Deze regeling geldt ten aanzien van alcoholmeters en areometers voor alcohol, bestemd ter bepaling van het alcoholvolumegehalte of het alcoholmassagehalte van een mengsel van water en alcohol, als nader omschreven in punt 1.1 van de bij deze regeling behorende bijlage.
Artikel
2
De bepalingen van de bij deze regeling behorende bijlage moeten in acht worden genomen bij het verrichten van het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring en bij de eerste EEG-ijk.
Artikel
3
1
In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Algemene IJkregeling is het uit twee delen bestaande ijkmerk van eerste EEG-ijk voor alcoholmeters en areometers voor alcohol samengesteld uit:
a.
voor zover het betreft het eerste deel: de kleine letter ‘e’ en de kenletter of kenletters van de EER-Staat, door of vanwege welke de eerste EEG-ijk is verricht en
b.
voor zover het betreft het tweede deel: de laatste twee cijfers van het jaartal van het jaar, waarin de eerste EEG-ijk is verricht, met dien verstande dat het tweede deel zich bevindt tussen de kleine letter ‘e’ en de kenletter of kenletters bedoeld onder a.
2
De in het eerste lid, onder a, bedoelde kenletters zijn voor Nederland ‘NL’ en voor de andere EER-Staten die welke in bijlage 3, onder 1, van de Algemene IJkregeling zijn bekendgemaakt.
3
Aan de kenletter(s), bedoeld in het eerste lid, onder a, kan, voor zover die tekens door of vanwege een andere EER-Staat worden aangebracht, een kencijfer zijn toegevoegd ter aanduiding van het ijkkantoor, onder welks verantwoordelijkheid de eerste EEG-ijk is verricht.
Artikel
4
Deze regeling wordt aangehaald als: EEG-IJkregeling alcoholmeters en areometers voor alcohol.
Artikel
5
1
Deze beschikking wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.
2
Zij treedt in werking met ingang van 1 november 1980.
's-Gravenhage
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Th. M. Hazekamp
Bijlage
1
Definities en algemene bepalingen
1.1
Alcoholmeters zijn meetinstrumenten, vervaardigd uit glas, voor het meten van:
hetzij het alcoholmassagehalte,
hetzij het alcoholvolumegehalte, van een mengsel van water en alcohol.
Zij worden, naar de gemeten grootheid, massa-alcoholmeters of volume-alcoholmeters genoemd.
Areometers voor alcohol zijn meetinstrumenten, vervaardigd uit glas en ingericht voor het meten van de dichtheid van een mengsel van water en alcohol.
1.2
De alcoholmeters en de areometers voor alcohol moeten zijn voorzien van een schaalverdeling die is afgestemd op een referentietemperatuur van 20 °C met gebruikmaking van de waarden die in de internationale alcoholtabellen, gepubliceerd door de Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie, zijn vermeld.
1.3
De schaalverdeling moet zijn ingericht voor aflezingen op het niveau van het vrije horizontale vloeistofoppervlak.
2
Samenstelling
2.1
Alcoholmeters en areometers voor alcohol zijn meetinstrumenten van glas bestaande uit:
een cilindrische drijver die aan het ondereinde kegelvormig of bolrond uitloopt om geen luchtbellen vast te houden,
een holle cilindrische steel die aan de bovenzijde van de drijver is vastgesmolten; het boveneinde van de steel is gesloten.
2.2
Het buitenoppervlak van het meetinstrument is een omwentelingslichaam om de hoofdas.
De dwarsdoorsnede mag geen abrupte veranderingen vertonen.
2.3
Onderin de drijver moet zich een verzwaring bevinden waarmee de massa van het meetinstrument op de juiste waarde is gebracht.
2.4
In de steel bevindt zich een schaalverdeling, die op een vast in de steel bevestigde cilindrische drager is aangebracht,
3
Constructievoorschriften
3.1
Het glas dat is gebruikt voor de vervaardiging van de meetinstrumenten moet doorzichtig zijn en vrij van gebreken die de aflezing van de schaalverdeling kunnen bemoeilijken.
Het moet een kubieke uitzettingscoëfficient hebben van (25 ± 2) (10– °C–ⁱ).
3.2
Het materiaal waaruit de verzwaring bestaat moet aan de bodem van het meetinstrument zijn bevestigd. Nadat het meetinstrument gedurende één uur in horizontale stand op een temperatuur van 80 °C is gehouden en vervolgens in dezelfde stand is afgekoeld, dient het meetinstrument, indien men het weer laat drijven, zich in een dusdanige stand te bevinden dat zijn hoofdas een hoek van ten hoogste 1 °30' met de verticaal maakt.
4
De schaalverdeling en de schaaldrager
4.1
De meetinstrumenten moeten een schaalverdeling hebben van het in punt 4.5 of 4.6 bedoelde type, en mogen niet voorzien zijn van een andere schaalverdeling.
4.2
De schaalverdeling en de opschriften, zoals bedoeld in punt 7.1, moeten zijn aangebracht op een schaaldrager met een glad en niet glanzend oppervlak.
Deze drager moet vast op zijn plaats in de steel worden gehouden; met behulp van een geschikte inrichting moet elke verplaatsing van de schaalverdeling en de drager ten opzichte van de steel kunnen worden vastgesteld.
De drager, de schaalverdeling en de opschriften mogen, na gedurende 24 uur aan een temperatuur van 70 °C te zijn blootgesteld, geen enkel spoor van vervorming, verkleuring of verkoling vertonen.
4.3
De deelstrepen moeten:
gelegen zijn in een vlak dat loodrecht staat op de as van het meetinstrument,
zwart zijn uitgevoerd en duidelijk en onuitwisbaar zijn aangebracht,
fijn, scherp en van gelijke dikte van niet meer dan 0.2 mm zijn.
Buiten het meetbereik van de nominale schaalverdeling mogen de strepen een andere kleur hebben.
4.4
De lengte van de korte strepen van de schaalverdeling moet ten minste *1/5 van de omtrek van de steel bedragen, die van de middellange strepen ten minste *1/3 en die van de lange strepen ten minste de helft van deze omtrek.
4.5
De nominale schaalverdelingen van de alcoholmeters geven het alcoholvolumegehalte onderscheidenlijk het alcoholmassagehalte aan. Zij moeten een meetbereik hebben van ten hoogste 10% vol onderscheidenlijk 10% mas voor het alcoholvolumegehalte onderscheidenlijk het alcoholmassagehalte.
De schaaldeelwaarde bedraagt 0,1% vol onderscheidenlijk 0,1% mas.
De schaalverdeling moet 5 tot 10 schaaldelen bevatten buiten het nominale meetbereik, naar boven en naar beneden.
4.6
De nominale schaalverdelingen van de areometers voor alcohol moeten de gemeten dichtheid in kilogram per kubieke meter aangeven. Zij moeten een meetbereik hebben van ten hoogste 20 kg/m.
De schaaldeelwaarde bedraagt 0,2 kg/m.
De schaalverdeling moet 5 tot 10 schaaldelen buiten het nominale meetbereik bevatten, naar boven en naar boven, doch behoeft niet te worden voortgezet tot dichtheidswaarden groter dan 1 000 kg/m.
5
Indeling en becijfering van de schaalverdeling
5.1
Op de alcoholmeters moet elke tiende deeltreep, gerekend van een eindstreep van de nominale schaalverdeling af, een lange streep zijn. Er moet een middellange deelstreep tussen twee achtereenvolgende lange deelstrepen zijn en vier korte deelstrepen tussen een lange deelstreep en een middellange deelstreep. Alleen de lange deelstrepen zijn becijferd.
5.2
Op de areometers voor alcohol moet elke vijfde deelstreep, gerekend van een eindstreep van de nominale schaalverdeling af, een lange streep zijn. Er moeten vier korte deelstrepen tussen twee achtereenvolgende lange deelstrepen zijn.
Alleen elke vijfde of tiende deelstreep is becijferd.
5.3
De eindstrepen van de nominale schaalverdeling moeten met een volledig getal becijferd zijn.
Bij areometers voor alcohol mogen bij de overige deelstrepen verkorte getallen zijn geplaatst.
6
Klasse-indeling van de meetinstrumenten en voornaamste afmetingen
6.1
De meetinstrumenten moeten tot een van de volgende nauwkeurigheidsklassen behoren:
klasse I: De gemiddelde lengte van een schaaldeel moet ten minste 1,5 mm zijn. De meetinstrumenten van deze klasse mogen geen ingebouwde thermometer hebben;
klasse II: De gemiddelde lengte van een schaaldeel moet ten minste 1,05 mm zijn. De meetinstrumenten van deze klasse mogen een ingebouwde thermometer hebben;
klasse III: De gemiddelde lengte van een schaaldeel moet ten minste 0,85 mm zijn. De meetinstrumenten van deze klasse mogen een ingebouwde thermometer hebben.
6.2
De buitenmiddellijn van de drijver moet tussen 19 en 40 mm liggen.
De buitenmiddellijn van de steel moet ten minste gelijk zijn aan 3 mm voor de meetinstrumenten van de klassen I en II en ten minste 2,5 mm voor die van klasse III. Het gedeelte van de steel, dat zich boven de hoogste deelstreep van de schaalverdeling bevindt, dient een lengte van ten minste 15 mm hebben.
De dwarsdoorsnede van de steel moet gelijke afmetingen behouden over een lengte van ten minste 5 mm beneden de laagste deelstreep van de schaalverdeling.
7
Opschriften
7.1
De volgende opschriften moeten duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op de schaaldrager zijn aangebracht:
de aanduiding van de nauwkeurigheidsklasse I of II of III;
kg/m of % vol of % mas;
20 °C;
ethanol;
de naam of de handelsnaam van de fabrikant of diens merk;
het fabrieksnummer van het meetinstrument;
het EEG-modelgoedkeuringsteken.
7.2
Op de drijver mag de massa van het meetinstrument, uitgedrukt tot in milligrammen, worden vermeld.
8
Maximaal toelaatbare fouten en eerste EEG-ijk
8.1
De maximaal toelaatbare fouten voor de alcoholmeters en de areometers voor alcohol bedragen:
voor de meetinstrumenten van klasse I: plus of min een half schaaldeel bij elke gemeten waarde;
voor de meetinstrumenten van klasse II en III: plus of min een schaaldeel bij elke gemeten waarde.
8.2
De eerste EEG-ijk wordt verricht bij ten minste drie meetpunten, verspreid over het gehele nominale meetbereik van de schaal.
9
Ingebouwde thermometers
De alcoholmeters en de areometers voor alcohol die behoren tot de nauwkeurigheidsklasse II of III mogen een ingebouwde thermometer hebben De ingebouwde thermometer moet aan de navolgende voorschriften voldoen:
de thermometer is een glazen kwikthermometer;
de thermometer is voorzien van een schaalverdeling met schaaldelen van 0,1°C, 0,2°C of 0,5°C; deze schaalverdeling behoeft zich niet tot de waarde van 0°C uit te strekken;
de maximaal toelaatbare fout in plus of min bedraagt;
0,1°C indien de thermometer schaaldelen heeft van 0,1°C;
0,2°C indien de thermometer schaaldelen heeft van 0,2°C of 0,5°C;
de minimale lengte van een schaaldeel bedraagt:
0,8 mm voor thermometers met schaaldelen van 0,1° en 0.2°C;
1 mm voor thermometers met schaaldelen van 0,5°C;
de strepen mogen niet dikker zijn dan een vijfde van de lengte van het schaaldeel.
Bij de eerste EEG-ijk wordt de fout van de ingebouwde thermometer bepaald bij ten minste drie punten binnen het meetbereik van de schaalverdeling.
10
Plaats voor en wijze van aanbrengen van ijkmerk eerste EEG-ijk
Op de achterzijde van de alcoholmeters en de areometers voor alcohol dient in het bovenste derde gedeelte van de drijver een plaats voor het ijkmerk van eerste EEG-ijk te zijn vrijgehouden.
De merking door de ijkinstelling of een ijkbevoegde geschiedt door middel van de zandstraaltechniek. In verband daarmede zijn de letters en cijfers op bepaalde plaatsen onderbroken zonder dat daardoor aan de goede leesbaarheid afbreuk wordt gedaan.
Mij bekend,
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Th. M.Hazekamp