Beschikking controlevoorschriften inzake het gebruik of de bestemming van bepaalde landbouwprodukten 1979

De Minister van Landbouw en Visserij,
Gehoord het Hoofdproduktschap voor Akkerbouwprodukten, het Produktschap voor Groenten en Fruit, het Produktschap voor Margarine, Vetten en Oliën, het Produktschap voor Vee en Vlees en het Produktschap voor Zuivel,

Besluit:

Artikel

1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

Verordening:

Verordening (EEG) nr. 569/88 van de Commissie van 16 februari 1988 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van produkten uit interventie (PbEG nr. L 55);

interventieprodukten:

produkten, die ingevolge de in artikel 1, eerste lid, van de Verordening genoemde communautaire regelingen in enige lid-staat zijn verkocht uit interventievoorraden onder voorwaarde van een bijzonder gebruik en/of een bijzondere bestemming als in de Verordening bedoeld, daaruit verkregen of met behulp daarvan vervaardigde produkten, zolang met betrekking tot de desbetreffende produkten die voorwaarde nog niet volledig is vervuld;

Minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Dienst Regelingen:

Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

het desbetreffende produktschap:

het produktschap dat is beslat met de toepassing van de marktorganisatie binnen welk kader de interventie van het betrokken produkt heeft plaatsgevonden;

fabrieksadministratie:

administratie van de met betrekking tot de be- of verwerking van interventieprodukten bedrijfsmatig verrichte werkzaamheden;

herkomst:

de EEG-lid-staat, door wiens interventiebureau de interventieprodukten uit de markt zijn genomen;

denatureren:

het wijzigen van de samenstelling van een produkt door het daaraan toevoegen van de naturatiemiddelen overeenkomstig en ter uitvoering van een communautaire regeling;

ondermelk:

melk en karnemelk met een vetgehalte van ten hoogste 1%;

mager melkpoeder:

melk en karnemelk in poedervorm met een vetgehalte van ten hoogste 11%.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Voor de toepassing van artikel 2 worden met interventieprodukten gelijkgesteld:

  • a.

    de door telersverenigingen of groeperingen van telersverenigingen als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 1035/72 (Pb. E.G. nr. L 148) ingevolge de desbetreffende communautaire bepalingen uit de markt genomen produkten voor zover bij de verkoop aan deze produkten een bijzonder gebruik en/of een bijzondere bestemming dient te worden gegeven, zolang die voorwaarde nog niet volledig is vervuld;

  • b.

    de door de producentengroeperingen als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 3796/81 (PbEG L 379), ingevolge de desbetreffende communautaire bepalingen uit de markt genomen produkten, voor zover bij de verkoop aan die produkten een bijzonder gebruik en/of een bijzondere bestemming dient te worden gegeven en zolang die voorwaarden nog niet volledig is vervuld;

  • c.

    de produkten, waarvoor een opslag- of verwerkingscontract is gesloten met de Minister of een buitenlands interventiebureau, indien daaraan om voor steun in aanmerking te komen ingevolge enige communautaire bepaling een bijzonder gebruik en/of een bijzondere bestemming dient te worden gegeven, zolang die voorwaarde nog niet volledig is vervuld.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

6a

Het bepaalde in de artikelen 2 en 3 is van overeenkomstige toepassing op produkten waarvoor ingevolge Verordening (EEG nr. 756/70 PbEG nr. L 91) steun wordt verleend, zolang door de fabrikant of de afnemer van deze produkten daaraan niet het gebruik of de bestemming is gegeven als door de Verordening is voorgeschreven, met dien verstande dat de opgave, bedoeld in artikel 3, met betrekking tot genoemde produkten dient te geschieden aan het Produktschap voor Zuivel overeenkomstig de door dit Produktschap gestelde voorschriften.

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Al naar gelang van het geval, is degene, die tot het doen van de opgaven bedoeld in de artikelen 3 en 5 is verplicht op daartoe strekkend verzoek verplicht aan Dienst Regelingen, aan het Productschap Tuinbouw, aan het Produktschap Vis, dan wel aan de Algemene Inspectiedienst nadere gegevens betreffende de opgave volledig en naar waarheid te verstrekken.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

De minister kan besluiten:

  • a.

    dat de voor het geven van het bijzonder gebruik en/of de bijzondere bestemming voorgeschreven termijn wordt verlengd met de tijd die op grond van de aangevoerde omstandigheden nodig wordt geacht;

  • b.

    dat de controle kan worden geacht te zijn verricht indien de interventieprodukten onherroepelijk teloor zijn gegaan.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

's-Gravenhage
De Minister van Landbouw en Visserij,
Voor deze;
De secretaris-generaal, VanSetten

Bijlage

I

behorende bij de Beschikking controlevoorschriften inzake het gebruik of de bestemming van bepaalde landbouwprodukten 1979