudkunde;
Gezondheidskunde;
Informatica;
d.
Drie vakken uit de vakken:
Tweede moderne vreemde taal en letterkunde, derde moderne vreemde taal en letterkunde, wiskunde-A, ‘wiskunde- B, natuurkunde, scheikunde, biologie, aardrijkskunde, geschiedenis en staatsinrichting, economie, handelswetenschappen en recht, tekenen, handvaardigheid en muziek, met dien verstande dat uit de vakken tekenen, handvaardigheid en muziek slechts één vak kan worden gekozen.
2.
Aan de kandidaat is toegestaan naast de vakken die door hem zijn gekozen als bepalend voor de uitslag van het eindexamen, in een of meer van de in het eerste lid, onder d, genoemde eindexamenvakken eindexamen af te leggen.
Hoofdstuk
II
Wijze van examineren van eindexamenvakken bij schoolonderzoek
1.
In elk geval worden mondeling ge-examineerd:
Nederlandse taal, moderne taal, tweede moderne taal, derde moderne taal, omgang met mensen, en voor de afdeling kinderverzorging/jeugdverzorging bovendien: kinderverzorging en opvoeding.
2.
In elk geval worden praktisch geëxamineerd:
spelleiding,
en voor de afdeling interim algemene schakelopleiding bovendien handenarbeid, tekenen en textiele werkvormen
Hoofdstuk
III
Volgens centraal vastgestelde opgaven voor het schriftelijk werk en richtlijnen voor het praktijkwerk worden geëxamineerd:
a.
Vervallen
b.
voor de afdeling interim algemene schakelopleiding schriftelijk Nederlandse taal, administratie, scheikunde natuurkunde.
c.
voor de afdeling kinderverzorging jeugdverzorging schriftelijk Nederlandse taal, gezondheidsleer en ziekenverzorging, kinderverzorging en opvoeding.
praktisch: handvaardigheid (handenarbeid);
d.
voor de afdeling kostuumnaaien schriftelijk Nederlandse taal en het vak handelskennis het onderdeel boekhouden
Voor de afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs.
schriftelijk: Nederlandse taal en letterkunde, eerste, tweede en derde moderne vreemde taal en letterkunde, wiskunde-A, wiskunde-B, natuurkunde, scheikunde, biologie, aardrijkskunde, geschiedenis en staatsinrichting, economie, handelswetenschappen en recht.
Behoort bij de beschikking van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen dd. 2 april 1973, BVO/J-216.171.
Bijlage
II
Eindexamenprogramma's
A
Vervallen
B
Afdeling interim algemene schakelopleiding
Nederlandse taal
Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:
luistervaardigheid
laten blijken dat een gesproken tekst begrepen is door het geven van een samenvatting en het beantwoorden van vragen.
spreekvaardigheid
uitbrengen van een verslag van iets dat beleefd, gehoord, gelezen is
voeren van een gesprek over gelezen boeken, een zelfgekozen en/of gegeven onderwerp
formuleren en verdedigen van een eigen mening
gebruik maken van goed geformuleerde en goed lopende zinnen. leersvaardigheid
voorlezen van een tekst die van tevoren gedurende korte tijd is ingezien, lettend op intonatie, interpunctie, verstaanbaarheid en vlotheid
laten blijken dat de tekst begrepen is door het geven van een samenvatting en het beantwoorden van vragen
schrijfvaardigheid
verslag doen van eigen ervaringen
produceren van een tekst over een zelfgekozen en/of gegeven onderwerp in een vrije of gebonden vorm
formuleren en toelichten van een eigen mening
gebruik maken van goed lopende zinnen en een aan de opdracht aangepaste stijl
Maximumduur van het centraal schriftelijk examen: 150 minuten.
Moderne taal
Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:
luistervaardigheid
Reageren op een mondeling aangeboden tekst door:
het geven van een samenvatting
het beantwoorden van vragen
het uitvoeren van instructies
spreekvaardigheid
Met een redelijke uitspraak in begrijpelijke zinnen:
een gesprek voeren
verslag doen van een gebeurtenis
een mening geven voor een onderwerp
leesvaardigheid
Een niet behandelde tekst, die van tevoren gedurende korte tijd is ingezien:
correct en met goede intonatie voorlezen
er blijk van geven deze tekst begrepen te hebben.
Schrijfvaardigheid
in goed lopende zinnen eigen gedachten schriftelijk weergeven
verslag doen van ervaringen
schriftelijk uitvoeren van verstrekte opdrachten
Huishoudkunde (zorg voor de woning, de voeding en de kleding)
Her onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:
hanteren van de voedingsmiddelentabel bij het samenstellen van gezinsmaaltijden
klaarmaken van gezinsmaaltijden met ingepaste eenvoudige dieetgerechten
aanbrengen van variaties in recepten en menu's - inkopen, bewaren en beoordelen op kwaliteit van voedingsmiddelen
samenstellen van menu's voor verschillende omstandigheden, rekening houdend met dieetpatiënten
bereiden van uitheemse gerechten en dranken - treffen van voorbereidingen voor en het verzorgen van feestjes en kleine ontvangsten
omgaan met en onderhouden van huishoudelijke apparaten aan de hand van gebruiksaanwijzingen
verrichten van kleine reparaties in de huishouding - noemen en beoordelen van functies van de Keuringsdienst van Waren
noemen en raadplegen van bronnen op het gebied van consumentenvoorlichting
noemen en raadplegen van veiligheidskeuringen voor woon- en werkmilieu
beoordelen van reklame op huishoudelijk gebied - beoordelen van werkkleding, werkmateriaal, textiel en woninginventaris op hun praktische toepasbaarheid
hygiënisch omgaan met voeding, woning, kleding en werkkleding en het hygiënisch gebruiken van werkruimte
onderhouden van eigen kleding en het kunnen beoordelen op geschiktheid - lezen van plattegronden met betrekking tot de woon- en werkruimte
aangeven hoe grondstoffen en voedingsstoffen zo goed en zuinig mogelijk gebruikt kunnen worden
noemen en beoordelen van waren en middelen die het milieu niet benadelen
milieubewust kunnen handelen met betrekking tot afvalverwijdering, schoonhouden en schoonmaken - kiezen van milieuveilige grondstoffen en producten
beoordelen van economisch gebruik van tijd, geld en arbeid tijdens huiselijke werkzaamheden.
Gezondheidszorg
Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:
aangeven van de motieven ten aanzien van de persoonlijke hygiëne en de hygiëne met betrekking tot de huishouding
treffen van maatregelen ter bestrijding van besmettingsgevaar
noemen van ongedierte en de bestrijding daarvan
noemen van maatschappelijke voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg
noemen van enkele taken van de Wereld Gezondheids Organisatie
aangeven van werkzaamheden van nationale en internationale hulporganisaties
uitleggen van enkele actuele problemen met betrekking tot het wereldbevolkingsvraagstuk en de ontwikkelingshulp
noemen van milieu-invloeden met betrekking tot het algemeen welzijn van de mens
noemen van maatregelen die getroffen worden door instanties die zich bezig houden met voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg
weergeven van de overheidsmaatregelen betreffende de bevordering van de gezondheid voor speciale leeftijdsgroepen
noemen van instellingen voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten
weten om te gaan met ventilatie, met verwarmings- en verlichtingsapparatuur
beoordelen van de verhouding tussen arbeid, rust en ontspanning
beoordelen van enkele vormen van vrije tijdsbesteding - beoordelen en toepassen van veiligheidsvoorschriften in woon- en werksituaties
beoordelen van voorschriften met betrekking tot gezondheid in leer- en werksituaties
Gezondheidsleer
Het onderzoek naar kennis, belangstelling en vaardigheid heeft betrekking op:
formuleren van het begrip gezondheid en ziekte - noemen van bouw en functies van het menselijk lichaam
aangeven van oorzaken en gevaren van over- en ondervoeding
noemen van preventieve maatregelen tegen ziekten
noemen van de symptonen van besmettelijke ziekten
noemen van maatregelen en voorschriften ter voorkoming van besmettelijke ziekten
aangeven van enkele algemene regels met betrekking tot het gebruik van medicijnen
verlenen van eenvoudige hulp bij ongevallen
beschrijven van de werking van een aantal genotmiddelen
formuleren van eigen mening betreffende het gebruik van genotmiddelen
geven van een overzicht betreffende de bijzondere voorzieningen voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten
doorzien van de reklame met betrekking tot de gezondheid
aangeven van verschillende vormen van anti-conceptie
Biologie
Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:
verzorgen en kweken van planten voor huis en tuin
verzorgen van huisdieren
beschrijven van het evenwicht in de natuur aan de hand van een bioscoop in eigen omgeving
benoemen van het menselijk lichaam in anatomische termen
beschrijven van de fysiologische processen van het menselijk lichaam
beschrijving van de functie micro-organismen - noemen van factoren die het milieu verstoren
kiezen van bestrijdingsmiddelen die het milieu niet verstoren
beschrijven van een biologische kringloop en de consequenties van verstoring
beschrijven van de wijze waarop de wisselwerking tussen mens en milieu plaatsvindt
onderhouden van een aangelegde sier-, balkon-, dak-, of groententuin
aanleggen en onderhouden van een kruidentuin
de begrippen pasteuriseren en steriliseren
Administratie
Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:
uitvoeren van eenvoudige rekenkundige bewerkingen
toepassen van het decimale en metrieke stelsel
berekenen van percentages, promillages, indexcijfers en gemiddelden
samenstellen van grafieken
berekeningen maken met behulp van tabellen en grafieken
berekeningen maken met vreemde valuta
werken met meet- en weegapparatuur
werken met tel- en rekenapparatuur
beoordelen van spaarregelingen en geldbeleggingsmogelijkheden op toepasbaarheid
-vergelijken van de voor- en nadelen van afbetalingssystemen
hanteren van ordeningssystemen
samenstellen van een kostenberekening
maken, omgaan en begrijpen van een eenvoudige begroting
toepassen van boekhoudkundige bewerkingen in verschillende vormen
begrijpen van een arbeidsovereenkomst en het omgaan daarmee
omgaan met en begrijpen van salaristabellen en salarisspecificaties
begrijpen van enkele hoofdzaken van ons belastingsysteem met betrekking tot de toekomstige werksituatie
beoordelen van verzekeringen die men kan afsluiten met betrekking tot voorwaarden en premies
noemen en de bedoeling aangeven van de sociale verzekeringswetten
aangeven van de bedoeling van de verschillende sociale wetten
geven van een waarde-oordeel over onze sociale wetgeving
aangeven hoe en wanneer gebruik te maken van de diensten van P.T.T., bankwezen, vervoersbedrijven en besteldiensten
berekeningen maken over mengsels, verdunningen en oplossingen
Maximum duur van het centraal schriftelijk examen: 150 minuten.
Oriëntatie in het beroepenveld
de leerling maakt tenminste 2 werkstukken: één werkstuk handelt over een aantal diensten en/of beroepen binnen de gezondheidszorg, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan doel, opleidingsmogelijkheden en eisen te stellen aan de beroepsbeoefenaren; één werkstuk handelt over een aantal diensten en/of beroepen binnen de welzijnszorg, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan doel, opleidingsmogelijkheden en eisen te stellen aan de beroepsbeoefenaren
de leerling geeft een mondelinge toelichting op ten minste één van de werkstukken Het verdere onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:
aangeven van het verschil tussen ethisch en professioneel gedrag
weergeven van een eigen opvatting over cummunicatie
weergeven van een eigen opvatting over sociale relaties.
Omgang met mensen
Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:
oordelen over het eigen functioneren in de groep en het functioneren van de groepsleden daarin
beoordelen welke factoren het samenleven en samenwerken positief of negatief beïnvloeden in verschillende situaties
oordelen over eigen gedrag in verschillende leersituaties
beoordelen welke factoren het eigen gedrag in verschillende situaties beïnvloeden
oordelen over de noodzaak van het beroepsgeheim in gegeven situaties
formuleren van een eigen mening over gedragingen van individuen en groepen in de samenleving
herkennen en begrijpen van menselijke gedragingen in diverse leeftijdsfasen en in bijzondere situaties
formuleren van een eigen mening over individuen en groepen met niet-gangbaar gedrag
aangeven van mogelijkheden tot het hanteren van probleemsituaties in de omgang met individuen en groepen.
temperatuurmeting (kamer- en koortsthermometer; Celsius en Kelvin)
berekening van hoeveelheden warmte
herkennen van het verstandig gebruik van energie
het begrip geluid
ontstaan verklaren; geluid als golfbeweging
geluidsvoortplanting in gassen, vloeistoffen en vaste stoffen verklaren
hoge en lage tonen; frequentie
uitleggen van het begrip resonantie
aangeven van hard en zacht geluid; amplitudo
herkennen van lichtbronnen
zon
kunstmatig licht
omschrijven van de begrippen
lichtvoortplanting
lichtbreking
lichtterugkaatsing
lichtabsorptie
omschrijven van de begrippen magneet en magnetisch veld
uitleggen van het begrip elektriciteit
statistische en dynamische elektriciteit
stroombronnen
toepassen van de begrippen
spanning
stroomsterkte
weerstand
Wet van Ohm
vermogen
warmte-ontwikkeling
Scheikunde
Het onderzoek naar kennis, belangstelling en vaardigheden heeft betrekking op:
weergeven van de opbouw van een atoom
proton
neutron
elektron
elektronenverdeling over de schillen (2, 8, 8)
periodiek systeem
weergeven van symbolen en eigenschappen van de elementen
Al – Ba – Ca – Fe – K – Cu – Hg – Pb – Mg – Na – Ag – Zn – Br – Cl – F – P – He – J – C – N – H – O – S en de toepassingen van koolstof, waterstof en zuurstof
omschrijven van de begrippen
mengsel
verbinding
molecuul
atoom
ion
samenstellen van chemische formules aan de hand van de ionentheorie
Wet van Proust
opstelling van chemische reactievergelijkingen
soorten reacties:
verbindingsreacties
ontledingsreacties
endotherme reacties
exotherme reacties
covalente binding en ionbinding
toepassen van de begrippen relatieve atoommassa en relatieve molecuulmassa
begrijpen van oxydatie en reductie
weergeven van formules, namen en algemene eigenschappen van de volgende zuren en basen
verklaren van het ontstaan van zouten met behulp van de ionentheorie
weergeven van namen, formules en enkele toepassingen van de eerste 8 alkanen en de eerste 3 alkenen
vergelijken van de alkaancarbonzuren mierezuur en azijnzuur met anorganische zuren
vergelijken van alkanolen met anorganische basen
Maximum duur van het centraal schriftelijk examen: 100 minuten.
C
Afdeling kinderverzorging/jeugdverzorging
Nederlandse taal
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het
a.
receptief – schriftelijk –,
b.
receptief – mondeling –,
c.
produktief – schriftelijk –,
d.
produktief – mondeling –,
gebruik van de Nederlandse taal, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is:
een gegeven tekst te begrijpen en de antwoorden op vragen naar aanleiding van de tekst te kiezen of in goedlopende zinnen weer te geven;
een gesprek naar aanleiding van een gelezen boek te voeren, waaruit blijkt dat de kandidaat met begrip kan luisteren (b) en een mening begrijpelijk kan weergeven (d);
een door de kandidaat zelf te bepalen gedachteninhoud of bepaalde hem verschafte gegevens in goed lopende zinnen en een goede stijl schriftelijk weer te geven (c);
een niet behandelde tekst, die van te voren gedurende korte tijd is ingezien, correct en met goede intonatie voor te lezen (d);
een gesprek te voeren naar aanleiding van de tekst, waaruit blijkt dat de kandidaat de tekst heeft begrepen (a) en zich duidelijk kan uitdrukken in de omgangstaal.
Maximumduur van het centraal schriftelijk examen: 150 minuten.
Moderne taal
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het gebruik van de moderne taal, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is:
een niet behandelde tekst, die van te voren gedurende korte tijd is ingezien, correct en met goede intonatie voor te lezen;
vragen te beantwoorden en een gesprek te voeren naar aanleiding van een gegeven tekst waaruit blijkt dat de kandidaat de tekst heeft begrepen, met begrip kan luisteren en zich duidelijk kan uitdrukken in deze taal.
Biologie
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar, bij het contact met de natuur, waaruit moet blijken dat de kandidaat:
a.
op de hoogte is van
voorwaarden voor het zich handhaven van levend organisme (stofwisseling en voortplanting) en in dit verband de hygiëne van het leefmilieu (lucht, water, bodem);
voorwaarden waaraan voldaan moet zijn wanneer men wil overgaan tot het houden van huisdieren, tot het inrichten van een volière, een aquarium, een terrarium;
mogelijkheden tot het houden van kamerplanten, het inrichten van kamertuin, balcontuin en andere recreatieve tuinen;
mogelijkheden tot contact van de mens met de natuur en het daarbij voorkómen van nadelige invloed op flora en fauna;
enkele levensgemeenschappen;
b.
in staat is de vaak beperkte mogelijkheden die er zijn inventief te gebruiken om in het kader van een pedagogische doelstelling de affectieve relatie van het kind met wat leeft te bevorderen.
Gezondheidsleer en ziekenverzorging
Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:
a.
de levensverrichtingen van het menselijk lichaam;
b.
de begrippen gezondheid en ziekte;
ziekte-oorzaken;
bronnen en wegen van besmetting;
reacties van het lichaam bij ziekte en besmetting;
maatregelen ter voorkoming en bestrijding van ziekte en besmetting;
c.
doelstelling en organisatiestructuur van de maatschappelijke gezondheidszorg in het bijzonder met betrekking tot de kinderhygiëne;
d.
de lichamelijke verzorging van het gezonde kind en de verzorging van het zieke of anderszins gehandicapte kind in de inrichting.
Duur van het centraal schriftelijk examen: 50 minuten.
Kinderverzorging en -opvoeding
Een onderzoek naar kennis van en inzicht in de hieronder genoemde aspecten van verzorging en opvoeding van het kind in gezin en tehuis:
a.
herkennen en voorzien van verschijnselen en gedragingen die behoren bij de normale geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van geboorte tot volwassenheid;
b.
de benadering van gedragsverschijnselen zoals duimzuigen, bedwateren, jokken, snoepen, stelen, angsten, lusteloosheid, sterke agressiviteit, schoolziekte, nagelbijten, sexuele spelletjes, al deze verschijnselen gezien in verschillende situaties;
c.
de mogelijkheden van het afwijkende en het gehandicapte kind (met geestelijke of lichamelijke afwijking of met dubbele handicap) in vergelijking met het normaal te noemen kind en de consequenties daarvan bij omgang, verzorging en opvoeding;
d.
de doelstelling van de opvoeding van het kind, zoals die kan variëren met onder andere de levensomstandigheden van het kind, de levensovertuiging van de ouders, de opvatting of bestemming van het tehuis;
e.
de persoon van de verzorger/opvoeder bij wie het kind verblijft en zijn rol in het opvoedingsproces; relatie tot het kind, onderlinge gevoelsbetrekkingen, identificatie, tolerantie en normering;
f.
het kind in het tehuis en hetgeen in deze situatie van invloed is zoals:
redenen van uithuisplaatsing;
organisatie van een tehuis en verantwoordelijkheid der medewerkers;
verhouding van het kind en de leider tot de ouders van het kind;
verhouding van het tehuis tot de gemeenschap (buurt, het dorp, clubwerk, feesten, vriendjes);
verhouding van het tehuis tot onderwijs en werk;
de groep (de groepssamenstelling, verticale, horizontale en coëducatieve groepssamenstelling, de structuur van de groep, de wederzijdse beïnvloeding van groep en leden, de rol van de leider in de groep);
het benutten van de mogelijkheden van het tehuis (inrichting van groeps- en slaapkamers en keuken; vieren van verjaardagen en feesten);
het scheppen van groei- en ontwikkelingsmogelijkheden (vrije expressie, creatief spel, vrije groepsvorming);
functie van specialistische medewerkers (arts, psycholoog, pedagoog, psychiater, maatschappelijk werkster);
sexuele voorlichting;
sportbeoefening, zakgeld;
jeugdlectuur, radio, televisie,
verkeersopvoeding;
vakliteratuur (boeken en tijdschriften).
Duur van het centraal schriftelijk examen: 90 minuten.
Spelleiding
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar bij het spel en de lectuurkeuze alsmede in het vertellen aan kinderen, waaruit moet blijken dat de kandidaat:
a.
op de hoogte is van
informatiebronnen op het gebied van het bovenvermelde en de wijze van raadplegen van die bronnen;
typen van spelen zoals kringspelen, balspelen, stilte-spelen, wedstrijdspelen, gezelschapsspelen, tik- en vangspelen, bewegings- en fantasiespelen, dansspelen, schimmenspel, poppenkastspel, kinderkermis;
toepasbaarheid, voorbereiding, regels, spelopbouw en wijze van aanleren van spelen als de hiervoor genoemde;
b.
in staat is onder verschillende omstandigheden passend te programmeren;
c.
zorg heeft voor de kinderen, de omgeving en het spel- en leesmateriaal en zijn rol van (bege)leider bewust weet te hanteren in het kader van een pedagogische doelstelling.
Handvaardigheid (handenarbeid)
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:
a.
het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar bij handenarbeid, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is onder verschillende omstandigheden handenarbeid-materiaal zó te kiezen en te introduceren en de activiteiten zó te stimuleren als past in het kader van een pedagogische doelstelling;
b.
het maken van werkstukken, waaruit moet blijken dat de kandidaat:
met creativiteit en technische beheersing gebruik weet te maken van beschikbaar gestelde gegevens, materialen en gereedschappen;
enig zicht heeft op de samenhang tussen functie en vorm;
zich bewust is van een juist gebruik en beheer van materialen en gereedschappen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.
Duur van het centraal praktisch examen, met inbegrip van een eventueel schriftelijke verantwoording: 360 minuten.
(Het centrale gedeelte van het examen wordt afgenomen zonder de aanwezigheid van kinderen).
Tekenen
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:
a.
het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar bij het tekenen, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is onder verschillende omstandigheden tekenmateriaal zó te kiezen en te introduceren en de activiteiten zó te stimuleren als past in het kader van een pedagogische doelstelling;
b.
het maken van werkstukken, waaruit moet blijken dat de kandidaat:
met creativiteit en technische beheersing gebruik weet te maken van beschikbaar gestelde gegevens en materialen;
enig zicht heeft op de samenhang tussen voorstelling, vorm, kleur, verhoudingen, technieken en materialen;
enige kennis heeft van de toepassingsmogelijkheden van materialen en technieken;
zich bewust is van een juist gebruik en beheer van materialen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.
Muziek
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar bij het beoefenen en beluisteren van muziek, waaruit moet blijken dat de kandidaat:
een passende keuze kan maken voor een muziekprogramma in diverse situaties;
beschikt over een repertoire aan liederen die geschikt zijn voor samenzang;
enig begrip heeft van muziekschrift en gevoel voor toonhoogte, maat, ritme en tempo;
het zingen van een lied aan kinderen kan leren;
met enige muzikale fantasie en durf gebruik weet te maken van enkele eenvoudige muziekinstrumentjes, waaronder één zelfgemaakt.
D
Afdeling kostuumnaaien
Nederlandse taal
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het
a.
receptief – schriftelijk –,
b.
receptief – mondeling –,
c.
produktief – schriftelijk –,
d.
produktief – mondeling –,
gebruik van de Nederlandse taal, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is:
een gegeven tekst te begrijpen en de antwoorden op vragen naar aanleiding van de tekst te kiezen of in goedlopende zinnen weer te geven;
een gesprek naar aanleiding van een gelezen boek te voeren, waaruit blijkt dat de kandidaat met begrip kan luisteren (b) en een mening begrijpelijk kan weergeven;
een door de kandidaat zelf te bepalen gedachteninhoud of bepaalde hem verschafte gegevens in goed lopende zinnen en een goede stijl schriftelijk weer te geven (c);
een niet behandelde tekst, die van te voren gedurende korte tijd is ingezien, correct en met goede intonatie voor te lezen (d);
een gesprek te voeren naar aanleiding van de tekst, waaruit blijkt dat de kandidaat de tekst heeft begrepen (a) en zich duidelijk kan uitdrukken in de omgangstaal.
Maximumduur van het centraal schriftelijk examen: 150 minuten.
Moderne taal
Een onderzoek naar kennis en inzicht en vaardigheid in het gebruik van de moderne taal, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is:
een niet behandelde tekst, die van te voren gedurende korte tijd is ingezien, correct en met goede intonatie voor te lezen;
vragen te beantwoorden en een gesprek te voeren naar aanleiding van een gegeven tekst, waaruit blijkt dat de kandidaat deze tekst heeft begrepen, met begrip kan luisteren en zich duidelijk kan uitdrukken in deze taal.
Handelskennis
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:
a.
Het voeren van een bedrijfsadministratie als instrument van een doelmatig beheer volgens de methode van het dubbelboekhouden en de hierbij behorende rekenkundige handelingen, met als doel het kunnen lezen, analyseren en interpreteren van administratieve gegevens:
geldschepping, inflatie, bestedings- en kosteninflatie, deflatie;
revaluatie en devaluatie.
2.
Doelmatig beheer van een onderneming:
de begrippen: ondernemer, onderneming, opbrengst, kosten, winst;
verband tussen: inkoop, verkoop, brutowinst;
nettowinst, ondernemersloon, rente eigen vermogen en vreemd vermogen, economisch resultaat;
afschrijvingen en de bestemming daarvan
3.
Vestigen en overnemen van een zaak:
definities, aansprakelijkheid, voor- en nadelen, continuïteit van: eenmanszaak, vennootschap onder firma, besloten vennootschap, naamloze vennootschap, coöperatieve vereniging;
4.
Externe organisatie:
voortstuwingsproces, bedrijfskolom: betekenis en vorm van handel, functies van de handel, afzet en handelsverkeer.
5.
Verkoopbevordering:
functies handel en ambacht, horizontale en verticale samenwerking, concrete en abstracte markt, marktgebied, marktsegmentatie, koopkracht, potentiële omzet, commerciële taken van de ondernemer,
Het gedeelte onder a wordt afgesloten met een centraal schriftelijk examen van 150 minuten.
De onderdelen b t/m e worden geëxamineerd door middel van schoolonderzoeken.
Naaldvakken (waaronder patroontekenen)
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:
a.
het vervaardigen van patronen voor kinder- en dameskleding tot en met maat 42 (m.u.v. mantelwerk) volgens gegeven plaat met eenvoudige belijning;
b.
het maken van een knipoverzicht op schaal van een gegeven model;
c.
de keuze van stof, kleur, model, versiering en accessoires in verband met de persoon en met de verwerkingsmogelijkheden van verschillende materialen;
d.
het vervaardigen van dameskleding met kraag en ingezette mouw (m.u.v. mantelwerk) naar voorgeschreven maat en model, waaraan twee van de volgende moeilijkheden voorkomen:
zak (of zakken)
sluiting
plooien
bijzondere figuurverwerking
voeren
inlegmateriaal verwerken
e.
een juist gebruik en beheer van materialen, gereedschappen en apparatuur, rekening houdend met kwaliteiten en kosten.
Duur van het centraal praktisch examen met inbegrip van een eventuele schriftelijke verantwoording: ten hoogste 35×50 minuten.
Het gedeelte onder d ten hoogste 30 × 50 minuten en ten minste 27×50 minuten, de overige gedeelten ten hoogste 8×50 minuten en ten minste 5×50 minuten.
Stofversieren
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het versieren van kledingstukken of onderdelen daarvan of van andere voorwerpen waaruit moet blijken dat de kandidaat:
in staat is met creativiteit verschillende technieken toe te passen met gebruikmaking van beschikbaar gestelde gegevens, materialen en gereedschappen;
enig zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, kleuren, verhoudingen, techniek en materiaal;
zich bewust is van een juist gebruik van materialen en gereedschappen, en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.
Tekenen
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:
a.
het schetsen van eenvoudige kleding en/of onderdelen ervan, voor een vrouwen- of kinderfiguur;
b.
het decoratief of illustratief tekenen al of niet naar aanleiding van a, waarbij moet blijken dat de kandidaat:
enig zicht heeft op de samenhang tussen voorstelling, vorm, kleuren, verhoudingen, technieken en materialen;
enige kennis heeft van de toepassingsmogelijkheden van materialen en technieken.
E
Afdeling couture
Handelskennis
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:
a.
Het uitvoeren van bedrijfseconomische vraagstukken:
1.
Rentabiliteit:
berekenen van: rentabiliteit eigen, vreemd en totaal vermogen, economisch resultaat.
2.
Kostprijs:
berekenen van:
directe en indirecte kosten;
opslagen van indirecte kosten in procenten van directe kosten volgens gewone en verfijnde opslagmethode;
voor- en nacalculatie;
prijs- en efficiency verschillen;
constante en variabele kosten;
bezettingsverschillen;
bedrijfsminimum.
3.
Liquiditeit en solvabiliteit:
aan de hand van balansen liquiditeit en solvabiliteit beoordelen
4.
Kredietprijs bij koop op afbetaling en persoonlijke leningen:
berekenen van.
genoten krediet;
kredietkosten;
gemiddelde looptijd;
omrekenen in een jaarbedrag en uitdrukken in procenten van het krediet.
b.
Het opstellen van handelsbrieven: Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:
c.
De wijze waarop een onderneming in het midden- en kleinbedrijf doelmatig wordt gefinancierd en beheerd:
1.
Kostensoorten:
kosten van materialen, grond- en hulpstoffen;
kosten van beschadiging, veroudering, bederf, gewichtsverlies, diefstal, opslag, geïnvesteerd vermogen;
kosten van duurzame bedrijfsmiddelen: afschrijving (met daaraan verbonden technische en economische levensduur), rente, onderhoud, verzekering;
kosten van arbeid;
loon (tijd- en stukloon) sociale lasten, verstrekkingen in natura;
kosten van diensten door derden;
kosten van belastingen en heffingen;
invoerrechten, accijnzen, motorrijtuigenbelasting, heffing bedrijfschap, hoofdbedrijfschap en produktschap.
eisen voor geldigheid: koop, verkoop, huur, verhuur, koop of afbetaling, huurkoop, arbeidsovereenkomst, lastgeving.
6.
Bedrijfswetten:
Vestigingswet bedrijven 1954, Vestigingswet detailhandel 1972. Handelsregisterwet, Handelsnaamwet, Uitverkoopwet, Winkelsluitingswet, Warenwet, IJkwet, Wet op het ordelijk economisch verkeer, Hinderwet, Wet op de ruimtelijke ordening, Colportagewet.
7.
Faillissement:
aanvraag, publikatie, curator:
preferente en concurrente schulden;
onderhands of gerechtelijk accoord;
slotuitdelingslijst;
surséance van betaling.
Het gedeelte onder a wordt afgesloten met een centraal schriftelijk examen van 120 minuten.
De onderdelen b t/m d worden geëxamineerd door middel van schoolonderzoeken.
Geschiedenis van de kleding
Een onderzoek, aan de hand van afbeeldingen, naar kennis van en inzicht in:
kleding volgens de westerse mode van de 20e eeuw;
kleding van een vroegere periode uit de geschiedenis, naar keuze van de kandidaat.
Naaldvakken (waaronder patroontekenen)
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:
a.
het tekenen op ware grootte of schaal 1 op 2 van patronen van dameskleding waar van de plaat gegeven is en waarin twee der volgende moeilijkheden voorkomen:
het maken van een knipoverzicht op schaal van een dameskledingstuk, waarin andere – uit de onder a genoemde – moeilijkheden voorkomen dan in de opdracht onder a;
c.
de keuze van stof, kleur, model, versiering en accessoires in verband met de persoon, met de aard van het kledingstuk en het doel ervan en met de verwerkingsmogelijkheden van het materiaal;
d.
het maken van een dameskledingstuk voor een levend model, naar verstrekte plaat en van verstrekte materialen waarin 3 van de onder a genoemde en/of volgende moeilijkheden voorkomen:
Duur van het centraal praktisch examen – met inbegrip van een eventuele schriftelijk verantwoording – : ten hoogste 40×50 minuten.
Het gedeelte onder d ten hoogste 34×50 minuten en ten minste 30×50 minuten; de overige gedeelten ten hoogste 10×50 minuten en ten minste 6×50 minuten.
Stofversieren
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het versieren van kledingstukken of onderdelen daarvan of van accessoires, waaruit moet blijken dat de kandidaat:
in staat is met gebruikmaking van beschikbaar gestelde materialen en gereedschappen een opdracht in een aangegeven techniek creatief en in vrije interpretatie – eventueel aan de hand van een verstrekte schets – uit te voeren;
zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, kleuren, verhoudingen, techniek en materiaal;
zich bewust is van een juist gebruik van materialen en gereedschappen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.
Tekenen (ontwerptekenen)
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het tekenen in verschillende technieken van kleding en/of onderdelen ervan voor vrouwen en/of kinderfiguren, alsmede het ontwerpen van decoratieve of versierende motieven of accessoires hiervoor, waarbij moet blijken dat de kandidaat:
enig zicht heeft op de samenhang tussen voorstelling, vorm, kleuren, verhoudingen, technieken en materialen;
enige kennis heeft van de toepassingsmogelijkheden van materialen en technieken.
F
Afdeling vormingsklas
Biologie
Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:
de levensverrichtingen van levende organismen:
ademhaling, voeding, voortplanting, biologisch evenwicht en het verband hiervan met de hygiëne van het sociaal leefmilieu, lucht, water, bodem;
hygiëne in de huishouding;
mogelijkheden tot contact van de mens met de natuur en het daarbij voorkómen van nadelige invloeden op flora en fauna.
Behalve naar kennis en inzicht wordt bij de volgende onderwerpen ook een onderzoek gedaan naar de vaardigheid in:
de verzorging van en omgang met de meest voorkomende huisdieren;
de verzorging van kamerplanten, bloembakken, het opkweken van bloembollen in huis, balcontuin e.a. recreatieve tuinen;
het maken van eenvoudige bloemstukjes.
Gezondheidsleer en ziekenverzorging
Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:
a.
de levensverrichtingen van het menselijk lichaam;
b.
de begrippen gezondheid en ziekte;
ziekte-oorzaken;
bronnen en wegen van besmetting;
reacties van het lichaam bij ziekte en besmetting;
maatregelen ter voorkoming en bestrijding van ziekte en besmetting;
c.
de doelstelling en organisatiestructuur van de maatschappelijke gezondheidszorg;
d.
de lichamelijke verzorging van de gezonde mens en de verzorging van de zieke of anderszins gehandicapte mens in de huiselijke omgeving.
Zorg voor de woning, de voeding en de kleding en gezondheidszorg
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:
a.
het op huishoudelijk gebied verantwoord gebruik van materiaal, tijd en arbeidskracht, alsmede van kwaliteitsaanduidingen en gebruiksaanwijzingen;
b.
het binnen gegeven materiële mogelijkheden verzorgen van een goede maaltijd, van verfrissingen en versnaperingen voor een gegeven situatie;
c.
het voor een gegeven situatie in goede conditie brengen van een leef- of werkruimte;
d.
het binnen gegeven materiële mogelijkheden onderhouden van textiele kleding en woningtextiel.
Dit alles gericht op de huishouding van alleenwonenden en gezin.
Kinderverzorging en -opvoeding
Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:
de ontwikkeling van het kind tot volwassene en de invloed die daarbij uitgaat van de omgeving/maatschappij en van de verzorger/opvoeder in het bijzonder.
Naaldvakken
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:
a.
het maken van werkstukken waaruit moet blijken dat de kandidaat:
in staat is met creativiteit en technische beheersing gebruik te maken van beschikbaar gestelde materialen en gegevens;
enig zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, versiering, techniek en materiaal;
zich bewust is van een juist gebruik en beheer van materialen en gereedschappen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten;
b.
het bewust kiezen van een aan verschillende situaties aangepaste kleding met bijbehorende accessoires.
Stofversieren
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het versieren van kledingstukken of onderdelen daarvan of van andere voorwerpen waaruit moet blijken dat de kandidaat:
in staat is met creativiteit verschillende technieken toe te passen met gebruikmaking van beschikbaar gestelde materialen en gereedschappen;
enig zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, kleuren, verhoudingen, techniek en materiaal;
zich bewust is van een juist gebruik van materialen en gereedschappen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.
Handvaardigheid (handenarbeid)
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het maken van werkstukken, waaruit moet blijken dat de kandidaat:
met creativiteit en technische beheersing gebruik weet te maken van beschikbaar gestelde gegevens, materialen en gereedschappen;
enig zicht heeft op de verhouding van functie en vorm;
zich bewust is van kwaliteiten en kosten.
Behoort bij de beschikking van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen dd. 2 april 1973, BVO/J–216. 171.
Tekenen
Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het maken van werkstukken in het platte vlak, waaruit moet blijken dat de kandidaat:
in staat is met creativiteit en technische beheersing gebruik te maken van beschikbaar gestelde gegevens, daartoe geëigende materialen en gereedschappen;
enig zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, kleur, voorstelling, techniek en materiaal;
zich bewust is van een juist gebruik en beheer van materialen en gereedschappen, en
zich bewust is van kwaliteiten en kosten.
Bijlage
III
Regels van slagen, afwijzen en verlenging van praktische oefening/praktijktijd
A
Vervallen
B
Afdeling interim algemene schakelopleiding
1.
De kandidaat is geslaagd, indien:
a.
alle eindcijfers ten minste 6 bedragen
b.
één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen
c.
één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 36 of meer bedraagt, of
d.
twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 37 of meer bedraagt
2.
De overige kandidaten zijn afgewezen.
C
Afdeling kinderverzorging/jeugdverzorging
1.
De kandidaat is geslaagd, indien
a.
alle eindcijfers ten minste 6 bedragen en de beoordeling van de praktische oefening ten minste voldoende is, of
b.
één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de beoordeling van de praktische oefening ten minste voldoende is, of
c.
één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 36 of meer bedraagt en de beoordeling van de praktische oefening ten minste voldoende is, of
d.
één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 35 bedraagt en de beoordeling van de praktische oefening goed is, of
e.
twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 37 of meer bedraagt en de beoordeling van de practische oefening voldoende is, of
f.
twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 36 bedraagt en de beoordeling van de praktische oefening goed is.
2.
Vervallen
3.
Indien de beoordeling van de praktische oefening onvoldoende is doch de beoordeling van de eindexamen vakken voldoet aan de daarvoor onder 1a, b, c, d, e en f gestelde regels, wordt aan de kandidaat een verlenging van de praktische oefening toegestaan.
4.
De overige kandidaten zijn afgewezen.
D
Afdeling kostuumnaaien
1.
De kandidaat is geslaagd, indien
a.
alle eindcijfers ten minste 6 bedragen, of
b.
één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) ten minste 6 bedragen, of
c.
één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers waarbij dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) dubbel telt, 30 of meer bedraagt.
2.
Vervallen
3.
De overige kandidaten zijn afgewezen.
E
Afdeling Couture
1.
De kandidaat is geslaagd, indien
a.
alle eindcijfers ten minste 6 bedragen, of
b.
één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) ten minste 6 bedragen, of
c.
één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers waarbij dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) dubbel telt, 24 of meer bedraagt.
2.
Vervallen
3.
De overige kandidaten zijn afgewezen.
F
Afdeling Vormingsklas
1.
De kandidaat is geslaagd, indien
a.
één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen, of
b.
één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 24 of meer bedraagt.
2.
Vervallen
3.
De overige kandidaten zijn afgewezen.
G
Afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs
1.
De kandidaat is geslaagd, indien
a.
één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen, of
b.
één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 36 of meer bedraagt, of
c.
twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 37 of meer bedraagt.
2.
De kandidaat is toegelaten tot een herexamen, indien
a.
één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 34 of 35 bedraagt, of
b.
één eindcijfer 3 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 35 of meer bedraagt, of
c.
twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 34 of meer bedraagt, of
d.
één eindcijfer 4, één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 35 of meer bedraagt.
3.
De overige kandidaten zijn afgewezen.
Behoort bij de beschikking van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen dd. 2 april 1973, BVO/J-216.171.