Artikel
1
Deze wet verstaat onder:
"provinciale staten": provinciale staten van Zuid-Holland;
"gedeputeerde staten": gedeputeerde staten van Zuid-Holland;
"Centrale Cultuurtechnische Commissie": de commissie, bedoeld in artikel 3 van de Ruilverkavelingswet 1954;
"Natuurwetenschappelijke Commissie": de Natuurwetenschappelijke Commissie van de Natuurbeschermingsraad, ingesteld bij besluit van 25 oktober 1968 (Stcrt. 1968, 227);
"Coördinatiecommissie Openluchtrecreatie": de commissie ingesteld bij beschikking van 9 januari 1975, Directie Natuurbehoud en Openluchtrecreatie, nr. 40805 (Stcrt. 1975, 22);
"reconstructie-commissie": de commissie, genoemd in artikel 3;
"rechtbank": de arrondissements-rechtbank te Rotterdam;
"eigenaar": hij, die eigenaar is van in Midden-Delfland gelegen onroerende zaken, en hij aan wie een recht van opstal, erfpacht, vruchtgebruik, gebruik of bewoning toebehoort, waaraan een in Midden-Delfland gelegen onroerende zaak is onderworpen, met dien verstande, dat onder het recht van opstal niet wordt begrepen dat recht voor zover het betreft het leggen en houden van leidingen in, op of boven de onroerende zaak van een ander;
"rechthebbende": eigenaar en hij aan wie een niet onder de omschrijving van eigenaar genoemd beperkt recht toebehoort, waaraan een in Midden-Delfland gelegen onroerende zaak is onderworpen, hij aan wie met betrekking tot zulk een zaak een recht van huur toebehoort of hij aan wie met betrekking tot zulk een zaak een recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek toebehoort;
"Midden-Delfland": het gebied Midden-Delfland zoals dit in hoofdlijnen is aangegeven op de bij deze wet behorende kaart en door Ons nader zal worden vastgesteld;
"landbouw": akkerbouw, weidegrond, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw en bosbouw;
"openbare registers": de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.