Kanalisatieregeling diergeneesmiddelen en -gemedicineerde voeders

Kanalisatieregeling diergeneesmiddelen en -gemedicineerde voeders

De minister van Landbouw en Visserij,
Gehoord de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, het Landbouwschap, het Produktschap voor Vee en Vlees, het Produktschap voor Pluimvee en Eieren, het Produktschap voor Veevoeder, de Fidin, de Nefato, de Dibevo, de Fagrovet en de Nederlandse Vereniging voor Dierverloskundigen en Castreurs;

Besluit:

Artikel

1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

wet:

Diergeneesmiddelenwet (Stb. 1985, 410);

antimicrobiële diergeneesmiddelen:

diergeneesmiddelen, niet zijnde sera of entstoffen, die substanties bevatten die al dan niet na omzetting, in staat zijn in een dier de vermeerdering van micro-organismen of virussen te verhinderen bij een concentratie van 10 microgram/ml of lager, of die in staat zijn de groei van een cultuur van micro-organismen of virussen tegen te gaan bij een concentratie van 5 microgram/ml of lager;

resistentie-inducerende diergeneesmiddelen:

diergeneesmiddelen die een blijvende resistentie induceren bij voordien voor dat diergeneesmiddel gevoelige pathogene micro-organismen, virussen of inwendige parasieten;

hormoonpreparaten:

diergeneesmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit een of meer substanties die in een dier een fysiologisch gelijksoortige of tegengestelde werking uitoefenen als een of meer natuurlijke hormonen of die bestemd zijn om de werking van hormonen of endocriene organen rechtstreeks te beïnvloeden;

middelen voor verdoving:

middelen die het dier ongevoelig maken voor pijnprikkels, zodanig dat een operatie kan worden uitgevoerd;

ectoparasiticum:

middel dat door uitwendige toepassing op dieren dient tot bestrijding of afwering van op dieren voorkomende insekten of mijten.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Het is verboden andere gemedicineerde voeders dan die waarin slechts diergeneesmiddelen voorkomen in hoeveelheden die in overeenstemming zijn met de overeenkomstige bijlage I van de Verordening diervoeder 1986 van het Produktschap voor Veevoeder (Verordening van 28 mei 1986, Vb. Bo. 1986, afl. 35) voor dat voeder toegestane hoeveelheden aan houders van dieren af te leveren zonder recept van een dierenarts.

Artikel

5

Artikel

6

's-Gravenhage
De minister van Landbouw en Visserij,
Voor deze,
De secretaris-generaal, G. J. vanDinter

Bijlage

I

Diergeneesmiddelen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, waarop het kanalisatieregime van toepassing is

1

Diergeneesmiddelen, die bestemd zijn om curatief te worden gebruikt bij ziekten van:

  • a.

    zenuwstelsel;

  • b.

    hart- en bloedvatenstelsel;

  • c.

    immuunsysteem of bloedbereidende organen;

  • d.

    inwendige nieuwvormingen.

2

Diergeneesmiddelen, voor zover niet reeds uit andere hoofde onder het kanalisatieregime vallend, die tevens geneesmiddelen zijn als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening.

3

Diergeneesmiddelen die ß-agonisten bevatten.

Bijlage

II

Diergeneesmiddelen, waarop het kanalisatieregime niet van toepassing is

1

Antimicrobiële diergeneesmiddelen en resistentie-inducerende diergeneesmiddelen, uitsluitend geschikt en bestemd voor toepassing bij aquarium- en terrariumdieren, in een verpakking die ten hoogste 5 gram van de werkzame stof bevat.

2

Diergeneesmiddelen, uitsluitend geschikt en bestemd voor orale toepassing bij kooi- en volièrevogels en post- en sierduiven en niet bedrijfsmatig gehouden kleine knaagdieren die als werkzame stof slechts tetracycline, oxytetracycline, chloortetracycline of sulfonamiden bevatten in een hoeveelheid van ten hoogste 5 gram per verpakking.

Bijlage

III

Diergeneesmiddelen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, waarop het U.D.D.-regime van toepassing is

1. Diergeneesmiddelen die ß-agonisten bevatten.

Bijlage

IV

Bijlage bedoeld in onderdeel B van de onderhavige regeling

Diergeneesmiddelen, waarop het UDD-regime niet van toepassing is

1

Entstoffen

  • a.

    entstoffen, uitsluitend bestemd voor bedrijfsmatig gehouden pelsdieren, vissen en pluimvee;

  • b.

    entstoffen voor kanaries ter preventie van kanariepokken;

  • c.

    sera en entstoffen welke zijn verwerkt in gemedicineerd voeder, voor zover die verwerking is toegestaan.

2

Hormoonpreparaten

  • a.

    Hormoonpreparaten met een gestagene, oestragene of androgene werking, uitsluitend geschikt en bestemd voor orale toepassing bij honden of katten in een verpakking die ten hoogste 30 gebruikseenheden bevat;

  • b.

    diergeneesmiddelen met androgene werking die uitsluitend bestemd zijn voor de behandeling van jonge vissen gedurende de eerste drie maanden met het oog op geslachtsverandering.

3

Overig

  • a.

    vloeistof voor intraveneuze toediening uitsluitend bestemd voor het rund, welke vloeistof als werkzame bestanddelen uitsluitend calcium en magnesium bevat in een hoeveelheid van ten hoogste 500 ml;

  • b.

    diergeneesmiddelen die als werkzaam bestanddeel lidocaïne bevatten, bestemd voor epiduraalanesthesie bij embryotomie, voor zover het toepassen daarvan geschiedt door dierverloskundigen in het kader van de hun daartoe ingevolge artikel 5 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning dan wel door castreurs in het kader van de hun daartoe ingevolge artikel 6 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning;

  • c.

    diergeneesmiddelen die uitsluitend als werkzaam bestanddeel xylazine bevatten ten behoeve van toepassing van castratie, voor zover het toepassen daarvan geschiedt door castreurs in het kader van de hun daartoe ingevolge artikel 6 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning; d. diergeneesmiddelen die als werkzaam bestanddeel [bèta]-agonisten bevatten, voor zover zij uitsluitend bestemd zijn voor toediening aan andere diersoorten dan runderen.