Gehoord de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, het Landbouwschap, het Produktschap voor Vee en Vlees, het Produktschap voor Pluimvee en Eieren, het Produktschap voor Veevoeder, de Fidin, de Nefato, de Dibevo, de Fagrovet en de Nederlandse Vereniging voor Dierverloskundigen en Castreurs;
Besluit:
Artikel
1
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
diergeneesmiddelen, niet zijnde sera of entstoffen, die substanties bevatten die al dan niet na omzetting, in staat zijn in een dier de vermeerdering van micro-organismen of virussen te verhinderen bij een concentratie van 10 microgram/ml of lager, of die in staat zijn de groei van een cultuur van micro-organismen of virussen tegen te gaan bij een concentratie van 5 microgram/ml of lager;
resistentie-inducerende diergeneesmiddelen:
diergeneesmiddelen die een blijvende resistentie induceren bij voordien voor dat diergeneesmiddel gevoelige pathogene micro-organismen, virussen of inwendige parasieten;
hormoonpreparaten:
diergeneesmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit een of meer substanties die in een dier een fysiologisch gelijksoortige of tegengestelde werking uitoefenen als een of meer natuurlijke hormonen of die bestemd zijn om de werking van hormonen of endocriene organen rechtstreeks te beïnvloeden;
middelen voor verdoving:
middelen die het dier ongevoelig maken voor pijnprikkels, zodanig dat een operatie kan worden uitgevoerd;
ectoparasiticum:
middel dat door uitwendige toepassing op dieren dient tot bestrijding of afwering van op dieren voorkomende insekten of mijten.
diergeneesmiddelen die kunnen worden toegediend door middel van injectie of implantatie, tenzij uitsluitend subcutane, intramusculaire of intramammaire toediening is toegestaan;
f.
diergeneesmiddelen bestemd voor algehele verdoving, alsmede per injectie toe te dienen middelen voor plaatselijke verdoving;
g.
spierrelaxantia;
h.
de diergeneesmiddelen, genoemd in bijlage I, bij deze regeling;
i.
diergeneesmiddelen, die een werkzaam bestanddeel bevatten dat niet gedurende ten minste 5 jaar in een geregistreerd diergeneesmiddel of in een onder de Vrijstellingsregeling ectoparasiticiden vallend ectoparasiticum is verwerkt.
2
De in het eerste lid, onderdeel a tot en met g gegeven aanwijzing is niet van toepassing op de diergeneesmiddelen die zijn genoemd in bijlage II bij deze regeling.
Artikel
3
1
Van de diergeneesmiddelen bedoeld in artikel 2 die ingevolge artikel 30, vierde lid, van de wet, niet aan apothekers of houders van dieren mogen worden afgeleverd worden aangewezen:
a.
hormoonpreparaten met een gestagene, oestrogene of androgene werking, met uitzondering van anticonceptiva en middelen voor bronstsynchronisatie;
b.
sera, entstoffen en biologische diagnostica;
c.
diergeneesmiddelen die kunnen worden toegediend door middel van injectie of implantatie, tenzij uitsluitend subcutane, intramusculaire of intramammaire toediening is toegestaan;
d.
diergeneesmiddelen voor algehele verdoving, alsmede per injectie toe te dienen middelen voor plaatselijke verdoving;
e.
spierrelaxantia;
f.
diergeneesmiddelen genoemd in bijlage III bij de regeling.
2
De in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, gegeven aanwijzing is niet van toepassing op de diergeneesmiddelen, die zijn genoemd in bijlage IV bij deze regeling.
Artikel
4
Het is verboden andere gemedicineerde voeders dan die waarin slechts diergeneesmiddelen voorkomen in hoeveelheden die in overeenstemming zijn met de overeenkomstige bijlage I van de Verordening diervoeder 1986 van het Produktschap voor Veevoeder (Verordening van 28 mei 1986, Vb. Bo. 1986, afl. 35) voor dat voeder toegestane hoeveelheden aan houders van dieren af te leveren zonder recept van een dierenarts.
Artikel
5
1
Als groepen, bedoeld in artikel 30, tweede lid, onderdeel f, van de wet worden aangewezen dierverloskundigen en castreurs die in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunst (Stb. 1954, 372).
2
Als diergeneesmiddelen, die aan personen behorende tot de in het eerste lid bedoelde groep der dierverloskundigen mogen worden afgeleverd, worden aangewezen:
a.
diergeneesmiddelen uitsluitend bestemd voor intra-uterine toediening, welke als werkzaam bestanddeel uitsluitend oxytetracycline, chloortetracycline of tetracycline hycrochloride bevatten;
b.
hormoonpreparaten die geen andere werking hebben dan de beïnvloeding van de contractiliteit van de uterus;
c.
diergeneesmiddelen uitsluitend geschikt voor orale of nasale toediening, die als werkzaam bestanddeel uitsluitend prethcamide bevatten;
d.
vloeistof voor intraveneuze toediening, welke vloeistof als werkzame bestanddelen slechts calcium en magnesium bevat in een hoeveelheid van ten hoogste 500 ml;
e.
diergeneesmiddelen die als werkzaam bestanddeel lidocaïne bevatten bestemd voor epiduraalanesthesie bij embryotomie.
3
Als diergeneesmiddelen, die aan personen behorende tot de in het eerste lid bedoelde groepen mogen worden afgeleverd, worden aangewezen:
a.
antimicrobiële- en resistentie inducerende diergeneesmiddelen, voor zover deze geschikt zijn voor en dienen ten behoeve van wondbehandeling ten gevolge van castratie of verlossing met uitzondering van die welke chlooramphenicol bevatten;
b.
penicilline-G, streptomycines en tetracyclines uitsluitend geschikt voor intramusculaire toediening.
4
Als diergeneesmiddelen, die aan personen behorende tot de in het eerste lid bedoelde groep castreurs mogen worden afgeleverd, worden aangewezen:
a.
lokale anesthetica voor injectie voor zover deze geschikt zijn voor en dienen om een castratie pijnloos te laten verlopen;
b.
diergeneesmiddelen die uitsluitend als werkzaam bestanddeel xylazine bevatten voor zover deze geschikt zijn voor en dienen om een castratie goed te laten verlopen.
Artikel
6
1
Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop artikel 29 van de wet in werking treedt met uitzondering van artikel 4, hetwelk in werking treedt met ingang van het tijdstip waarop artikel 35 van de wet in werking treedt.
2
Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Kanalisatieregeling diergeneesmiddelen en -gemedicineerde voeders’.
Diergeneesmiddelen, waarop het kanalisatieregime niet van toepassing is
1
Antimicrobiële diergeneesmiddelen en resistentie-inducerende diergeneesmiddelen, uitsluitend geschikt en bestemd voor toepassing bij aquarium- en terrariumdieren, in een verpakking die ten hoogste 5 gram van de werkzame stof bevat.
2
Diergeneesmiddelen, uitsluitend geschikt en bestemd voor orale toepassing bij kooi- en volièrevogels en post- en sierduiven en niet bedrijfsmatig gehouden kleine knaagdieren die als werkzame stof slechts tetracycline, oxytetracycline, chloortetracycline of sulfonamiden bevatten in een hoeveelheid van ten hoogste 5 gram per verpakking.
Bijlage bedoeld in onderdeel B van de onderhavige regeling
Diergeneesmiddelen, waarop het UDD-regime niet van toepassing is
1
Entstoffen
a.
entstoffen, uitsluitend bestemd voor bedrijfsmatig gehouden pelsdieren, vissen en pluimvee;
b.
entstoffen voor kanaries ter preventie van kanariepokken;
c.
sera en entstoffen welke zijn verwerkt in gemedicineerd voeder, voor zover die verwerking is toegestaan.
2
Hormoonpreparaten
a.
Hormoonpreparaten met een gestagene, oestragene of androgene werking, uitsluitend geschikt en bestemd voor orale toepassing bij honden of katten in een verpakking die ten hoogste 30 gebruikseenheden bevat;
b.
diergeneesmiddelen met androgene werking die uitsluitend bestemd zijn voor de behandeling van jonge vissen gedurende de eerste drie maanden met het oog op geslachtsverandering.
3
Overig
a.
vloeistof voor intraveneuze toediening uitsluitend bestemd voor het rund, welke vloeistof als werkzame bestanddelen uitsluitend calcium en magnesium bevat in een hoeveelheid van ten hoogste 500 ml;
b.
diergeneesmiddelen die als werkzaam bestanddeel lidocaïne bevatten, bestemd voor epiduraalanesthesie bij embryotomie, voor zover het toepassen daarvan geschiedt door dierverloskundigen in het kader van de hun daartoe ingevolge artikel 5 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning dan wel door castreurs in het kader van de hun daartoe ingevolge artikel 6 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning;
c.
diergeneesmiddelen die uitsluitend als werkzaam bestanddeel xylazine bevatten ten behoeve van toepassing van castratie, voor zover het toepassen daarvan geschiedt door castreurs in het kader van de hun daartoe ingevolge artikel 6 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning; d. diergeneesmiddelen die als werkzaam bestanddeel [bèta]-agonisten bevatten, voor zover zij uitsluitend bestemd zijn voor toediening aan andere diersoorten dan runderen.