Wet van 9 mei 1985, houdende regelen met betrekking tot de inrichting van de landelijke gebieden

Landinrichtingswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regelen te stellen met betrekking tot inrichting van de landelijke gebieden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

bevoegd bestuursorgaan: bestuursorgaan, dat bevoegd is tot besluitneming inzake de verwezenlijking van infrastructurele voorzieningen van nationaal of regionaal belang;

blok: een geheel van in een herverkaveling begrepen onroerende zaken;

eigenaar: hij, die eigenaar is van een tot het blok behorende onroerende zaak en hij, aan wie een recht van opstal, erfpacht, beklemming, vruchtgebruik, gebruik of bewoning toebehoort, waaraan een in het blok begrepen onroerende zaak is onderworpen, met dien verstande, dat onder het recht van opstal niet wordt begrepen dat recht voor zover het betreft het leggen en houden van leidingen in, op of boven de onroerende zaak van een ander;

rechthebbende: de eigenaar en hij, aan wie een niet onder de omschrijving van eigenaar genoemd beperkt recht toebehoort, waaraan een tot het blok behorende onroerende zaak is onderworpen, hij aan wie met betrekking tot zulk een zaak een recht van huur toebehoort of hij aan wie met betrekking tot zulk een zaak een recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek toebehoort;

structuurschema: het structuurschema, bedoeld in artikel 6;

voorbereidingsschema: het voorbereidingsschema, bedoeld in artikel 18;

herverkaveling: de samenvoeging, verkaveling en verdeling van onroerende zaken met toepassing van Hoofdstuk VII;

openbare registers: de openbare registers, bedoeld in afdeling 1 van titel 2 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel

2

Vervallen

Artikel

3

Artikel

4

Landinrichting strekt tot verbetering van de inrichting van het landelijk gebied overeenkomstig de functies van dat gebied, zoals deze in het kader van de ruimtelijke ordening zijn aangegeven.

Artikel

5

Landinrichting kan maatregelen en voorzieningen omvatten ten behoeve van onder meer:

  • a.

    de land-, tuin- en bosbouw;

  • b.

    de natuur en het landschap;

  • c.

    de infrastructuur;

  • d.

    de openluchtrecreatie, en

  • e.

    de cultuurhistorie.

Artikel

6

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Hoofdstuk

II

Vormen van landinrichting

Artikel

13

Op de voet van het bij of krachtens deze wet bepaalde kan landinrichting plaatsvinden in de vorm van:

  • a.

    herinrichting;

  • b.

    ruilverkaveling;

  • c.

    aanpassingsinrichting, dan wel

  • d.

    ruilverkaveling bij overeenkomst.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Ruilverkaveling bij overeenkomst is de vorm van landinrichting, waarbij drie of meer eigenaren zich verbinden bepaalde, hun toebehorende onroerende zaken samen te voegen, de verkregen massa op bepaalde wijze te verkavelen en onder elkaar bij notariële akte te verdelen.

Hoofdstuk

III

Voorbereiding van en besluit tot herinrichting en ruilverkaveling

Titel

1

Voorbereidingsschema landinrichting

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Een verzoek om landinrichting in voorbereiding te nemen, kan worden ingediend door:

  • a.

    Onze Minister wie het aangaat;

  • b.

    provinciale staten, colleges van burgemeester en wethouders, besturen van waterschappen en besturen van lichamen zoals bedoeld in artikel 134 van de Grondwet,

  • c.

    verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en stichtingen, die belangen behartigen welke door landinrichting kunnen worden gediend,

  • d.

    natuurlijke personen en rechtspersonen, die gezamenlijk ten minste dertig procent van de oppervlakte van het in te richten gebied in eigendom dan wel in gebruik hebben.

Artikel

24

Artikel

25

Onze Minister brengt het verzoek onverwijld ter kennis van:

  • a.

    de colleges van gedeputeerde staten van de provincies,

  • b.

    de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten,

  • c.

    de waterschappen,

op welker grondgebied het verzoek betrekking heeft.

Artikel

26

Titel

2

Landinrichtingscommissie

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

De landinrichtingscommissie is bevoegd al dan niet uit haar midden, sub-commissies in te stellen.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Onze Minister stelt regelen betreffende de werkwijze van de landinrichtingscommissie vast.

Titel

3

Landinrichtingsprogramma

Artikel

33

Voor een gebied, waarvoor herinrichting dan wel ruilverkaveling wordt voorbereid, wordt een landinrichtingsprogramma vastgesteld.

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Het landinrichtingsprogramma bevat tevens

  • a.

    indien in één of meer gebieden de uitoefening van de landbouw mede gericht dient te worden op doeleinden van natuur- of landschapsbehoud,

  • b.

    indien in één of meer gebieden het beheer in de toekomst uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht dient te zijn op doeleinden van natuur- of landschapsbehoud,

de begrenzing in hoofdlijnen van deze beheersgebieden onderscheidenlijk reservaatsgebieden.

Artikel

37

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Artikel

44

Vervallen

Titel

4

Besluit tot herinrichting

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Aan een werknemer wordt door Onze Minister uit ’s Rijks kas een geldelijke bijdrage verleend in door hem te bepalen gevallen en volgens door hem te stellen regelen, indien het bedrijf waarin de werknemer werkzaam is, ten gevolge van de toepassing van artikel 11 of van artikel 146 wordt beëindigd.

Titel

5

Besluit tot ruilverkaveling

Afdeling

I

Algemeen

Artikel

51

Artikel

52

Afdeling

II

Registratie van eigenaren en pachters

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

De landinrichtingscommissie zendt met betrekking tot het in te richten gebied aan gedeputeerde staten een lijst van hen, die als pachter zijn geregistreerd.

Afdeling

III

Stemming

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

De voorzitter van het hoofdstembureau maakt onverwijld de uitslag van de stemming bekend.

Artikel

68

Indien niet tot ruilverkaveling is besloten, stellen gedeputeerde staten alle stukken die op de voorbereiding van de ruilverkaveling betrekking hebben, in handen van Onze Minister.

Artikel

69

Artikel 47 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat in de plaats van "besluit tot herinrichting" wordt gelezen: "besluit tot ruilverkaveling".

Afdeling

IV

Verbodsbepalingen

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Aan een werknemer wordt door Onze Minister uit ’s Rijks kas een geldelijke bijdrage verleend in door hem te bepalen gevallen en volgens door hem te stellen regelen, indien het bedrijf waarin de werknemer werkzaam is, ten gevolge van de toepassing van artikel 11 of van artikel 146 wordt beëindigd.

Titel

6

Landinrichtingsplan

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

Artikel

77

Vervallen

Artikel

78

Vervallen

Artikel

79

Artikel

80

Artikel

81

De vaststelling van de hoogte van de door het Rijk te dragen kosten zoals deze in het landinrichtingsplan worden opgenomen, geschiedt in overeenstemming met Onze Minister.

Artikel

82

Artikel

83

Tegen de in artikel 75, eerste lid, onder c, bedoelde voornemens tot toewijzing van de eigendom, voor zover zulks geschiedt met toepassing van artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en c, dan wel met toepassing van artikel 122 van de Onteigeningswet, kunnen uitsluitend rechthebbenden en pachters die zich tijdig tot gedeputeerde staten hebben gewend met bedenkingen tegen deze voornemens of die bedenkingen hebben tegen deze voornemens voor zover deze afwijken van die in het ter inzage gelegde ontwerp van het landinrichtingsplan beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel

84

Artikel

85

Titel

7

Vereenvoudigde voorbereiding van een besluit tot herinrichting of ruilverkaveling

Afdeling

I

Algemeen

Artikel

86

Voor een gebied waarvoor op het voorbereidingsschema in een vereenvoudigde voorbereiding van herinrichting dan wel ruilverkaveling is voorzien, wordt geen landinrichtingsprogramma als bedoeld in Titel 3 vastgesteld, doch wordt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 74-85 een landinrichtingsplan vastgesteld met inachtneming van de artikelen 87-93.

Artikel

87

Artikel

88

In afwijking van artikel 80, eerste lid, stellen gedeputeerde staten het landinrichtingsplan vast na toetsing van het ontwerp aan de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals deze hun grondslag vinden in of redelijkerwijs voortvloeien uit een streekplan of een ander besluit van provinciale staten, de provinciale planologische commissie gehoord.

Artikel

89

Gedeputeerde staten nemen het besluit tot herinrichting, dan wel het besluit dat een stemming wordt gehouden ter verkrijging van de beslissing of ruilverkaveling zal plaatsvinden met inachtneming van onderscheidenlijk de afdeling II en III.

Afdeling

II

Besluit tot herinrichting

Artikel

90

Artikel

91

De artikelen 47-50 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in artikel 48, tweede lid, de woorden "in gedeelten wordt voorbereid of vastgesteld, dan wel" vervallen.

Afdeling

III

Besluit tot ruilverkaveling

Artikel

92

Artikel

93

De artikelen 52-72 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  • a.

    in artikel 52, tweede lid, het woord "landinrichtingsprogramma" wordt vervangen door: "landinrichtingsplan";

  • b.

    in artikel 70, tweede lid, de woorden "in gedeelten wordt voorbereid of vastgesteld, dan wel" vervallen.

Hoofdstuk

IV

Voorbereiding van en besluit tot aanpassingsinrichting

Artikel

94

Het bevoegd bestuursorgaan kan tot Onze Minister een met redenen omkleed verzoek richten aanpassingsinrichting te bevorderen met betrekking tot een gebied waarin een infrastructurele voorziening van nationaal of regionaal belang zal worden verwezenlijkt.

Artikel

95

Vervallen

Artikel

96

Onze Minister onderzoekt of, en zo ja, in hoeverre aanpassingsinrichting wenselijk is.

Artikel

97

Artikel

98

Het voorstel tot aanpassingsinrichting bevat:

  • a.

    een beschrijving van de te treffen infrastructurele voorziening en de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen voor de inrichting van het gebied;

  • b.

    de zo nauwkeurig mogelijk bepaalde grenzen van het in te richten gebied alsmede van het tot dat gebied behorende blok;

  • c.

    aanduidingen inzake de ter opvanging van de nadelige gevolgen voor de inrichting van het gebied te treffen maatregelen en voorzieningen;

  • d.

    aanduidingen inzake de grondverwerving;

  • e.

    een raming van de kosten en de voorgestane verdeling daarvan;

  • f.

    één of meer kaarten waarop de onder b bedoelde grenzen zijn aangegeven.

Artikel

99

Artikel

100

Onze Minister stelt in overeenstemming met het bevoegd bestuursorgaan regelen betreffende de werkwijze van de landinrichtingscommissie vast.

Artikel

101

Voor een gebied met betrekking waartoe een landinrichtingscommissie is ingesteld, wordt op de grondslag van het voorstel tot aanpassingsinrichting een aanpassingsplan vastgesteld.

Artikel

102

Artikel

103

Artikel

104

Vervallen

Artikel

105

Vervallen

Artikel

106

Artikel

107

Artikel

108

De vaststelling van de hoogte van de door het Rijk te dragen kosten zoals deze in het aanpassingsplan worden opgenomen, geschiedt in overeenstemming met Onze Minister.

Artikel

109

Artikel

110

Tegen de in artikel 102, eerste lid, onder d, bedoelde voornemens inzake toewijzing van de eigendom, voor zover zulks geschiedt met toepassing van artikel 143, eerste lid, aanhef en onderdeel b, kunnen uitsluitend rechthebbenden en pachters die zich tijdig tot gedeputeerde staten hebben gewend met bedenkingen tegen deze voornemens of die bedenkingen hebben tegen deze voornemens voor zover deze afwijken van die in het ter inzage gelegde ontwerp van het aanpassingsplan beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel

111

Artikel

112

Artikel

113

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

116

Artikel

117

Artikel

118

Aan een werknemer wordt door Onze Minister uit ’s Rijkskas een geldelijke bijdrage verleend in door hem te bepalen gevallen en volgens door hem te stellen regelen, indien het bedrijf waarin de werknemer werkzaam is, ten gevolge van de toepassing van artikel 11 of van artikel 146 wordt beëindigd.

Hoofdstuk

V

Ruilverkaveling bij overeenkomst

Artikel

119

Artikel

120

Blijkt na het tot stand komen van de ruilverkavelingsovereenkomst, dat daaraan hebben deelgenomen partijen, die geen eigenaar waren, doch in de kadastrale registratie als zodanig vermeld stonden, dan wordt de overeenkomst niettemin geacht rechtsgeldig te zijn tot stand gekomen en treedt de werkelijke eigenaar in de rechten en verplichtingen, die de in zijn plaats opgetreden partij onbevoegdelijk verworven en op zich genomen heeft.

Artikel

121

Men kan mede tot een ruilverkavelingsovereenkomst toetreden, ten einde tegen inbreng van geld kavels of tegen inbreng van onroerende zaken een geldsom te bedingen.

Artikel

122

Artikel

123

Het in artikel 122 bedoelde, goedgekeurde beding, waarmee Onze Minister heeft ingestemd, heeft overeenkomstige rechtsgevolgen als de daarin van toepassing verklaarde wetsbepalingen. De in die wetsbepalingen aangewezen autoriteiten, colleges en ambtenaren verlenen op overeenkomstige wijze hun medewerking.

Hoofdstuk

VI

Uitvoering van werken: begrenzingenplan; regeling eigendom, beheer en onderhoud van onroerende zaken van algemeen nut

Titel

1

Uitvoering van werken

Artikel

124

Artikel

125

Artikel

126

Voor zover toepassing is gegeven aan artikel 189, derde lid, kunnen het Rijk en de in dat lid bedoelde openbare lichamen en rechtspersonen op de aan hen in tijdelijk gebruik gegeven gronden alle werkzaamheden verrichten of doen verrichten, welke zij dienstig achten ter verwezenlijking van de in het landinrichtingsplan dan wel aanpassingsplan omschreven doeleinden.

Artikel

127

Artikel

128

Artikel

129

Artikel

130

Vervallen

Titel

2

Begrenzingenplan en regeling eigendom, beheer en onderhoud van de daarin opgenomen voorzieningen

Afdeling

I

Begrenzingenplan

Artikel

131

Artikel

132

Afdeling

II

Regeling eigendom, beheer en onderhoud van onroerende zaken van algemeen nut

Artikel

133

Artikel

134

Artikel

135

Artikel

137

Binnen zes maanden na ontvangst van de in artikel 131, tweede en vierde lid, bedoelde voorstellen, wijzen gedeputeerde staten de eigendom van gebieden van belang uit een oogpunt van natuur- en landschapsbehoud, elementen van landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische of natuurwetenschappelijke waarde en de overige gronden bestemd voor doeleinden van openbaar nut, met uitzondering van die, bedoeld in artikel 133, toe aan

  • a.

    het Rijk, dan wel

  • b.

    in overeenstemming met Onze Minister aan een ander openbaar lichaam of een andere rechtspersoon dan het Rijk, indien deze andere rechtspersoon daarmee instemt.

Artikel

138

Hoofdstuk

VII

Herverkaveling

Titel

1

Bepalingen omtrent het recht van de eigenaar

Artikel

139

Artikel

141

Artikel

142

Artikel

143

Artikel

144

Artikel

146

Artikel

147

Artikel

148

Voor zover het belang van de landinrichting zich hiertegen niet verzet, wordt aan iedere eigenaar een recht toegedeeld met betrekking tot onroerende zaken van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming als te zijnen aanzien in het blok is opgenomen.

Artikel

149

Elke kavel moet zo worden gevormd, dat hij:

  • a.

    uitweg heeft op een openbare land- of waterweg en zo mogelijk daaraan belendt;

  • b.

    zonodig en mogelijk de gelegenheid tot behoorlijke afwatering heeft.

Titel

2

Bepalingen omtrent pacht

Artikel

150

Artikel

151

Artikel

152

Artikel

153

Artikel

154

De landinrichtingscommissie deelt zo spoedig mogelijk nadat het plan van toedeling is komen vast te staan, aan de grondkamer mede welke pachtverhoudingen gehandhaafd, welke opgeheven en welke nieuw gevestigd zijn onder vermelding van de namen en woonplaatsen van partijen in de pachtverhoudingen, de onroerende zaken waarop deze betrekking hebben en de bepalingen op grond van artikel 153 inzake de duur en de verlengbaarheid der uit de gevestigde pachtverhoudingen voortvloeiende pachtovereenkomsten.

Artikel

155

Artikel

156

Indien partijen niet binnen de in artikel 155, derde lid, gestelde termijn tot inzending van de getekende pachtovereenkomst bij de grondkamer zijn overgegaan, maakt de grondkamer een akte in drievoud op, gelijkluidend aan de aan partijen gezonden ontwerp-pachtovereenkomst en bepaalt daarin de pachtprijs. De grondkamer ondertekent de akte en zendt een exemplaar daarvan bij aangetekende brief aan ieder der partijen toe.

Artikel

157

Artikel

158

Artikel

159

Titel

3

Bepalingen omtrent andere rechten

Artikel

160

Titel

4

De vaststelling van de rechten en van de schatting

Artikel

161

De landinrichtingscommissie stelt voor elk blok een zo volledig mogelijke lijst van rechthebbenden samen met vermelding van de aard en omvang van ieders recht.

Artikel

162

Artikel

163

Bij regeling van Onze Minister wordt het stelsel van classificatie vastgesteld.

Artikel

164

Artikel

165

De schatters verrichten hun werkzaamheden met inachtneming van het stelsel van classificatie.

Artikel

166

Met betrekking tot ieder blok wordt, met inachtneming van het stelsel van classificatie een eerste schatting uitgevoerd, waarbij de gronden in klassen worden ingedeeld, en de gegevens met betrekking tot de inrichting van de gronden worden vastgelegd.

Artikel

167

De landinrichtingscommissie legt voor elk blok de uitkomsten van de eerste schatting vast in een register van schattingsuitkomsten en op een kaart waarop de klassegrenzen staan aangegeven.

Artikel

168

Artikel

169

Na de terinzagelegging bedoeld in artikel 168, eerste lid, kunnen de grenzen van een blok niet meer worden gewijzigd.

Artikel

170

Artikel

171

Indien daartegen binnen de termijn en op de wijze, in artikel 170, eerste lid, bepaald, geen bezwaren zijn ingediend, staan de rechten, zoals zij op de lijst van rechthebbenden zijn omschreven en toegekend, en de uitkomsten van de eerste schatting vast. Daarvan maakt de landinrichtingscommissie proces-verbaal op.

Artikel

172

Artikel

173

De landinrichtingscommissie maakt omtrent ieder bezwaarschrift dat niet binnen de termijn of op de wijze in artikel 170, eerste lid, bepaald, is ingediend, afzonderlijk proces-verbaal op waarin zij de redenen vermeldt op grond waarvan naar haar oordeel de indiening in strijd is met artikel 170, eerste lid. Zij zendt daarvan zo spoedig mogelijk afschrift aan degene die het bezwaar heeft ingediend.

Artikel

174

De landinrichtingscommissie zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van de in artikel 168, eerste lid, bedoelde stukken, van de ingediende bezwaarschriften en van de krachtens de artikelen 171, 172 en 173 opgemaakte processen-verbaal aan Onze Minister en aan de rechter-commissaris.

Artikel

175

Artikel

176

Artikel

177

Artikel

178

Artikel

179

De rechtbank behandelt zaken betreffende de toekenning en de vaststelling van de rechten en de schattingen vóór elke andere, met uitzondering van die betreffende onteigening. Zaken betreffende de lijst van rechthebbenden worden behandeld voor zaken betreffende het register van schattingsuitkomsten.

Artikel

180

Artikel

181

Artikel

182

Artikel

183

Artikel

184

Nadat alle rechten betreffende de tot een blok behorende onroerende zaken zijn komen vast te staan, worden zij met wie geen overeenstemming omtrent de uitkomsten der schattingen is verkregen, één of meer vertegenwoordigers van Onze Minister alsmede van de landinrichtingscommissie en de aan deze toegevoegde ingenieur van het kadaster of diens plaatsvervanger door de griffier van de rechtbank bij aangetekende brief opgeroepen om te verschijnen op een door de rechtbank vastgestelde terechtzitting.

Artikel

185

Artikel

186

Tegen de uitspraak van de rechtbank staat geen rechtsmiddel open, onverminderd de bevoegdheid van de procureur-generaal bij de Hoge Raad om zich in het belang der wet in cassatie te voorzien.

Artikel

187

Artikel

188

Zodra de lijst van rechthebbenden en het register van schattingsuitkomsten zijn gesloten, geeft de rechter-commissaris hiervan kennis aan Onze Minister en aan de landinrichtingscommissie. Hij zendt een afschrift van de lijst van rechthebbenden aan de landinrichtingscommissie en aan het desbetreffende kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers.

Titel

5

Plan van tijdelijk gebruik

Artikel

189

Artikel

190

Artikel

191

Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag waarop het ontwerp ter inzage heeft gelegen, kan iedere belanghebbende gebruiksgerechtigde schriftelijk zijn bezwaren indienen bij de landinrichtingscommissie.

Artikel

192

Indien binnen de termijn en op de wijze in artikel 191 bepaald geen bezwaren zijn ingediend, staat het plan van tijdelijk gebruik vast. Daarvan maakt de landinrichtingscommissie proces-verbaal op.

Artikel

193

Artikel

194

Titel

6

Plan van toedeling

Artikel

195

Artikel

196

Artikel

197

In het plan van toedeling kunnen met toestemming van hen, die bevoegd zijn te beschikken ten aanzien van niet in het blok gelegen onroerende zaken, regelingen worden opgenomen betreffende grenswijzigingen, burenrechten en erfdienstbaarheden.

Artikel

198

De landinrichtingscommissie stelt op één of meer door haar te bepalen plaatsen en tijdstippen de eigenaren en gebruikers in de gelegenheid hun wensen ten aanzien van het plan van toedeling kenbaar te maken.

Artikel

199

Artikel

200

Uiterlijk veertien dagen na de laatste dag, waarop het plan van toedeling ter inzage heeft gelegen, kan iedere belanghebbende zijn bezwaren tegen het plan van toedeling schriftelijk bij de landinrichtingscommissie indienen.

Artikel

201

Indien daartegen binnen de termijn en op de wijze in artikel 200 bepaald geen bezwaren zijn ingediend, staat het plan van toedeling vast. Daarvan maakt de landinrichtingscommissie proces-verbaal op, waarvan zij afschrift zendt aan de rechter-commissaris en Onze Minister.

Artikel

202

Op de behandeling van bezwaren zijn de navolgende artikelen van overeenkomstige toepassing:

Artikel

203

Indien overeenkomstig de arresten van de Hoge Raad inzake de bezwaren tegen de lijst van rechthebbenden door de rechtbank wijzigingen in die lijst worden aangebracht, alsmede indien ingevolge het bepaalde in artikel 152 wijzigingen worden aangebracht in de registratie, bedoeld in artikel 151, brengt de rechtbank de daardoor noodzakelijk geworden wijzigingen in het plan van toedeling aan.

Artikel

204

Op verzoek van de landinrichtingscommissie wordt degene, aan wie krachtens het plan van toedeling een onroerende zaak in eigendom of in gebruik toekomt, op bevelschrift van de rechter-commissaris desnoods door middel van de sterke arm bij voorraad in de macht daarvan gesteld.

Titel

7

Gelijktijdig opmaken van de lijst van rechthebbenden, het register van schattingsuitkomsten en het plan van toedeling en gelijktijdige terinzagelegging daarvan

Artikel

205

Artikel

206

Titel

8

Akte van toedeling

Artikel

207

Artikel

208

Artikel

209

Na de inschrijving van de akte van toedeling wordt hij, aan wie daarbij enige onroerende zaak in eigendom of gebruik is toegedeeld, op bevelschrift van de rechter-commissaris desnoods door middel van de sterke arm, in de macht daarvan gesteld.

Titel

9

De tweede schatting en de lijst der geldelijke regelingen

Artikel

210

Artikel

211

De landinrichtingscommissie gaat nadat artikel 210 toepassing heeft gevonden zo spoedig mogelijk over tot het opmaken van de lijst der geldelijke regelingen.

Artikel

212

Artikel

213

Artikel

214

Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag, waarop de in artikel 213 bedoelde lijst der geldelijke regelingen ter inzage heeft gelegen, kan iedere belanghebbende schriftelijk zijn bezwaren tegen de lijst der geldelijke regelingen bij de landinrichtingscommissie indienen.

Artikel

215

Indien binnen de termijn en op de wijze in het artikel 214 bepaald geen bezwaren zijn ingediend, staat de lijst der geldelijke regelingen vast. Daarvan maakt de landinrichtingscommissie een proces-verbaal op.

Artikel

216

Op de behandeling van bezwaren zijn de navolgende artikelen van overeenkomstige toepassing:

Artikel

217

Artikel

218

De lijst der geldelijke regelingen, zoals zij door de rechtbank is gesloten, geldt als titel voor de daarin omschreven vorderingen.

Titel

10

Gelijktijdige opmaking van het plan van toedeling en de lijst der geldelijke regelingen en gelijktijdige ter inzagelegging daarvan

Artikel

219

Artikel

220

Titel

11

Algemene wet bestuursrecht

Hoofdstuk

VIII

Kosten

Artikel

221

De kosten van landinrichting worden gedragen door het Rijk, andere openbare lichamen en eigenaren op de voet van de navolgende bepalingen.

Artikel

222

Artikel

223

Artikel

224

Artikel

226

Artikel

227

Het op de voet van artikel 225 berekende bedrag van de verschuldigde rente wordt door de zorg van het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers in de kadastrale registratie bij de desbetreffende percelen opgenomen.

Artikel

228

Artikel

229

Artikel

230

Hoofdstuk

IX

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

231

Artikel

232

Artikel

233

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

234

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

235

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

236

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

237

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

238

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

239

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

240

Artikel

241

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw en Visserij, G. J. M. Braks
De Staatssecretaris van Landbouw en Visserij, A. Ploeg
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P. Winsemius
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes
De Minister van Financiën, O. Ruding
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes