Artikel
1
Deze regeling verstaat onder:
Boswet (Stb. 1961, 256);
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Besluit:
Deze regeling verstaat onder:
Boswet (Stb. 1961, 256);
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Voor bos dat na inwerkingtreding van deze regeling is aangelegd, wordt vrijstelling van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2 en 3 van de wet verleend indien
het bos met ter voldoening aan de verplichting tot herbeplanting als bedoeld in artikel 3 van de wet is aangelegd;
voldaan is aan het bepaalde in de artikelen 3, eerste lid, en 4 van deze regeling.
Voordat tot aanleg van het bos wordt overgegaan, dient het tijdstip en de plaats van aanleg middels een formulier te worden aangemeld bij de minister en dient de mededeling als bedoeld in het derde lid, te zijn ontvangen.
Het bos dient binnen een periode van 40 jaar na het op het formulier vermelde tijdstip van aanleg in zijn geheel te zijn geveld.
De minister bericht het Bosschap en de gemeente, waarin de te bebossen grond gelegen is, omtrent de vrijstelling.
Bos dat valt onder de vrijstelling als omschreven in deze regeling wordt met betrokken bij de bepaling of een gevelde houtopstand deel uitmaakt van een boskern als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder d, van het besluit, houdende regelen ten aanzien van de verplichting tot herbeplanting, bedoeld in artikel 3 van de Boswet (Stb. 1962, 220).