Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 17 februari 1975, nr. AW75/136, Directoraat-Generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie;
Overwegende, dat het in verband met hun bijzondere taak wenselijk is een aanvullende regel betreffende de rechtspositie van de ambtenaren van de militaire inlichtingendiensten vast te stellen;
De Raad van State gehoord (advies van 16 april 1975, nr. 23);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 28 mei 1975, nr. AW75/428, Directoraat-Generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden, uitgebracht mede namens Onze Minister van Defensie.