Artikel
1
In dit besluit wordt onder "wet" verstaan: Opiumwet (Stb. 1976, 425).
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt onder "wet" verstaan: Opiumwet (Stb. 1976, 425).
De verboden, gesteld in artikel 2, eerste lid, onder B en C, van de wet gelden niet voor:
het aanwezig hebben, vervoeren en dorsen van bolkaf dat is bestemd om na het dorsen ter plaatse van het dorsen te worden vernietigd;
het aanwezig hebben, dorsen, verkopen, afleveren en vervoeren van bolkaf dat is bestemd om te worden afgeleverd aan de houder van een verlof, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, voor de vervaardiging van opiumalkaloïden;
het bewerken, verkopen, afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van de al of niet gesteelde vruchten van bolkaf, welke zijn bestemd om te worden gebezigd als versiersel.
De verboden, gesteld in artikel 2, eerste lid, onder B en C, van de wet gelden niet voor preparaten welke codeïne bevatten in een verhouding van 1 op 2000 of minder, en geen andere van de op de bij de wet behorende Lijst I vermelde substanties bevatten.
De verboden, gesteld in artikel 3, eerste lid, onder B, van de wet, gelden niet voor hennep die kennelijk bestemd is voor de winning van vezel of de vermeerdering van zaad voor de productie van vezelhennep, met dien verstande dat de uitzondering van het verbod op het telen van hennep slechts geldt voorzover de teelt plaatsvindt in de volle grond en in de open lucht.
Het verbod op het aanwezig hebben, bewerken of verwerken, gesteld in artikel 3, eerste lid, onder B en C, van de wet, geldt niet voor barbital of een preparaat dat barbital bevat, voorzover kennelijk bestemd voor analytisch-chemische doeleinden.
Het verbod, gesteld in de artikelen 2, eerste lid, onder A, en 3, eerste lid, onder A, van de wet, alsmede het verbod op het aanwezig hebben, verwerken of vervoeren, gesteld in de artikelen 2, eerste lid, onder B en C, en 3, eerste lid, onder B en C, van de wet, gelden niet voor diagnostisch materiaal ter opsporing en identificatie van middelen waarop de wet betrekking heeft, indien de concentratie van elk van de daarin aanwezige middelen niet hoger is dan 0,01%.
Het verbod, gesteld in de artikelen 2, eerste lid, onder A, en 3, eerste lid, onder A, van de wet, alsmede het verbod op het aanwezig hebben, vervoeren, verkopen, afleveren en verstrekken, gesteld in de artikelen 2, eerste lid, onder B en C, en 3, eerste lid, onder B en C, van de wet, gelden niet indien het een homeopathisch farmaceutisch product betreft in de zin van het Besluit homeopathische farmaceutische producten dat een middel bevat waarop de wet betrekking heeft, de farmaceutische vorm van dat product geen hogere concentratie van het middel heeft dan éénmiljoenste deel van de oertinctuur, en in de verpakking waarin het product in de handel wordt gebracht niet meer dan 1 microgram van het middel aanwezig is.
Ons besluit van 20 oktober 1958 (Stb. 485) wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 23 juni 1976 (Stb. 424) in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.