Wet van 30 juni 1976, tot instelling van een Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
Instellingswet W.R.R.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel
2
De Raad heeft tot taak:
-
a.
ten behoeve van het Regeringsbeleid wetenschappelijk gefundeerde informatie te verschaffen over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden en daarbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden en te verwachten knelpunten, probleemstellingen te formuleren ten aanzien van de grote beleidsvraagstukken, en beleidsalternatieven aan te geven;
-
b.
een wetenschappelijk gefundeerd kader te ontwikkelen dat de regering ten dienste staat voor het stellen van prioriteiten en het voeren van een samenhangend beleid;
-
c.
ten aanzien van werkzaamheden op het gebied van toekomstonderzoek en planning op lange termijn, zowel binnen als buiten de overheid, voorstellen te doen inzake het opheffen van structurele tekortkomingen, het bevorderen van bepaalde onderzoekingen en het verbeteren van communicatie en coördinatie.
Artikel
3
2
Wij benoemen op voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, gedaan in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers, de voorzitter en de overige leden van de Raad.
3
De voorzitter en de overige leden worden, behoudens door Ons tussentijds verleend ontslag, benoemd voor vijf jaren. Zij zijn eenmaal terstond opnieuw benoembaar.
4
Hij die is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op hetzelfde tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou moeten aftreden.
5
In afwijking van het derde lid, tweede volzin, en het vierde lid, is de voorzitter tweemaal terstond opnieuw benoembaar indien deze is benoemd ter vervulling van een plaats die tussentijds is opengevallen binnen een jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop degene in wiens plaats de voorzitter is benoemd, zou moeten aftreden.
Artikel
4
Artikel
5
De rechtspositie van de voorzitter en de overige leden wordt nader geregeld bij Algemene Maatregel van Bestuur.
Artikel
6
Artikel
7
Artikel
7a
1
De Raad stelt na overleg met Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, een werkprogramma vast.
Artikel
8
1
De Raad steunt bij de uitvoering van zijn taak mede op de uitkomsten van door andere instellingen verricht onderzoek.
2
Diensten en instellingen van de centrale overheid en van de lagere publiekrechtelijke organen zijn gehouden aan de Raad de benodigde informatie te verschaffen.
3
De Raad kan zich rechtstreeks tot andere instellingen en personen wenden met een verzoek om informatie.
4
Onze Ministers dragen er zorg voor dat de Raad, voor zover zulks dienstig kan zijn voor de uitoefening van zijn taak, tijdig in kennis wordt gesteld van het toekomstonderzoek dat onder hun verantwoordelijkheid wordt verricht en de resultaten daarvan alsmede van veronderstellingen en voornemens voor het beleid op lange termijn.
Artikel
9
Artikel
10
De Raad kan zelfstandig verzoeken bepaalde studies of onderzoekingen te doen ondernemen. Dit geschiedt door tussenkomst van Onze betrokken Ministers, voor zover het diensten en instellingen, werkzaam onder hun verantwoordelijkheid, betreft.
Artikel
11
Vervallen
Artikel
12
1
De Raad brengt zijn rapporten aan de regering uit door tussenkomst van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken.
Artikel
13
Artikel
14
De Raad kan nadere regelen stellen voor zijn werkwijze.
Artikel
15
Vervallen
Artikel
16
Deze Wet kan worden aangehaald als Instellingswet W.R.R.
Artikel
17
Vervallen
Artikel
18
Vervallen
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.