Besluit van 7 juni 1985, houdende overgangsmaatregelen bij de invoering van salarishoofdstukken per 1 augustus 1985 voor scholen voor basisonderwijs

Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 6 februari 1985, nr. 149.396, Directie Arbeidsvoorwaardenbeleid, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
Gelet op artikel 20, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1981, 468);
De Raad van State gehoord, advies van 21 maart 1985, nr. W05.85.0083/10.5.11;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 5 juni 1985, nr. 149.731, Directie Arbeidsvoorwaardenbeleid, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

A

Algemeen

Artikel

A1

Begripsbepalingen

Artikel

A2

Scholen of afdelingen voor woonwagenkinderen

Artikel

A3

Loonpeil

De aan de hand van dit besluit uit te voeren berekeningen geschieden op basis van het loonpeil dat geldt op 31 juli 1985.

Artikel

A4

Verlof

Indien de belanghebbende op 31 juli 1985 verlof genoot volgens het bepaalde in een of meer van de hoofdstukken I-C, I-D of I-E dan wel een taakvermindering als bedoeld in hoofdstuk I-U van het Rechtspositiebesluit KO/LO worden uitsluitend voor de toepassing van dit besluit dit verlof of deze taakvermindering alsmede de daarmee eventueel samenhangende vermindering van de bezoldiging buiten beschouwing gelaten.

Artikel

A5

Anticumulatie

Ten aanzien van de belanghebbende op wiens verzoek op 31 juli 1985 in verband met andere door hem genoten inkomsten een anticumulatie als bedoeld in het Rechtspositiebesluit KO/LO werd toegepast, wordt die anticumulatie voor de toepassing van het bepaalde in dit besluit buiten beschouwing gelaten.

Artikel

A6

Overgangsrecht tweehoofdige schoolleiding

De beperking van de mogelijkheid voor het bevoegd gezag twee directeursfuncties te doen vervullen als aangegeven in artikel I-Q208, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel geldt op 1 augustus 1985 niet ten aanzien van een basisschool waaraan met ingang van die datum een directeur wordt benoemd die op 31 juli 1985 als hoofd van een lagere school een salaris genoot dat gelijk is aan of hoger dan het voor hem in artikel I-Q208, tweede en derde lid, bij de aldaar vermelde leerlingenaantallen aangegeven maximumsalaris.

Hoofdstuk

B

Functies en inpassing per 1 augustus 1985

Artikel

B1

Weektaakomvang

Artikel

B2

Inpassing per 1 augustus 1985

Artikel

B3

Salarisverschil juli/augustus 1985

Artikel

B4

Inpassing bij meerdere schalen

Artikel

B5

Inpassing bij waarneming

Voor de belanghebbende die op 31 juli 1985 belast is met de waarneming van een wegens ziekte of anderszins afwezige hoofd, onderwijzer, hoofdleidster of leidster en op 1 augustus 1985 belast is met de waarneming van een wegens ziekte of anderszins afwezige directeur of leraar en wiens ambtelijk inkomen op 31 juli 1985 anders dan uitsluitend door wijziging van zijn taakomvang hoger is dan het ambtelijk inkomen zonder de waarneming, wordt tevens een inpassing toegepast als bedoeld in artikel B2 met inbegrip van de hem op 31 juli 1985 toegekende toelage, bedoeld in artikel I-P26 dan wel artikel I-R22 van het Rechtspositiebesluit KO/LO.

Hoofdstuk

C

Salarisgarantie vanaf 1 augustus 1985

Artikel

C1

Vaststelling salarisuitzicht

Artikel

C2

Schaalkeuze voor bepaling uitzicht

Voor de belanghebbende voor wie op 31 juli 1985 bij één lagere school of bij één experimentele basisschool het salaris werd berekend aan de hand van verschillende schalen, wordt voor de toepassing van het bepaalde in artikel C1 de hoogste voor hem op 31 juli 1985 van toepassing zijnde schaal in aanmerking genomen.

Artikel

C3

Minimum uitzicht

Voor de belanghebbende, voor wie volgens het bepaalde in artikel C1 een uitzicht zou moeten worden vastgesteld dat lager is dan het schaalsalaris dat voor hem per 1 augustus 1985 met toepassing van het bepaalde in hoofdstuk B is berekend, wordt het uitzicht vastgesteld op het laatstbedoelde niveau.

Artikel

C4

Afgifte verklaring

Artikel

C5

Uitkeringsgenietenden

Artikel

C6

Model van de verklaring

De verklaring, bedoeld in dit hoofdstuk, heeft het model zoals is opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.

Hoofdstuk

D

Slotbepalingen

Artikel

D1

Billijkheidsbepaling

Voor gevallen waarin dit besluit niet of niet naar billijkheid voorziet, beslist Onze minister.

Artikel

D2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 1985.

Artikel

D3

Nadere richtlijnen

Onze minister geeft nadere regelen voor de uitvoering van dit besluit.

Artikel

D4

Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, W. J. Deetman
De Minister van Binnenlandse Zaken, Rietkerk
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes

Bijlage

1

Verklaring B.O.

als bedoeld in het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985

het bevoegd gezag van:

(school):

(adres):

(plaats):

verklaart dat:

(naam):

(voornamen):

(geboortedatum):

(plaats):

op 31 juli 1985 als (functie): in dienst is van vorengenoemde school dat voor hem/haar, op grond van de bepalingen van het Rechtspositiebesluit KO/LO en het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985, op die datum voor de berekening van het salaris (mede) in aanmerking werd genomen, de schaal:

Met toepassing van hoofdstuk C van het Besluit overgangsmaatregelen b.o. 1985 is voor bovengenoemde belanghebbende een uitzicht vastgesteld op vaststelling van het salaris volgens schaal:

bij salarisnummer:

Datum: 19 Handtekening bevoegd gezag:

Goedgekeurd: 19

Minister van Onderwijs en Wetenschappen, namens deze, Zorgvuldig bewaren

Deze verklaring wordt slechts eenmaal afgegeven.

Duplicaten worden niet verstrekt.

Vervalgronden

De verklaring kan haar geldigheid verliezen:

  • -

    zodra de belanghebbende gedurende een periode van meer dan twee maanden niet werkzaam is geweest bij het basisonderwijs ;

  • -

    met ingang van de datum waarop de belanghebbende ontslag neemt uit zijn betrekking bij het basisonderwijs en een functie bij het basisonderwijs aanvaardt waarbij een lagere maximumschaal behoort dan bij de functie waarin hij op 1 augustus 1985 is benoemd;

en voorts, voor directeuren:

  • -

    met ingang van de datum waarop de directeur een functie als adjunct-directeur of leraar bij het basisonderwijs aanvaardt;

    en voorts, voor adjunct-directeuren:

  • -

    met ingang van de datum waarrop de adjunct-directeur een functie als leraar bij het basisonderwijs aanvaardt;

  • -

    met ingang van de datum waarop de adjunct-directeur een functie als directeur bij het basisonderwijs aanvaardt, tenzij hij op 31 juli 1985 in dienst was als hoofd van een lagere school of een experimentele basisschool;

    en voorts, voor leraren:

  • -

    met ingang van de datum waarop de leraar een functie als adjunct-directeur of directeur bij het basisonderwijs aanvaardt, tenzij hij op 31 juli 1985 in dienst was als resp. adjunct-hoofd of hoofd van een lagere school of een experimentele basisschool.

Voor gedetailleerde informatie:

Zie de artikelen V-P1, V-Q201, V-Q202 en V-R201 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.1Een periode waarin een ontslaguitkering wordt genoten volgens hoofdstuk I-H van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, wordt niet als onderbreking van het dienstverband aangemerkt.