Artikel
1
Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:
Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stb. 1980, 28);
Besluit:
Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:
Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stb. 1980, 28);
Voor de toepassing van artikel 34, eerste lid, van de AAW wordt degene, aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, bij een arbeidsongeschiktheid van 25–35%, 35–45%, 45–55%, 55–65%, 65–80%, onderscheidenlijk 80% of meer, geacht 70%, 60%, 50%, 40%, 25%, onderscheidenlijk 10% arbeidsgeschikt te zijn.
Voor de toepassing van artikel 45, eerste lid, van de WAO wordt degene, aan wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, bij een arbeidsongeschiktheid van 15–25%, 25–35%, 35–45%, 45–55%, 55–65%, 65–80%, onderscheidenlijk 80% of meer, geacht 80%, 70%, 60%, 50%, 40%, 25%, onderscheidenlijk 10% arbeidsgeschikt te zijn.
Voor de toepassing van de artikelen 34, eerste lid, van de AAW en 45, eerste lid, van de WAO, worden de inkomsten uit een dienstverband geacht meer te bedragen dan evenredig is aan de nog resterende arbeidsgeschiktheid.
Voor de toepassing van artikel 45, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt onder dagloon verstaan het dagloon waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering zou worden berekend, indien het bepaalde in het eerste lid van artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering niet van kracht was.
Onder inkomsten uit arbeid, als bedoeld in de artikelen 33, eerste lid, en 34, eerste lid, van de AAW, en de artikelen 44, eerste lid, en 45, eerste lid, van de WAO, worden mede begrepen de volgende uitkeringen, indien deze ter zake van die arbeid worden verleend:
een uitkering krachtens de ZW, waaronder begrepen een uitkering op grond van artikel 46 van die wet;
een uitkering bij ziekte krachtens een regeling, welke geldt voor personen, die op grond van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder a of b, van de ZW niet ingevolge die wet verzekerd zijn;
een uitkering bij ziekte krachtens de sociale wetgeving van een andere mogendheid;
een uitkering krachtens de WW;
een uitkering bij werkloosheid krachtens een regeling, welke geldt voor personen, die op grond van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder a of b, van de WW niet ingevolge die wet verzekerd zijn;
een uitkering bij werkloosheid krachtens de sociale wetgeving en een andere mogendheid;
een uitkering als bedoeld in de artikelen 6 en 51 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, alsmede een uitkering verleend krachtens een verordening als bedoeld in artikel 131 van laatstgenoemde wet.
Onder inkomsten uit arbeid als bedoeld in de artikelen 33, eerste lid, en 34, eerste lid, van de AAW en de artikelen 44 eerste lid, en 45, eerste lid, van de WAO wordt niet begrepen:
vakantietoeslag;
aanspraak op vakantietoeslag;
bedragen, uitbetaald als beloning voor overwerk;
toeslag, uitbetaald als beloning voor arbeid verricht buiten de gebruikelijke werktijden.
Voor de toepassing van de artikelen 34, eerste lid, van de AAW en 45, eerste lid, van de WAO, wordt onder inkomsten per dag verstaan de som van in een kalendermaand genoten inkomsten gedeeld door het aantal uitkeringsdagen in die maand.
Voor de toepassing van de artikelen 33, eerste lid, en 34, eerste lid, van de AAW en de artikelen 44, eerste lid, en 45, eerste lid, van de WAO worden onder inkomsten uit arbeid, die niet in dienstbetrekking worden verricht, verstaan de bruto-inkomsten, verminderd met het bedrag aan premies op grond van de AAW en de AWBZ, berekend met inachtneming van de premiepercentages, zoals deze voor die wetten zijn vastgesteld op grond van artikel 2 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies (Stb. 1989, 127).
Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, wordt de betrokkene geacht een uitkering te ontvangen, als bedoeld in dat lid, indien door zijn toedoen of in verband met het doormaken van wachtdagen die uitkering niet wordt uitbetaald.
Voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, onder a, onderscheidenlijk onder d, wordt de betrokkene geacht een uitkering krachtens de ZW, onderscheidenlijk de WW, te ontvangen, gelijk aan de inkomsten uit arbeid, waarmee laatstelijk vóór de aanvang van de ongeschiktheid tot werken, onderscheidenlijk de werkloosheid bij de toepassing van de artikelen 33 of 34 van de AAW en/of de artikelen 44 of 45 van de WAO rekening is gehouden.
Indien degene, ten aanzien van wie de artikelen 33 of 34 van de AAW en/of de artikelen 44 of 45 van de WAO toepassing vinden, recht heeft op een uitkering, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of d, wordt het van de arbeidsongeschiktheidsuitkering uit te betalen bedrag niet verder beperkt dan tot het volle bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, verminderd met het bedrag van de in artikel 3, eerste lid, onder a of d, bedoelde uitkering. Daarbij blijft het bepaalde in artikel 4, tweede lid, buiten toepassing.
Het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat wordt uitbetaald aan degene ten aanzien van wie artikel 44 van de WAO toepassing vindt in onmiddellijke aansluiting op een periode waarin artikel 30, eerste lid, van de ZW, toepassing vond wordt zodanig vastgesteld dat de som van de arbeidsongeschiktheidsuitkering en de inkomsten uit arbeid niet minder bedraagt dan laatstelijk aan ziekengeld en inkomsten uit arbeid bij toepassing van voornoemd artikel 30 werd ontvangen.
Indien de uitbetaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verminderd met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 34 van de A.A.W., artikel 45 van de W.A.O., dan wel artikel 39 of artikel 41 van de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering, blijft artikel 32, tweede lid, van de Z.W. buiten toepassing.
Een vermindering van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van het overigens bij of krachtens de A.A.W., de W.A.O. en de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering bepaalde vindt plaats na toepassing van voornoemde artikelen 34 van de A.A.W., 45 van de W.A.O., dan wel 39 of 41 van de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Voor degene op wie op 31 december 1982 artikel 34 of 35 van de AAW en/of artikel 45 of 46 van de WAO van toepassing was, wordt, zolang hij inkomsten uit arbeid blijft genieten, het per dag tot uitbetaling komende bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, met inachtneming van het in het tweede lid bepaalde, aangevuld met het verschil tussen het bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering dat op 31 december 1982 tot uitbetaling kwam en het bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering dat op 31 december 1982 tot uitbetaling zou zijn gekomen indien artikel 34 van de AAW en/of artikel 45 van de WAO zoals deze artikelen met ingang van 1 januari 1983 luiden, op 31 december 1982 van kracht zouden zijn geweest.
De in het eerste lid bedoelde aanvulling wordt met ingang van 1 januari 1983 verminderd met 1/6 deel van het in dat lid bedoelde verschil doch met tenminste f 2,30 per dag, zo de aanvulling echter een lager bedrag betreft met dat lagere bedrag, en ten hoogste f 4,60 per dag. Op 1 januari van elk volgend jaar wordt het bedrag van de aanvulling, zoals dat gold op 31 december daaraan voorafgaand, verminderd overeenkomstig het bepaalde in de vorige volzin.
De beschikking van 18 januari 1968, nr. 61255 (Stcrt. 1968, nr. 20) en de beschikking van 28 oktober 1976, nr. 55 276 (Stcrt. 1976, nrs. 213 en 216), zoals die beschikkingen sindsdien zijn gewijzigd, worden ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publikatie in de Nederlandse Staatscourant en werkt terug tot 1 januari 1983.