Artikel
1
Ingesteld wordt een gemeente, genaamd Lelystad.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Ingesteld wordt een gemeente, genaamd Lelystad.
Het gebied van de gemeente Lelystad wordt als volgt bepaald:
beginnende in de zuidoostelijke hoek van het perceel, kadastraal bekend gemeente Oostelijk Flevoland, sectie L, nummer 208, volgt de grens van de gemeente Lelystad een lijn welke enerzijds wordt begrensd door de percelen, kadastraal bekend gemeente Oostelijk Flevoland, sectie L, nummers 283, 243, 515, 223, gemeente Zuidelijk Flevoland, sectie D, nummer 4, gemeente Oostelijk Flevoland, sectie L, nummer 482, gemeente Zuidelijk Flevoland, sectie D, nummers 27, 14, 24, 12, 22, 8, 20, sectie W, nummers 57, 56, 54, gemeente Markerwaard, sectie V, nummers 14, 13 en 6, alsmede het niet gekadastreerde IJsselmeer en anderzijds door de percelen, kadastraal bekend gemeente Oostelijk Flevoland, sectie L, nummers 208, 207, 194, 426, 242, 399, 225, 224, 514, 483, sectie Z, nummer 168, gemeente Zuidelijk Flevoland, sectie D, nummers 15, 26, nogmaals 15, 25, 23, 21, 19, sectie W, nummer 55, gemeente Oostelijk Flevoland, sectie L, nummer 513, sectie H, nummers 389, 390, gemeente Markerwaard, sectie V, nummer 7, gemeente Oostelijk Flevoland, sectie H, nummer 382, tot de zuidoostelijke hoek van laatstgenoemd perceel. Vandaar volgt de grens de grens van de gemeente Dronten zoals deze na toepassing van het tweede lid komt te lopen, tot het punt van uitgang.
De grens van de gemeente Dronten wordt nader aldus vastgesteld dat tot het gebied van deze gemeente mede gaat behoren het gebied dat wordt begrensd door de volgende lijn:
beginnende in de meest noordelijke hoek van het perceel, kadastraal bekend gemeente Oostelijk Flevoland, sectie I, nummer 198, volgt de grens welke enerzijds wordt begrensd door de percelen, kadastraal bekend gemeente Oostelijk Flevoland, sectie I, nummers 198, 176, 177, 179, 182, 185, 343, 118, 282, 304, 130, 132, 338, 250, 341, sectie L, nummers 372, 172, 173, 174, 79, 293, 308, 517 en 519 en anderzijds door de percelen, kadastraal bekend gemeente Oostelijk Flevoland, sectie I, nummers 196, 236, 237, 234, 235, 174, 173, 172, 162, 184, 342, 339, 340, sectie L, nummers 208, 283, 292, 291, 294, 300, 528, 301, 302, 516 en 518 tot de zuidwestelijke hoek van het perceel, kadastraal bekend gemeente Oostelijk Flevoland, sectie L, nummer 519. Vandaar volgt de grens, eerst in algemeen noordoostelijke en daarna in algemeen noord-noordwestelijke richting de bestaande grens tussen enerzijds het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" en anderzijds de gemeenten Harderwijk, Nunspeet en Dronten, tot het punt van uitgang.
De in artikel 2 omschreven gebieden houden op deel uit te maken van het gebied van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders".
Vervallen
De op de dag vóór die van inwerkingtreding van deze wet voor het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid van artikel 2 omschreven gebied geldende voorschriften van de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" worden geacht te zijn vastgesteld door het bevoegde gezag der gemeente Lelystad onderscheidenlijk der gemeente Dronten; zij behouden hun rechtskracht voor zover dit gezag niet anders bepaalt.
De op de dag vóór die van inwerkingtreding van deze wet voor het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid van artikel 2 omschreven gebied ingevolge artikel 11 van de Wet openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" geldende plannen tot regeling der bebouwing en der bestemming van gronden worden aangemerkt als ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening vastgestelde en goedgekeurde bestemmingsplannen. Zij behouden hun rechtskracht zolang het bevoegde gezag niet anders bepaalt.
Onverminderd het bepaalde in artikel 302 van de gemeentewet wordt de bevoegdheid tot het heffen en invorderen van bestaande plaatselijke belastingen in het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid van artikel 2 omschreven gebied over een belastingjaar dat vóór de dag van inwerkingtreding van deze wet is aangevangen, uitgeoefend door de organen en ambtenaren van de gemeente Lelystad onderscheidenlijk Dronten.
Het gestelde in het eerste lid vindt geen toepassing ingeval van de bevoegdheid tot heffing van de belastingen reeds vóór de inwerkingtreding van deze wet gebruik is gemaakt door de organen van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" doch de verschuldigde bedragen nog niet zijn voldaan, geïnd of ingevorderd.
Onverminderd het bepaalde in artikel 9 gaan op de dag van inwerkingtreding van deze wet alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders", uitsluitend betrekking hebbende op het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid van artikel 2 omschreven gebied, over op de gemeente Lelystad onderscheidenlijk Dronten, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.
Ten aanzien van de overige rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken, de betrokken besturen gehoord en zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd, bepalen dat zij geheel of gedeeltelijk op de gemeente Lelystad overgaan.
Wettelijke procedures en rechtsgedingen betreffende de rechten en verplichtingen die ingevolge de vorige leden naar de gemeente Lelystad onderscheidenlijk Dronten overgaan, worden met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze wet voortgezet door of tegen de gemeente Lelystad onderscheidenlijk Dronten. Ten aanzien van de rechtsgedingen is het bepaalde in de artikelen 254-262 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.
De uitkeringen die van overheidswege over de vóór de dag van inwerkingtreding van deze wet aangevangen boekingstijdvakken, dienstjaren of uitkeringsjaren met betrekking tot het in artikel 2 omschreven gebied verschuldigd zijn, worden gedaan aan onderscheidenlijk door het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders".
Indien in verband met het bepaalde in artikel 7, tweede lid, artikel 8, eerste en tweede lid, en artikel 9 een verrekening dient plaats te vinden, bepaalt Onze Minister van Binnenlandse Zaken, de betrokken besturen gehoord, het bedrag en, voor zoveel nodig, de wijze van betaling daarvan.
Tegen een besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken als bedoeld in artikel 8, tweede lid, of artikel 10 staat voor elk daarbij betrokken bestuur binnen een maand, te rekenen van de dag van verzending van het besluit, beroep op Ons open.
Wij wijzen op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, van Verkeer en Waterstaat en van Financiën, de raad der gemeente Lelystad onderscheidenlijk Dronten gehoord, de rijkseigendommen aan die in eigendom, beheer en onderhoud op deze gemeenten overgaan, en bepalen de voorwaarden en tijdstippen van overgang.
Ten aanzien van de in het vorige lid begrepen onroerende zaken is het bepaalde in het vierde lid van artikel 8 van overeenkomstige toepassing.
De kandidaatstelling en de eventuele stemming voor de eerste verkiezing van de leden van de raad der gemeente Lelystad geschieden op door Onze Minister van Binnenlandse Zaken vast te stellen dagen, met dien verstande dat de stemming plaatsvindt uiterlijk vier maanden na de dag waarop dit hoofdstuk in werking treedt.
Voor de in het eerste lid bedoelde verkiezing kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken besluiten tot afwijking van de in artikel G 3 der Kieswet bedoelde termijnen inzake registratie van namen en aanduidingen van politieke groeperingen.
De krachtens dit artikel te kiezen raad zal bestaan uit het door Onze Minister van Binnenlandse Zaken met overeenkomstige toepassing van artikel 5 der gemeentewet te bepalen aantal leden.
Als kiezersregister voor de eerste verkiezing van de raad wordt aangemerkt het gedeelte van het kiezersregister van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders", betrekking hebbende op degenen die op de dag der kandidaatstelling werkelijke woonplaats hebben in het in het eerste lid van artikel 2 omschreven gebied.
Voor de toepassing van artikel 21 der gemeentewet ten aanzien van het lidmaatschap van de krachtens artikel 14 te kiezen raad worden onder ingezetenen verstaan zij die hun werkelijke woonplaats hebben in het in het eerste lid van artikel 2 omschreven gebied.
Het indelen in stemdistricten en het benoemen van de leden en de plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau en van de stembureaus voor de in artikel 14 bedoelde verkiezing geschieden vóór een door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te bepalen dag door de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders".
Voor zover met betrekking tot de in artikel 14 bedoelde verkiezing ingevolge enig wettelijk voorschrift medewerking moet worden verleend door de raad, burgemeester en wethouders of de burgemeester onderscheidenlijk door gedeputeerde staten of Onze Commissaris in de provincie, geschiedt dit door de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" onderscheidenlijk door Gedeputeerde Staten van Gelderland of Onze Commissaris in die provincie.
Het onderzoek van de geloofsbrieven van de overeenkomstig artikel 14 gekozen leden geschiedt vóór een door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te bepalen dag door de adviesraad tot bijstand van de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" voor het gebied "Lelystad".
De eerste vergadering van de overeenkomstig artikel 14 gekozen raad vindt plaats op de eerste werkdag, volgende op de datum van instelling der gemeente. In deze vergadering worden de wethouders benoemd.
Op de datum van inwerkingtreding dezer wet gaat het personeel, verbonden aan de in het in het eerste lid van artikel 2 omschreven gebied gevestigde openbare scholen, over in dienst van de gemeente Lelystad op dezelfde voet als waarop en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als waarin het op de dag, voorafgaande aan die datum, werkzaam was.
De Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" bepaalt tijdig, de betrokkenen gehoord en in overeenstemming met het dagelijks adviescollege dan wel, voor zover het gewoonlijk door de raad te benoemen functionarissen betreft, de adviesraad voor het gebied "Lelystad", welke overige in dienst van het openbaar lichaam werkzame ambtenaren - daaronder begrepen de op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzame personen - naar de gemeente Lelystad zullen overgaan. Van de dag van inwerkingtreding dezer wet af worden deze ambtenaren geacht in dezelfde rang, met dezelfde bezoldiging en ook overigens op dezelfde voet in dienst te zijn van de gemeente Lelystad.
De ambtenaren die door de toepassing van artikel 21 in dienst van de gemeente Lelystad overgaan, aanvaarden hun werkzaamheden op de dag van inwerkingtreding dezer wet. De eden of beloften, in verband met hun ambt afgelegd, worden geacht mede op die dienstvervulling betrekking te hebben.
Indien het bevoegde gezag besluit tot wijziging of vervanging van de voorschriften betreffende de rechtstoestand van het gemeentepersoneel, worden voor de bezoldiging of de wedde van de in artikel 21 bedoelde ambtenaren ten minste de diensttijd en de bezoldigings- of wedderegeling in aanmerking genomen welke bij of ten aanzien van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" op de dag, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding dezer wet, voor de berekening van hun bezoldiging of wedde zou hebben gegolden.
Uit de in artikel 21 bedoelde ambtenaren benoemt de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" met ingang van de datum van inwerkingtreding dezer wet een tijdelijke secretaris en een tijdelijke functionaris, belast met de taak van een ontvanger, van de gemeente Lelystad. Deze benoemingen worden geacht door de raad van de gemeente Lelystad te zijn gedaan en gelden tot de dag waarop de raad overeenkomstig de gemeentewet een definitieve voorziening heeft getroffen.
Tot het tijdstip waarop het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" ingevolge artikel 2, vierde lid, der Politiewet een eigen korps gemeentepolitie heeft, wordt de politietaak in het gebied van het openbaar lichaam uitgeoefend door de gemeentepolitie van Lelystad.
Zij die op de dag, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding dezer wet, ingeschreven zijn als leerling van een openbare lagere onderscheidenlijk kleuterschool, gevestigd in het gebied van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" of dat van de gemeente Dronten, worden van genoemde datum af tot die school toegelaten op dezelfde voorwaarden als voordien golden.
Indien de datum van inwerkingtreding dezer wet op of na 1 maart valt, geldt voor de scholen, gevestigd in de nieuwe gemeente Lelystad, als het bedrag, bedoeld in artikel 55bis, eerste lid, der Lager-onderwijswet 1920, voor het jaar van inwerkingtreding het bedrag dat de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" ingevolge genoemd artikellid voor dat jaar heeft vastgesteld of krachtens het tweede lid geacht wordt te hebben vastgesteld. Indien de datum van inwerkingtreding vóór 1 maart ligt, geldt voor het jaar van inwerkingtreding het door de nieuwe gemeente Lelystad vastgestelde bedrag.
Voor zover op de datum van inwerkingtreding dezer wet de vaststelling, bedoeld in artikel 55ter, eerste lid, der Lager-onderwijswet 1920, voor de openbare lagere scholen en die, bedoeld in artikel 47, eerste lid, der Kleuteronderwijswet, voor de openbare kleuterscholen, gevestigd in het in artikel 2 van de onderhavige wet omschreven gebied, voor het aan die datum voorafgaande kalenderjaar nog niet heeft plaatsgehad, geschiedt zij door de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders".
Voor zover op de datum van inwerkingtreding dezer wet de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 101 en 101bis der Lager-onderwijswet 1920 onderscheidenlijk artikel 73 der Kleuteronderwijswet, toekomende aan de besturen van de bijzondere lagere onderscheidenlijk kleuterscholen, gevestigd in het in artikel 2 van de onderhavige wet omschreven gebied, over het aan die datum voorafgaande kalenderjaar nog niet zijn vastgesteld krachtens artikel 103, tweede lid, der Lager-onderwijswet 1920 onderscheidenlijk artikel 75, derde lid, der Kleuteronderwijswet, geschiedt deze vaststelling door de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" en voor rekening van het openbaar lichaam.
Bij de toepassing van artikel 101, vierde lid, der Lager-onderwijswet 1920 en artikel 73, derde lid, der Kleuteronderwijswet wordt voor het op de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wet lopende vijfjarige tijdvak de extra vergoeding voor de in het in artikel 2 omschreven gebied gevestigde bijzondere scholen bepaald op de som van enerzijds de per leerling onderscheidenlijk per lokaal en per kleuter omgerekende overschrijdingsbedragen, berekend over de kalenderjaren vóór het jaar waarin de datum van inwerkingtreding dezer wet valt, en anderzijds de per leerling onderscheidenlijk per lokaal en per kleuter omgerekende overschrijdingsbedragen over de overige jaren van dat tijdvak. De hieruit voortvloeiende uitgaven, betrekking hebbende op de kalenderjaren vóór de datum van inwerkingtreding dezer wet, komen ten laste van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders".
Indien de datum van inwerkingtreding dezer wet vóór 1 maart valt, stelt de nieuwe gemeente Lelystad voor het jaar van inwerkingtreding het aantal wekelijkse lesuren, bedoeld in artikel 101bis, eerste lid, der Lager-Onderwijswet 1920 vast. Treedt de onderhavige wet op of na genoemde datum in werking, dan blijven de reeds vastgestelde getallen van kracht en vindt de vaststelling van de aan de besturen van de bijzondere scholen uit te keren vergoeding voor beloning van vakonderwijzers plaats op dezelfde grondslagen als voordien golden.
Op de datum van inwerkingtreding dezer wet gaan alle archiefbescheiden van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders", uitsluitend betrekking hebbend op het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid van artikel 2 omschreven gebied, over naar de gemeente Lelystad onderscheidenlijk Dronten, met dien verstande dat de overbrenging als bedoeld in artikel 12 van de Archiefwet 1995 ( Stb. 276) ten aanzien van deze bescheiden geschiedt als had deze overgang niet plaatsgevonden. Van de overgang wordt een verklaring opgemaakt volgens de krachtens artikel 9 van genoemde wet voor vervreemding van archiefbescheiden gestelde regels.
De besturen van de gemeenten Lelystad en Dronten hebben van de in het eerste lid genoemde datum af het recht te allen tijde kosteloos inzage te nemen van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" en op kosten hunner gemeente afschriften van of uittreksels uit die archiefbescheiden te vorderen, voor zover deze mede betrekking hebben op het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid van artikel 2 omschreven gebied.
Het bepaalde in het eerste lid van artikel 28 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de delen van het tot het bevolkingsregister van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" behorende persoons- en woningregister die betrekking hebben op de personen en woningen welke op de datum van inwerkingtreding dezer wet in het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid van artikel 2 omschreven gebied gevestigd dan wel gelegen zijn.
De Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" heeft van de in het eerste lid genoemde datum af het recht te allen tijde kosteloos inzage te nemen van de in dat lid bedoelde delen van het persoons- en woningregister en op kosten van het openbaar lichaam afschriften daarvan of uittreksels daaruit te vorderen.
Kosten van bijstand als bedoeld in de artikelen 16, 17 en 18 van de Algemene Bijstandswet ten behoeve van personen die op of vóór de datum van inwerkingtreding dezer wet woonachtig zijn of geweest zijn in het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid van artikel 2 omschreven gebied, komen met ingang van bedoelde datum ten laste van de gemeente Lelystad onderscheidenlijk Dronten.
Met betrekking tot zaken, de dienstplicht, met inbegrip van de mobilisatieuitkeringen, alsmede de noodwachtplicht betreffende, vinden de voorschriften, door of namens Onze Minister van Defensie onderscheidenlijk van Binnenlandse Zaken gegeven ter zake van verhuizing, overeenkomstige toepassing ten aanzien van de overgang van personen van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" naar de gemeente Lelystad onderscheidenlijk Dronten krachtens deze wet.
Binnen een door Ons te bepalen termijn moeten de in artikel 27 der Wegenwet bedoelde leggers zijn vastgesteld onderscheidenlijk gewijzigd.
Indien vóór de datum van inwerkingtreding dezer wet een notaris en/of een deurwaarder zijn benoemd ter standplaats Lelystad (openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders") worden deze geacht te zijn benoemd ter standplaats de gemeente Lelystad.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
De door de gemeenten Lelystad en Dronten en het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" ten behoeve van de Keuringsdienst van Waren over het op de datum van inwerkingtreding dezer wet lopende en het daaropvolgende dienstjaar verschuldigde bijdrage wordt, met afwijking van de daaromtrent krachtens artikel 13, eerste lid, van de Warenwet gegeven regels, vastgesteld volgens het inwonertal van die gemeenten onderscheidenlijk dat openbaar lichaam op genoemde datum.
Het door de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" genomen besluit tot toetreding, voor zoveel betreft het gebied van Oostelijk Flevoland, tot de gemeenschappelijke regeling voor de bescherming van de bevolking in de B-kring Gelderland a wordt met betrekking tot het in het eerste onderscheidenlijk tweede lid van artikel 2 omschreven gebied met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze wet geacht te zijn genomen door de Burgemeester van Lelystad onderscheidenlijk Dronten.
Geschillen omtrent de toepassing van deze wet, waarvan de beslissing niet aan anderen is opgedragen, worden door Ons beslist.
Deze wet treedt in werking met ingang van een door Ons te bepalen dag, met uitzondering van Hoofdstuk V en de artikelen 21 en 24, die in werking treden op de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.