Wet van 4 juli 1985, houdende Wet op de erkende onderwijsinstellingen

Wet op de erkende onderwijsinstellingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot een regeling voor erkenning voor het bijzonder onderwijs, dat niet uit ’s Rijks kas wordt bekostigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    "Onze Minister": Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen;

  • b.

    "instelling": een instelling voor onderwijs die uitgaat van een natuurlijke persoon dan wel van een privaatrechtelijke rechtspersoon;

  • c.

    "bevoegd gezag": de natuurlijke persoon van wie de instelling uitgaat dan wel het orgaan van de rechtspersoon dat bevoegd is terzake van de instelling rechtshandelingen te verrichten;

  • d.

    "de inspectie": de inspectie bedoeld in artikel 22, voor zover belast met taken op het gebied van het onderwijs waarop deze wet van toepassing is;

  • e.

    "schriftelijk onderwijs": onderwijs waarbij de communicatie tussen cursist en instelling zich geheel of in hoofdzaak voltrekt door geregelde uitwisseling van het gedrukte en geschreven woord al dan niet in combinatie met visuele, auditieve, audiovisuele of andere hulpmiddelen;

  • f.

    "auteur": hij die ten behoeve van het schriftelijk onderwijs door het bevoegd gezag is belast met het samenstellen en bijhouden van de schriftelijke lessen dan wel de daarbij behorende hulpmiddelen, dan wel beide;

  • g.

    "docent": hij die door het bevoegd gezag is belast met het geven van mondelinge lessen dan wel het corrigeren en van aanwijzingen voorzien van het door cursisten ingezonden werk dan wel beide;

  • h.

    "cursus": een educatieve activiteit, waarbij door interactie tussen docent en cursist met een vooropgezet leerdoel een afgeronde hoeveelheid kennis, vaardigheid of attitudes wordt overgedragen. Indien een instelling ten behoeve van een wederpartij slechts een deel van de cursus verzorgt, wordt dit deel als cursus aangemerkt;

  • i.

    "deelexamen": een voor de cursist op zich staand examen in een examenvak.

Artikel

2

Reikwijdte wet

Titel

II

Erkenning

Artikel

3

Voorwaarden erkenning

Onze Minister erkent een instelling, indien zij voldoet aan de voorschriften van deze wet en van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 9, tweede lid. Daar waar de erkenning betrekking heeft op een instelling die mede landbouwonderwijs verzorgt, handelt Onze Minister in overeenstemming met de Minister van Landbouw en Visserij.

Artikel

4

Verzoek om erkenning; gegevens

Artikel

5

Beslissing op het verzoek

Na ontvangst van het verzoek om erkenning en de in artikel 4, tweede lid, bedoelde bijlagen wordt binnen 1 jaar na ontvangst hiervan, daarop een beslissing genomen.

Titel

III

Voorwaarden voor de erkende instelling

Artikel

6

Vermelding van erkenning

Artikel

7

Bewijzen en verklaringen van bekwaamheid

Artikel

9

Kwaliteit van de cursus

Artikel

10

Werving cursisten

Artikel

11

Overeenkomst met cursist

Artikel

12

Examens

Artikel

13

Gecommitteerden

Artikel

14

Diploma's, certificaten, beoordelingslijsten en verklaringen

Artikel

16

Waarborg belang onderwijs

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat door zijn handelen of nalaten het belang van het onderwijs waarop deze wet van toepassing is niet kan worden geschaad.

Artikel

17

Informatieplicht bevoegd gezag

Artikel

18

Deskundigenonderzoek

Onze Minister kan zich omtrent de kwaliteit van de cursussen van de instelling door deskundigen doen voorlichten.

Titel

IV

Nadere voorwaarde voor handhaving van de erkenning; intrekking en verval van de erkenning

Artikel

19

Intrekking erkenning

Artikel

20

Verval van rechtswege van erkenning

Titel

V

Toezicht

Artikel

22

Opdracht tot toezicht, inspectie

Het toezicht op de erkende instellingen is opgedragen aan Onze Minister. Het wordt onder zijn gezag uitgeoefend door de inspectie van het onderwijs onder leiding van de inspecteur-generaal van het onderwijs.

Artikel

23

Taak inspectie

De inspectie is belast met:

  • a.

    het bekend blijven met de toestand van het onderwijs waarop deze wet van toepassing is;

  • b.

    het toezien op de naleving van deze wet en van haar uitvoeringsvoorschriften door de erkende instellingen;

  • c.

    het desgevraagd of uit eigen beweging rapporteren aan Onze Minister over de toestand van het onderwijs waarop deze wet van toepassing is en het doen van voorstellen aan Onze Minister, die zij in het belang van dit onderwijs nodig acht;

  • d.

    het bijdragen aan de ontwikkeling van het onderwijs waarop deze wet van toepassing is door overleg met het bevoegd gezag, het personeel en de cursisten van de erkende instellingen.

Artikel

24

Toegang en inlichting inspectie

Titel

VI

Bijzondere bepalingen

Artikel

26

Publikatie in de Nederlandse Staatscourant

Titel

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

27

Overgangsbepaling inzake erkenning

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 geldt voor verzoeken die zijn ingediend binnen 1 jaar na de inwerkingtreding van de wet, dat binnen 2 jaar na inwerkingtreding van de wet een beslissing wordt genomen.

Artikel

28

Intrekking Weiso

Artikel

29

Citeertitel

Deze wet kan worden aangehaald als "Wet op de erkende onderwijsinstellingen".

Artikel

30

Inwerkingtreding

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, N. J. Ginjaar-Maas
De minister van Justitie a.i., L. C. Brinkman

Inhoudsopgave

Titel I

Algemene bepalingen

Artikel 1.

Begripsbepalingen

Artikel 2.

Reikwijdte wet

Titel II

Erkenning

Artikel 3.

Voorwaarden erkenning

Artikel 4.

Verzoek om erkenning; gegevens

Artikel 5.

Beslissing op het verzoek

Titel III

Voorwaarden voor de erkende instelling

Artikel 6.

Vermelding van erkenning

Artikel 7.

Bewijzen en verklaringen van bekwaamheid

Artikel 8.

Verklaring omtrent het gedrag

Artikel 9.

Kwaliteit van de cursus

Artikel 10.

Werving cursisten

Artikel 11.

Overeenkomst met cursist

Artikel 12.

Examens

Artikel 13.

Gecommitteerden

Artikel 14.

Diploma's, certificaten, beoordelingslijsten en verklaringen

Artikel 15.

Afwijkende voorschriften ten behoeve van bepaalde examens

Artikel 16.

Waarborg belang onderwijs

Artikel 17.

Informatieplicht bevoegd gezag

Artikel 18.

Deskundigenonderzoek

Titel IV

Nadere voorwaarde voor handhaving van de erkenning; intrekking en verval van de erkenning

Artikel 19.

Intrekking erkenning

Artikel 20.

Verval van rechtswege van erkenning

Artikel 21.

Vervallen

Titel V

Toezicht

Artikel 22.

Opdracht tot toezicht, inspectie

Artikel 23.

Taak inspectie

Artikel 24.

Toegang en inlichting inspectie

Artikel 25.

Nadere voorschriften toezicht

Titel VI

Bijzondere bepalingen

Artikel 26.

Publikatie in de Nederlandse Staatscourant

Titel VII.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 27.

Overgangsbepaling inzake erkenning

Artikel 28.

Intrekking Weiso

Artikel 29.

Citeertitel

Artikel 30.

Inwerkingtreding