Artikel
I-A1
Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
-
a1.
Informatie Beheer Groep: de Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;
-
b.
tijdelijke dienst: het dienstverband van bepaalde duur;
-
c.
vaste dienst: het dienstverband van onbepaalde duur;
-
d.
instelling:
-
1.
een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs;
-
2.
een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra dan wel een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;
-
3.
vervallen;
-
4.
De privaatrechtelijke rechtspersoon die optreedt als landelijk orgaan als bedoeld in artikel 2.38 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;
-
5.
-
a.
een vormingsinstituut als bedoeld in het Besluit vormingswerk voor jeugdigen;
-
b.
een horizontale scholengemeenschap als bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c onder 2, bestaande uit een vormingsinstituut, als bedoeld onder a, en één of meer scholen als bedoeld onder d6, d14, d17 of d18;
-
a.
-
d6.
een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor basiseducatie als bedoeld in artikel 1 onder h van de Rijksregeling basiseducatie (Stb. 1986, 433);
-
7.
een B3-lichaam als bedoeld in artikel 1, onder g, dan wel als bedoeld in artikel 2, derde 3, onderdeel b, juncto artikel 3 van de WPA, waarop dit besluit door Onze Minister van toepassing is verklaard;
-
8.
vervallen;
-
9.
vervallen;
-
10.
een instituut voor landbouwpraktijkonderwijs met één of meerdere lokaties (Innovatie en Praktijkcentrum) (IPC), dat wordt gesubsidieerd met toepassing van artikel 61 van de Wet op het voortgezet onderwijs, vallende onder één bevoegd gezag en waarbij de leiding berust bij één centrale directie;
-
11.
vervallen;
-
d12.
een verzorgingsinstelling als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635);
-
13.
Een ondersteuningsinstelling als bedoeld in de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991
-
a.
een publiekrechtelijke of uit de openbare kas bekostigde privaatrechtelijke regionale, plaatselijke of provinciale instelling ter ondersteuning van de volwasseneneducatie, die door Onze minister op grond van artikel 42, derde lid, van de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991 als zodanig is aangewezen;
-
b.
een publiekrechtelijke of uit de openbare kas bekostigde privaatrechtelijke regionale instelling ter ondersteuning van de volwasseneneducatie als bedoeld in artikel 41, derde lid, tweede volzin, van de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991;
-
c.
een landelijke ondersteuningsinstelling als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991.
-
a.
-
14.
-
a.
een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor middelbaar beroepsonderwijs in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs voor zover bekostigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
-
b.
een horizontale scholengemeenschap als bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c onder 2, bestaande uit een instelling voor middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld onder a, en één of meer scholen als bedoeld onder d5, d6, d17 of d18;
-
a.
-
15.
een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere scholengemeenschap voor lager en middelbaar beroepsonderwijs in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs alsmede voor beroepsbegeleidend onderwijs in de zin van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs (Agrarisch Opleidingscentrum) voor zover bekostigd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
-
16.
een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra of artikel 77 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
-
17.
-
a.
een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs;
-
b.
een horizontale scholengemeenschap als bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c onder 2, bestaande uit een instelling voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld onder a, en één of meer scholen als bedoeld onder d5, d6, d14 of d18;
-
a.
-
18.
-
a.
een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor beroepsbegeleidend onderwijs in de zin van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs voor zover bekostigd door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
-
b.
een horizontale scholengemeenschap als bedoeld in artikel I-Q101, eerste lid, onderdeel c onder 2, bestaande uit een instelling voor beroepsbegeleidend onderwijs als bedoeld onder a, en een of meer scholen als bedoeld onder d5, d6, d14 of d17.
-
a.
-
1.
-
e.
betrokkene:
-
e1.
de bij een bevoegd gezag aan een of meer instellingen, bedoeld onder d1, benoemde directeur, adjunct-directeur, lid van het onderwijsgevend personeel of lid van het onderwijsondersteunend personeel voor wie de salarissen en de toelagen worden vastgesteld in het Koninklijk Besluit ter uitvoering van artikel 33, tweede lid onder b van de Wet op het primair onderwijs. De leraar in opleiding wordt aangemerkt als een lid van het onderwijsgevend personeel;
-
2.
de bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d2, benoemde directeur, adjunct-directeur, lid van het onderwijsgevend personeel of lid van het onderwijsondersteunend personeel voor wie de salarissen en de toelagen worden vastgesteld in het koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 33, tweede lid onder b, van de Wet op de expertisecentra of artikel 153, tweede lid onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
-
3.
vervallen;
-
4.
het bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d4, benoemde personeel;
-
5.
het bij een bevoegd gezag aan een of meer instellingen, genoemd onder d5, benoemde personeel;
-
e6.
de bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d6, benoemde directeur/coördinator, adjunct-directeur/coördinator, lid van het educatief personeel of lid van het onderwijsondersteunend personeel;
-
7.
het bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d7, benoemde personeel;
-
8.
vervallen;
-
9.
vervallen;
-
10.
het bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d10, benoemde personeel;
-
11.
vervallen;
-
e12.
het lid van het personeel dat is benoemd aan een instelling genoemd onder d12;
-
e13.
de bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d13, benoemde directeur, adjunct-directeur of lid van het inhoudelijk personeel dan wel van het ondersteunend personeel;
-
14.
het bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d14, benoemde personeel;
-
15.
het bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d15, benoemde personeel;
-
16.
Het bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d16, benoemde onderwijsondersteunend en beheerspersoneel, respectievelijk het onderwijsgevend personeel dat is benoemd op basis van formatierekeneenheden als bedoeld in artikel 68, eerste lid onder d, van de Wet op het primair onderwijs;
-
17.
het bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d17, benoemde personeel;
-
18.
het bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d18, benoemde personeel;
-
e1.
-
f.
bevoegd gezag:
-
1.
ten aanzien van de instellingen genoemd onder d1 of d2 voor wat betreft:
-
-
een rijksschool: Onze minister;
-
-
een gemeentelijke school: het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van door hem te stellen regelen, dan wel, wanneer de school van meer dan één gemeente uitgaat, het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan;
-
-
een bijzondere school: het schoolbestuur;
-
-
-
2.
ten aanzien van een instelling genoemd onder d4: het bestuur;
-
3.
ten aanzien van een instelling genoemd onder d5: het bestuur;
-
f4.
ten aanzien van de instellingen genoemd onder d6, d14, d15, d17 en d18 voor wat betreft:
-
-
een gemeentelijke instelling: het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet anders bepaalt, en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van door hem te stellen regelen, dan wel, wanneer de instelling van meer dan één gemeente uitgaat, het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegd orgaan;
-
-
een bijzondere instelling: het instellingsbestuur;
-
-
-
5.
ten aanzien van een instelling genoemd onder d7: het bestuur;
-
6.
vervallen;
-
7.
ten aanzien van een instelling genoemd onder d10 en d12: het bestuur;
-
8.
vervallen;
-
f9.
ten aanzien van de instellingen genoemd onder d13 voor wat betreft:
-
-
een gemeentelijke instelling: het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan bij een publiekrechtelijke regionale instelling dan wel het college van burgemeester en wethouders bij een publiekrechtelijke plaatselijke instelling, voorzover de raad niet anders bepaalt en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van door hen te stellen regelen;
-
-
een publiekrechtelijke provinciale instelling: het college van Gedeputeerde Staten, voor zover de Provinciale Staten niet anders bepalen en, indien de Provinciale Staten dit wenselijk oordelen, met inachtneming van door hen te stellen regelen;
-
-
een privaatrechtelijke instelling: het instellingsbestuur;
-
-
-
10.
ten aanzien van de instellingen genoemd onder d16:
het bestuur;
-
1.
-
g.
werktijdfactor: het gedeelte van de normbetrekking waarvoor een personeelslid is benoemd, waarbij de uitkomst rekenkundig wordt afgerond op vier cijfers achter de komma.
-
h.
inspectie:
de inspectie belast met het toezicht op de desbetreffende instelling;
-
i.
normbetrekking: de betrekking of de betrekkingen waarvan de omvang op jaarbasis na aftrek van het verlof op grond van artikel I-C2 respectievelijk artikel I-C7, tweede lid, eerste volzin en na aftrek van het verlof op grond van artikel I-C41, gelijk is aan 1659 uren en waarbij de gemiddelde weektaak op jaarbasis gelijk is aan 36,86 uren.
-
j.
bezoldiging: de som van het salaris en de toelagen, genoemd in de artikelen I-P5, vierde lid, I-P16, I-P55, tweede lid, I-P58, I-P60, I-P83, I-Q209b, I-S107, I-S108, V-P4, V-P5, V-R102, tweede lid, derde lid en vierde lid, en V-R103, tweede lid, derde lid en vierde lid waarop de betrokkene ingevolge dit besluit aanspraak heeft;
-
k.
diensttijd: de tijd die in aanmerking komt voor pensioen dan wel daarvoor in aanmerking zou komen, indien van het recht van inkoop was gebruik gemaakt, alsmede ten aanzien van de betrokkene genoemd onder e5, e6, e8 of e9, vermeerderd met de diensttijd doorgebracht in dienst van een vormingsinstituut vóór het daarop van toepassing verklaren van de WPA en het daarop berustende pensioenreglement;
-
l.
WPA: de Wet privatisering ABP;
-
ll.
het pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;
-
m.
pensioen: een pensioen, als bedoeld in en vastgesteld bij of krachtens de WPA;
-
n.
schooljaar: het administratieve schooljaar, zijnde het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli, dan wel, voor de instellingen bedoeld in artikel I-A1, onder d6, en d12, het kalenderjaar;
-
o.
benoeming of aanstelling: de benoeming in algemene dienst van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 154, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 2.47, eerste lid onder h, van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs, onderscheidenlijk de benoeming bij een privaatrechtelijke verzorgingsinstelling of bij een privaatrechtelijke instelling als bedoeld onder d13 en de aanstelling bij een publiekrechtelijke verzorgingsinstelling of bij een publiekrechtelijke instelling als bedoeld onder d13.
-
p.
bestuursbenoeming: de benoeming in algemene dienst bedoeld in artikel 34 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 34 van de Wet op de expertisecentra of artikel 154 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
-
q.
"akte van benoeming": de akte van benoeming bij het bijzonder onderwijs dan wel de arbeidsovereenkomst met het bestuur van een privaatrechtelijke verzorgingsinstelling of van een privaatrechtelijke instelling als bedoeld onder d13 en de akte van aanstelling bij het openbaar onderwijs, bij een publiekrechtelijke verzorgingsinstelling of bij een publiekrechtelijke instelling als bedoeld onder d13, een en ander als bedoeld in hoofdstuk I-B, dan wel het Koninklijk besluit bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs;
-
r.
"dagschool": de instelling waaraan de te geven lessen geheel of in overwegende mate aanvangen vóór 18.00 uur;
-
s.
"avondschool": de instelling waaraan de te geven lessen geheel of in overwegende mate aanvangen na 18.00 uur;
-
t.
"contractactiviteiten": werkzaamheden die aan een instelling naast de door het Rijk bekostigde taken worden verricht ingevolge een daartoe met een derde door het bevoegd gezag gesloten overeenkomst en waarvoor de door het Rijk bekostigde formatie door het bevoegd gezag wordt uitgebreid, een en ander als bedoeld in artikel 3, derde lid, van het Besluit vormingswerk voor jeugdigen artikel 2.7 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;
-
u.
"contractperiode": de periode gedurende welke het bevoegd gezag de voor een instelling door het Rijk bekostigde formatie heeft uitgebreid in verband met een overeenkomst met een derde tot het verrichten van contractactiviteiten;
-
v.
echtgeno(o)t(e): voor de toepassing van dit besluit wordt onder echtgenote of echtgenoot mede begrepen de levensparter met wie de ambtenaar samenwoont en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding, dan wel de persoon met wie een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Onder weduwe of weduwnaar wordt mede begrepen de achtergebleven levenspartner, dan wel de achtergebleven geregistreerde partner. Tot gezinslid wordt in voorkomend geval mede gerekend de levenspartner of geregistreerde partner. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner of geregistreerde partner worden aangemerkt.
Onze Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.