Wet van 3 april 1985, houdende overgangsmaatregel met betrekking tot loonbetalingen tijdens ziekte en aanvullingen op de wettelijke ziekengelduitkering
Overgangsmaatregel bovenwettelijke uitkeringen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met de verlaging van het uitkeringspercentage in de Ziektewet en de invoering van premieheffing over ziekengeld en loonbetaling tijdens ziekte een overgangsmaatregel te treffen met betrekking tot loonbetaling tijdens ziekte en aanvulling op de wettelijke ziekengelduitkering;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel
1
1
In deze wet wordt verstaan onder:
a.
werknemer, werkgever: de werknemer en werkgever in de zin van de Ziektewet (Stb. 1967, 473);
b.
collectieve voorziening: een vóór 1 november 1984 tot stand gekomen collectieve arbeidsovereenkomst, een vóór die datum tot stand gekomen verordening krachtens artikel 16, derde lid, 86, derde lid, of 93 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22), een regeling krachtens artikel 5 of 6 van de Wet op de loonvorming (Stb. 1970, 69) terzake waarvan het verzoek tot vaststelling vóór 1 november 1984 is gedaan, alsmede een besluit tot algemeen verbindendverklaring van vóór 1 november 1984 tot stand gekomen bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst.
2
Deze wet is niet van toepassing op de arbeidsverhouding:
a.
ten aanzien waarvan de Tijdelijke Wet Arbeidsvoorwaarden collectieve sector (Stb. 1982, 453) van toepassing is;
b.
van personen in burgerlijke overheidsdienst voor wie de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden geschiedt bij wet of koninklijk besluit, dan wel onder Onze goedkeuring, en overige personen in burgerlijke overheidsdienst;
Indien een werknemer uit een vóór 1 november 1984 geldend gebruik dan wel een vóór die datum tot stand gekomen beding, dan wel uit een collectieve voorziening jegens zijn werkgever aanspraak heeft op betaling van loon, daaronder begrepen een aanvulling op de uitkering krachtens de Ziektewet, over het eerste jaar waarin hij wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn arbeid te verrichten:
a.
wordt die aanspraak beperkt met 2,5% van het loon waarop de werknemer aanspraak zou hebben kunnen maken indien de verhindering niet zou hebben bestaan, waarbij echter het bedrag waarmede dat loon het bedrag, genoemd in artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1953, 577), overschrijdt buiten beschouwing blijft;
b.
vervalt die aanspraak voorzover daaruit voortvloeit dat de door de werknemer op grond van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen verschuldigde premies geheel of gedeeltelijk voor rekening van de werkgever komen.
De uit het eerste lid voortvloeiende beperking van aanspraken vindt gedurende de eerste zes weken waarin de in dat lid bedoelde verhindering bestaat geen toepassing voor zover deze beperking ertoe zou leiden dat de som van de uitkering krachtens de Ziektewet en het loon minder bedraagt dan het bedrag waarop de werknemer op grond van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Stb. 1968, 657) aanspraak zou hebben, indien die verhindering niet zou hebben bestaan.
Artikel
3
Indien de aanspraken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voortvloeien uit een collectieve voorziening, geldt dat lid ten aanzien van die aanspraken, alsmede ten aanzien van de aanspraken van de andere werknemers in dienst van de werkgever die tot toepassing van de collectieve voorziening gehouden is, eerst met ingang van de dag na afloop van die voorziening, doch, indien het betreft aanspraken op grond van een voor onbepaalde tijd krachtens de Wet op de Bedrijfsorganisatie vastgestelde verordening, uiterlijk met ingang van 1 juni 1985.
Artikel
4
Artikel 2, eerste en derde lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van aanspraken jegens een bedrijfsvereniging, uit hoofde van een vóór 1 november 1984 vastgesteld besluit krachtens artikel 29, derde lid, of artikel 57 van de Ziektewet. Ten aanzien van werknemers wier aanspraken op grond van artikel 3 eerst na de datum van inwerkingtreding van deze wet worden beperkt, blijven de besluiten evenwel onverminderd van kracht tot de uit artikel 3 voortvloeiende datum.
Artikel
5
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J. de Koning