Besluit van 13 december 1982, houdende aanwijzing van de gevallen waarin het bureau beheer landbouwgronden kan overgaan tot de uitgifte in erfpacht van landbouwgrond

Besluit grondbankstelsel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij a.i. van 5 augustus 1982, nr. J 4316, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;
Gehoord de commissie beheer landbouwgronden;
Overwegende dat het wenselijk is ter verlichting van de financieringsproblematiek in de landbouw in bepaalde gevallen uitgifte in erfpacht van landbouwgrond door het bureau beheer landbouwgronden aan ondernemers in de landbouw mogelijk te maken;
De Raad van State gehoord (advies van 29 september 1982, nr. 2420/17/8238);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw en Visserij van 30 november 1982, nr. J. 5486, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

"pleegkind": degene, die duurzaam als een eigen kind is verzorgd en opgevoed;

"bedrijfsoppervlakte": de naar kadastrale maat gemeten oppervlakte van de bij een bedrijf in gebruik zijnde percelen landbouwgrond voor zover deze onbebouwd zijn en niet het erf vormen en voor zover dit gebruik geschiedt op grond van een recht van eigendom, een zakelijk recht of een pachtovereenkomst voor tenminste de wettelijke duur.

Artikel

2

Het bureau kan, voor zover zulks uit financieringsoverwegingen noodzakelijk is, onder door Onze Minister te stellen regelen op aanvrage in de navolgende gevallen overgaan tot uitgifte in erfpacht van landbouwgrond:

  • a.

    opvolging in een bedrijf door één of meer kinderen, aangetrouwde, pleeg- of kleinkinderen, die voor eigen rekening, dan wel met één of meer andere natuurlijke personen voor gezamenlijke rekening, een bedrijf uitoefent, onderscheidenlijk uitoefenen;

  • b.

    uitoefening door de pachter van het voorkeursrecht als bedoeld in paragraaf 9A van de Pachtwet (Stb. 1958, 37);

  • c.

    vergroting van de bedrijfsoppervlakte.

Artikel

3

Artikel

4

De in de in artikel 2 bedoelde regelen kunnen onder meer betrekking hebben op:

  • a.

    de financieringsstructuur van het bedrijf van de aanvrager;

  • b.

    de gebieden waarbinnen tot uitgifte kan worden overgegaan;

  • c.

    de hoogte van het bedrag dat met de uitgifte gemoeid is;

  • d.

    de oppervlakte van de in erfpacht uit te geven landbouwgrond;

  • e.

    de leeftijd van de aanvrager;

  • f.

    de verkavelingssituatie van het bedrijf van de aanvrager zowel vóór als na uitgifte.

Artikel

5

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Landbouw en Visserij, A. Ploeg
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes