Wet van 16 mei 1986, houdende regelen inzake de toekenning van een buitengewoon pensioen aan de deelnemers aan het verzet in het voormalige Nederlands-Indië en aan hun nagelaten betrekkingen

Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen betreffende het toekennen van buitengewoon pensioen aan hen, die tijdens de vijandelijke bezetting van het voormalige Nederlands-Indië hebben deelgenomen aan het verzet, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Eerste

hoofdstuk

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b.

    de Raad: de Pensioen- en Uitkeringsraad, bedoeld in de Wet op de Pensioen- en Uitkeringsraad;

  • c.

    de pensioengrondslag: de pensioengrondslag, bedoeld in artikel 10;

  • d.

    nagelaten betrekkingen: de personen, bedoeld in de artikelen 19, 20 en 34;

  • e.

    "minimum-pensioengrondslag": de pensioengrondslag, bedoeld in artikel 10, achtste lid, onder a.

Artikel

1a

Voor de toepassing van deze wet wordt gelijkgesteld met:

  • a.

    huwelijk: het geregistreerd partnerschap;

  • b.

    gehuwd: als partner geregistreerd;

  • c.

    echtgenoot of echtgenote: de geregistreerde partner;

  • d.

    weduwe of weduwnaar: de achtergebleven partij bij een geregistreerd partnerschap;

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Tweede

hoofdstuk

Het buitengewoon pensioen van de deelnemers aan het verzet

§

1

Het recht op buitengewoon pensioen

Artikel

6

§

2

De voet waarop het buitengewoon pensioen wordt verleend

Artikel

7

Het buitengewoon pensioen kan als blijvend of voorlopig pensioen worden toegekend.

Artikel

8

Het blijvend buitengewoon pensioen wordt toegekend, indien, hetzij bij eerste toekenning, hetzij bij vernieuwing van pensioen, verandering van het invaliditeitspercentage voor de toekomst niet aannemelijk wordt geacht.

Artikel

9

§

3

De pensioengrondslag

Artikel

10

§

4

De berekening van het buitengewoon pensioen

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Tenzij de belanghebbende reeds op grond van het bepaalde in artikel 12 recht heeft op een vermeerdering, wordt het buitengewoon pensioen éénmaal met 20% van de pensioengrondslag vermeerderd, wanneer ten gevolge van de verwonding, verminking, ziekten of gebreken die ontstaan zijn als gevolg van het verzet:

  • a.

    een der ledematen is verloren gegaan of voorgoed geheel onbruikbaar is geworden dan wel een toestand is ontstaan die met een zodanig verlies of een zodanige onbruikbaarheid is gelijk te stellen;

  • b.

    twee of meer der ledematen dermate in beweeglijkheid of bruikbaarheid zijn verminderd dat de toestand van de belanghebbende met die onder a beschreven is gelijk te stellen;

  • c.

    het gezichtsvermogen door organische oorzaken zodanig is beperkt dat het vermogen om zich zelfstandig te bewegen er ernstig door wordt getroffen;

òf

  • d.

    belangrijke misvorming van het gelaat is ontstaan, welke door hulpmiddelen niet voldoende te verbergen is, zodat de belanghebbende de omgang met zijn medemensen ernstig wordt bemoeilijkt.

Artikel

14

Tenzij de belanghebbende reeds op grond van het bepaalde in artikel 12 recht heeft op een vermeerdering, wordt het buitengewoon pensioen éénmaal met 40% van de pensioengrondslag vermeerderd, wanneer ten gevolge van de verwonding, verminking, ziekten of gebreken, die ontstaan zijn als gevolg van het verzet:

  • a.

    twee of meer ledematen zijn verloren gegaan of voorgoed geheel onbruikbaar zijn geworden dan wel een toestand is ontstaan die met een zodanig verlies of een zodanige onbruikbaarheid is gelijk te stellen;

  • b.

    het gezichtsvermogen voorgoed geheel verloren is gegaan of een toestand is ontstaan welke met blindheid is gelijk te stellen;

òf

  • c.

    onherstelbare krankzinnigheid is ontstaan of een toestand welke daarmee is gelijk te stellen.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Het bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onder b, ten derde, wordt door Onze Minister telkens herzien met ingang van 1 januari, indien en voor zover de ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie in de periode 1 november tot en met 31 oktober daaraan voorafgaand, daartoe aanleiding geeft.

§

5

Het geneeskundig onderzoek

Artikel

18

Derde

hoofdstuk

Het pensioen der nagelaten betrekkingen

§

1

Het recht op buitengewoon pensioen

Artikel

19

Artikel

20

§

2

Het geneeskundig onderzoek

Artikel

21

Voor de vaststelling van het recht op buitengewoon pensioen, waarop krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk recht kan bestaan, is het bepaalde in artikel 18, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

§

3

De berekening van het buitengewoon pensioen

Artikel

22

Het buitengewoon pensioen, bedoeld in artikel 19, bedraagt:

  • a.

    voor de weduwe, wier echtgenoot het leven heeft verloren in verband met het verzet, dan wel is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 6, alsmede voor de weduwe van de deelnemer aan het verzet, die is overleden door andere oorzaken dan hiervoor genoemd en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, tenminste 60% bedroeg, 65% van de pensioengrondslag, die op grond van het bepaalde in artikel 10 voor de echtgenoot heeft of zou hebben gegolden, indien deze als deelnemer aan het verzet recht op buitengewoon pensioen had of zou hebben gehad. Indien er bij het overlijden van de deelnemer aan het verzet tevens recht of krachtens artikel 19, tweede lid, uitzicht op een of meerdere buitengewone pensioenen, als bedoeld onder c, bestaat, wordt het buitengewoon weduwenpensioen met het bedrag daarvan verminderd;

  • b.

    voor de weduwe van de deelnemer aan het verzet, die het leven heeft verloren door andere oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 6, en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, minder dan 60% bedroeg, 65% van het buitengewoon pensioen, waarop de deelnemer aan het verzet op het tijdstip van zijn overlijden recht had of zou hebben gehad. Indien er bij het overlijden van de deelnemer aan het verzet tevens recht of krachtens artikel 19, tweede lid, uitzicht op een of meer buitengewone pensioenen, als bedoeld onder d, bestaat, wordt het buitengewoon weduwenpensioen met het bedrag daarvan verminderd;

  • c.

    voor de gewezen echtgenote van een overleden deelnemer aan het verzet, die is overleden aan de gevolgen van verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 6, alsmede voor de gewezen echtgenote van een overleden deelnemer aan het verzet, die is overleden door andere oorzaken dan hiervoor genoemd en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, tenminste 60% bedroeg, een bedrag, berekend volgens de formule:

, in welke formule:

p voorstelt: het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in zijn leeftijdsperiode van 25 tot 65 jaar met de vrouw gehuwd is geweest, vermeerderd met het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in dezelfde leeftijdsperiode vóór het sluiten van dat huwelijk zonder onderbreking ongehuwd is geweest, en

q voorstelt: de pensioengrondslag, welke voor de man op het tijdstip van zijn overlijden gold of zou hebben gegolden;

  • d.

    voor de gewezen echtgenote van een overleden deelnemer aan het verzet, die is overleden door andere oorzaken dan verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 6, en wiens invaliditeit, waarnaar zijn buitengewoon pensioen laatstelijk was of zou zijn berekend, minder dan 60% bedroeg, een bedrag, berekend volgens de formule:

    , in welke formule:

    x voorstelt: het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in zijn leeftijdsperiode van 25 tot 65 jaar met de vrouw gehuwd is geweest, vermeerderd met het aantal volle jaren, gedurende hetwelk de man in dezelfde leeftijdsperiode vóór het sluiten van dat huwelijk zonder onderbreking ongehuwd is geweest, en

    y voorstelt: het buitengewoon pensioen als bedoeld in artikel 11, waarop de man op het tijdstip van zijn overlijden recht had of zou hebben gehad.

Artikel

22a

Het buitengewoon pensioen van de weduwe, wier echtgenoot over een periode van ten minste drie maanden, voorafgaande aan zijn overlijden in het genot was gesteld van een blijvend buitengewoon pensioen uit hoofde van een invaliditeit van ten minste negentig procent wordt gedurende het eerste jaar na het overlijden van de echtgenoot verhoogd met twintig procent van de pensioengrondslag en gedurende het tweede jaar na het overlijden met tien procent van die grondslag, voor zover het verhoogde buitengewoon weduwen-pensioen daardoor gedurende het eerste jaar niet meer dan vijfentachtig procent van de minimum-pensioengrondslag bedraagt en gedurende het tweede jaar niet meer dan vijfenzeventig procent van die grondslag.

Artikel

23

Vierde

hoofdstuk

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Vijfde

hoofdstuk

De aanvraag en de toekenning

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

27a

Vervallen

Artikel

28

Artikel

28a

Artikel

29

Zesde

hoofdstuk

Ingang en einde der buitengewone pensioenen

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Het buitengewoon pensioen van de weduwe en dat van een gewezen echtgenote eindigen voorts met het einde van het kwartaal, waarin een volgend door haar gesloten huwelijk heeft plaatsgehad. Indien dat huwelijk wordt ontbonden, wordt op haar aanvraag bij de Raad haar vroeger buitengewoon pensioen weder toegekend. Zouden haar echter ter zake van het latere huwelijk pensioen of andere inkomsten toekomen, als bedoeld in artikel 16, derde lid, dan vindt deze wetsbepaling overeenkomstige toepassing. Het buitengewoon pensioen gaat opnieuw in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de ontbinding van het huwelijk heeft plaatsgevonden, mits de aanvraag binnen dertien weken na de datum van de ontbinding van het vorige huwelijk is ingediend. Wordt de aanvraag later ingediend, dan gaat het buitengewoon pensioen in op de eerste dag van de maand volgende op die waarop de aanvraag bij de Raad is binnengekomen.

Artikel

33

Het buitengewoon pensioen van de weduwe en dat van een gewezen echtgenote worden niet uitbetaald over de tijd, gedurende welke de vrouw in concubinaat leeft.

Artikel

34

Zevende

hoofdstuk

De welvaartsvastheid der buitengewone pensioenen

Artikel

35

Hoofdstuk

7A

De garantietoeslag

Artikel

35a

Artikel

35b

Het van toepassing zijnde normbedrag bedraagt:

  • a.

    voor de gepensioneerde die de vijfenzestigjarige leeftijd nog niet heeft bereikt: zeventig procent van de minimum-pensioengrondslag op maandbasis;

  • b.

    voor de gepensioneerde die de vijfenzestigjarige leeftijd heeft bereikt: vijftig procent van de minimum-pensioengrondslag op maandbasis, vermeerderd met twintig procent van het bedrag genoemd in artikel 9, tiende lid, onder a, van de Algemene Ouderdomswet alsmede van de vakantie-uitkering, genoemd in artikel 29, negende lid, onder c, van die wet.

Artikel

35c

Achtste

hoofdstuk

Bijzondere bepalingen aan alle buitengewone pensioenen en garantietoeslagen gemeen

Artikel

36

Het buitengewoon pensioen, bedoeld in de artikelen 11, 22 en 22a, de garantietoeslag genoemd in artikel 35a, alsmede de vermeerdering, genoemd in de artikelen 12, 13 en 14, worden naar boven afgerond tot hele euro’s.

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Indien een gepensioneerde in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of zwakzinnigen is opgenomen, of, niet opgenomen zijnde in een zodanige inrichting, op grond van geestelijke gestoordheid niet in staat is kwijting te verlenen voor de uitbetaling van zijn buitengewoon pensioen en zijn garantietoeslag, is de Raad bevoegd het buitengewoon pensioen en de garantietoeslag uit te betalen aan een door hem aan te wijzen persoon of instelling. In andere bijzondere gevallen is de Raad eveneens bevoegd het buitengewoon pensioen en de garantietoeslag in plaats van aan de gepensioneerde zonder diens machtiging uit te betalen aan een door hem aan te wijzen persoon of instelling.

Artikel

41

De Raad is bevoegd geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien van uit de toepassing van deze wet voortvloeiende aan het Rijk toekomende vorderingen, dan wel deze vorderingen geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd. Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel

42

Artikel

43

Negende

hoofdstuk

Bezwaar en beroep

Artikel

44a

Vervallen

Artikel

44b

Artikel

44c

Vervallen

Artikel

45

Artikel

45a

Vervallen

Artikel

46

Vervallen

Tiende

hoofdstuk

Wijziging en herziening van gegeven beschikkingen

Artikel

47

Indien de verwonding, verminking, ziekten of gebreken, als bedoeld in artikel 6, de deelnemer aan het verzet in een toestand brengen die hem recht geven op een hoger buitengewoon pensioen dan verleend werd, wordt het invaliditeitspercentage opnieuw vastgesteld en wordt hij met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin door of namens hem een aanvraag daartoe is ingediend, alsnog in het genot gesteld van een hoger buitengewoon pensioen.

Artikel

48

Artikel

49

De Raad is bevoegd, op daartoe door of vanwege de belanghebbende gedane aanvraag, een door de Raad of de Centrale Raad van Beroep gegeven beschikking dan wel uitspraak in het voordeel van de bij die beschikking dan wel uitspraak betrokkene te herzien.

Artikel

49a

Op een beschikking, voortvloeiende uit de toepassing van de artikelen 47 en 49 is het vijfde hoofdstuk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 28, derde lid, en artikel 28a.

Elfde

hoofdstuk

Verstrekken van inlichtingen

Artikel

50

De belanghebbende is verplicht desgevraagd die inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet of krachtens deze wet vastgestelde algemene maatregelen van bestuur.

Artikel

51

Vervallen

Artikel

52

Vervallen

Twaalfde

hoofdstuk

Ministerieel toezicht

Artikel

53

Vervallen

Artikel

54

Dertiende

hoofdstuk

Wijziging andere wetten

Artikel

55

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

56

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

57

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

58

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

59

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Veertiende

hoofdstuk

Slotbepalingen

Artikel

60

Voor degene die een aanvraag om een buitengewoon pensioen indient binnen drie maanden na de datum van het in werking treden van deze wet, gaat het buitengewoon pensioen zonodig in op de datum tot welke deze wet terugwerkt.

Artikel

61

In afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 35 omtrent de herziening van de pensioengrondslagen en de bedragen bedoeld in artikel 10, worden deze pensioengrondslagen en bedragen over de periode 1 januari 1983 tot de datum van de eerstvolgende herziening na de datum van inwerkingtreding van deze wet herzien overeenkomstig de ontwikkelingen welke de pensioenbedragen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 over genoemde periode hebben gevolgd.

Artikel

62

Artikel

63

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet".

Artikel

64

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt met uitzondering van de artikelen 55, onder D, 56, onder D, 57, onder A en 58, onder A, terug tot 1 januari 1983. De artikelen 55, onder C en 56, onder C treden op 1 januari 1986 in werking.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, J. P. van der Reijden
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes