Wet van 12 februari 1981, houdende bepalingen betreffende de meting van schepen

Meetbrievenwet 1981

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de uitvoering van het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen 1969, Trb. 1970, 122 en 194, wenselijk is de bepalingen betreffende de meting van zeeschepen opnieuw vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Deze wet verstaat onder:

  • a.

    "Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b.

    "Verdrag": het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969, Trb. 1970, 122 en 194;

  • c.

    "Verdrag van Oslo 1947": Het Internationaal Verdrag nopens een eenvormig stelsel voor de meting van zeeschepen, laatstelijk Trb. 1970, 55;

  • d.

    "de datum van inwerkingtreding van het Verdrag": het tijdstip bedoeld in artikel 17, lid (1), van het Verdrag;

  • e.

    "schip": een zeeschip in de zin van artikel 2, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of een binnenschip in de zin van artikel 3, eerste lid, van Boek 8 van dat Wetboek;

  • f.

    "Nederlands schip":

  • g.

    inspecteur-generaal: inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat;

  • h.

    de ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat: de door Onze Minister aangewezen ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

  • i.

    "het ondernemen van een reis": het buitengaats brengen van een schip als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Schepenwet;

  • j.

    "Internationale Meetbrief (1969)": de meetbrief, door Onze Minister dan wel door de administratie van een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, afgegeven overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag;

  • k.

    "bijzondere meetbrief": de meetbrief, anders dan bedoeld onder j, vermeldende de bruto- en netto-tonnage van een schip, door Onze Minister afgegeven ten behoeve van een schip;

  • l.

    "voorlopige meetbrief": de meetbrief, anders dan bedoeld onder j en k, voor een tijdsduur van ten hoogste zes maanden door Onze Minister afgegeven ten behoeve van een Nederlands schip;

  • m.

    "nieuw schip": een schip waarvan de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium van aanbouw bevindt op of na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag;

  • n.

    "bestaand schip": een schip, dat niet is een nieuw schip;

  • o.

    "lengte (L)": 96 procent van de lengte (L) van de lastlijn op 85 procent van de kleinste holte naar de mal gemeten vanaf de bovenzijde van de kielplaat, dan wel de lengte (L) van de voorzijde van de voorsteven tot aan de hartlijn van de roerkoning op deze lastlijn gemeten, indien deze laatste lengte (L) groter is. Bij schepen die met stuurlast zijn ontworpen moet de lastlijn waarop deze lengte (L) wordt gemeten, evenwijdig aan de constructie-waterlijn worden genomen.

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Bepalingen met betrekking tot Nederlandse schepen

§

A

Algemeen

Artikel

3

De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op alle Nederlandse schepen.

Artikel

4

§

B

Bepalingen met betrekking tot Nederlandse schepen waarop het Verdrag van toepassing is

Artikel

6

Artikel

7

Indien de aanvrager van een meetbrief, als bedoeld in artikel 6, van mening is, dat de vaststelling van de bruto- en netto-tonnage opgenomen in de meetbrief, niet juist is, kan hij binnen twee weken na afgifte van de meetbrief aan Onze Minister een nieuwe vaststelling verzoeken.

Artikel

8

Onze Minister kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, een Staat, aangesloten bij het Verdrag, verzoeken de bruto- en netto-tonnage van een schip vast te stellen en ten behoeve van dit schip overeenkomstig het Verdrag een Internationale Meetbrief (1969) af te geven.

Artikel

9

§

C

Bepalingen met betrekking tot Nederlandse schepen waarop het Verdrag niet van toepassing is

Artikel

11

Artikel

12

Indien de aanvrager van een meetbrief, als bedoeld in artikel 11, van mening is, dat de vaststelling van de bruto- en netto-tonnage opgenomen in de meetbrief, niet juist is, kan hij binnen twee weken na afgifte van de meetbrief aan Onze Minister een nieuwe vaststelling verzoeken.

§

D

Bepalingen met betrekking tot Nederlandse schepen met een lengte van minder dan 24 meter

Artikel

14

Artikel

15

Indien de aanvrager van een meetbrief als bedoeld in artikel 14 van mening is, dat de vaststelling van de bruto- en netto-tonnage opgenomen in de meetbrief niet juist is, kan hij binnen twee weken na afgifte van de meetbrief aan Onze Minister een nieuwe vaststelling verzoeken.

Hoofdstuk

III

Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Nederlandse schepen

§

A

Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Nederlandse schepen waarop het Verdrag van toepassing is

Artikel

16

De bepalingen van deze paragraaf zijn uitsluitend van toepassing op schepen, andere dan Nederlandse schepen, waarop het Verdrag van toepassing is.

Artikel

17

Artikel

18

De Internationale Meetbrief (1969), afgegeven door een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, wordt, behoudens het bepaalde in artikel 9, door Nederland erkend en voor alle doelstellingen, waarop het Verdrag betrekking heeft, door Nederland geacht dezelfde geldigheid te bezitten als de door Onze Minister, dan wel de inspecteur-generaal afgegeven meetbrieven.

Artikel

19

§

B

Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Nederlandse schepen waarop het Verdrag niet van toepassing is

Artikel

20

De bepalingen van deze paragraaf zijn uitsluitend van toepassing op schepen, andere dan Nederlandse schepen, waarop het Verdrag niet van toepassing is.

Artikel

21

Artikel

22

Bijzondere meetbrieven, afgegeven ingevolge artikel 21, eerste lid, kunnen voor een bepaalde termijn of onder beperkingen worden afgegeven.

Hoofdstuk

IV

Nadere regelingen

Artikel

23

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven met betrekking tot het in stand houden van merken op ladingruimten en het inleveren van ongeldig geworden meetbrieven.

Hoofdstuk

V

Dwang- en Strafbepalingen

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

De kapitein van een Nederlands schip, die daarmee een reis onderneemt zonder dat het schip is voorzien van een overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften afgegeven meetbrief, welke geldig is op het ogenblik van vertrek, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel

28

De kapitein van een Nederlands schip, dat niet voldoet aan een der verplichtingen, vermeld in de artikelen 25, eerste lid, en 26, eerste lid, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel

29

Overtreding van de voorschriften ingevolge artikel 23 bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld, wordt, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit aangemerkt, gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel

30

De bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel

31

Met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens deze wet, zijn belast:

  • a.

    de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren;

  • b.

    de ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat;

  • c.

    de Nederlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren;

  • d.

    de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.

Hoofdstuk

VI

Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel

32

Artikel

33

De Meetbrievenwet 1948 en de nadere regelen ter uitvoering van deze wet worden ingetrokken met ingang van de datum, gelegen twaalf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag.

Artikel

34

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een goede uitvoering van deze wet nadere regelen worden gesteld.

Artikel

35

Deze wet, welke kan worden aangehaald als "Meetbrievenwet" onder vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin de wet is geplaatst, treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Lage Vuursche
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, D. S. Tuijnman
De Minister van Justitie, J. de Ruiter