Wet van 21 april 1987, houdende regels betreffende de verzorging van radio- en televisieprogramma's, de omroepbijdrage en de steunverlening aan persorganen

Mediawet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Omroepwet, de Wet op de omroepbijdragen en de Wet Voorziening Perswezen 1951 te vervangen door een wet, die regels geeft over de omroepbijdragen, de verzorging van radio- en televisieprogramma's, de uitzending daarvan door middel van omroepzenders en draadomroepinrichtingen en de steunmaatregelen ten behoeve van persorganen, opdat de verscheidenheid in radio, televisie en pers gewaarborgd wordt en de samenhang in regelgeving ten aanzien van deze media tot uitdrukking wordt gebracht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b.

    media: alle gedrukte en elektronische vormen van massacommunicatie;

  • c.

    omroep: een elektronische mediadienst die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van programma's;

  • d.

    televisie-omroep: een elektronische mediadienst die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van televisieprogramma's;

  • e.

    radio-omroep: een elektronische mediadienst die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radioprogramma's;

  • f.

    programma: een elektronisch product met beeld- of geluidsinhoud, dat bedoeld is te worden uitgezonden en bestemd is voor ontvangst door het algemene publiek of een deel daarvan, met uitzondering van datadiensten, diensten die uitsluitend op individueel verzoek beschikbaar zijn, en andere interactieve diensten;

  • g.

    programma-onderdeel: een duidelijk afgebakend en als zodanig herkenbaar onderdeel van een programma;

  • h.

    televisieprogramma: een programma met beeldinhoud, al dan niet mede met geluidsinhoud;

  • i.

    teletekstprogramma: een televisieprogramma dat uitsluitend bestaat uit stilstaande beelden die door de kijker in een door hem bepaalde volgorde en op een door hem bepaald tijdstip kunnen worden geraadpleegd, en dat wordt uitgezonden op dezelfde frequentieruimte die, onderscheidenlijk op hetzelfde kanaal dat, tevens wordt gebruikt voor het uitzenden van een ander televisieprogramma of een toetsbeeld;

  • j.

    radioprogramma: een programma met geluidsinhoud;

  • k.

    programma voor algemene omroep: een programma dat bestemd is voor ontvangst door het algemene publiek;

  • l.

    programma voor bijzondere omroep: een programma dat gecodeerd wordt uitgezonden en bestemd is voor ontvangst door een deel van het algemene publiek, bestaande uit diegenen die met de omroepinstelling die het programma verzorgt, een tot het ontvangst van het programma strekkende overeenkomst hebben gesloten;

  • m.

    verzorgen van een programma: een omroepdienst, bestaande uit het voorbereiden, samenstellen en uitvoeren van een programma;

  • n.

    uitzenden van een programma: een omroepdienst, bestaande uit het al dan niet gecodeerd verspreiden van een programma naar het algemene publiek of een deel daarvan door middel van een omroepzender of een omroepnetwerk;

  • o.

    omroepzender: een radiozendapparaat als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel ii, van de Telecommunicatiewet, dat wordt gebruikt of mede gebruikt voor het uitzenden van programma's;

  • p.

    aanbieder van een omroepzender: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitzendcapaciteit door middel van een omroepzender ter beschikking stelt;

  • q.

    omroepnetwerk: elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, van de Telecommunicatiewet, dat wordt gebruikt om, hoofdzakelijk met gebruik van kabels, programma's te verspreiden;

  • r.

    aanbieder van een omroepnetwerk: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitzendcapaciteit door middel van een omroepnetwerk ter beschikking stelt;

  • s.

    binnenlandse omroep: publieke omroep en commerciële omroep;

  • t.

    publieke omroep: omroep door instellingen die zendtijd hebben verkregen en de Wereldomroep;

  • u.

    landelijke omroep: publieke omroep, bestemd voor het algemene publiek in het gehele land;

  • v.

    regionale omroep: publieke omroep, bestemd voor het algemene publiek in een provincie;

  • w.

    lokale omroep: publieke omroep, bestemd voor het algemene publiek in een gemeente;

  • x.

    commerciële omroep: omroep door commerciële omroepinstellingen;

  • y.

    Programmastichting: de Nederlandse Programma Stichting, genoemd in artikel 15;

  • z.

    Stichting: de Nederlandse Omroep Stichting, genoemd in artikel 16;

  • aa.

    raad van bestuur: de raad van bestuur van de Stichting;

  • bb.

    raad van toezicht: de raad van toezicht van de Stichting;

  • cc.

    college van omroepen: het college van omroepen van de Stichting;

  • dd.

    commerciële omroepinstelling: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een programma verzorgt, met uitzondering van de instellingen die zendtijd hebben verkregen, de Wereldomroep en overheidsinstellingen, en die voor de toepassing van deze wet onder de bevoegdheid van Nederland valt;

  • ee.

    Wereldomroep: de Stichting Radio Nederland Wereldomroep, genoemd in artikel 76;

  • ff.

    Bedrijf: de naamloze vennootschap Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V., genoemd in artikel 83;

  • gg.

    toetsbeeld: een stilstaand beeld dat dient om de ontvangst van televisieprogramma's te testen en dat wordt uitgezonden gedurende de tijd dat geen televisieprogramma wordt uitgezonden;

  • hh.

    zendtijd: de tijd gedurende welke een instelling met toepassing van de artikelen 39 tot en met 39i of met toepassing van artikel 42 in de gelegenheid wordt gesteld programma's voor landelijke, regionale of lokale omroep uit te doen zenden door middel van een omroepzender;

  • ii.

    kanaal: als eenheid aanwezige transmissieruimte op een omroepnetwerk;

  • jj.

    reclame-uiting: reclameboodschap, telewinkelboodschap of andere uiting die onmiskenbaar ten gevolge heeft dat het publiek wordt bewogen tot het kopen van een bepaald product of het gebruik maken van een bepaalde dienstverlening, dan wel gunstig wordt gestemd ten aanzien van een bepaald bedrijf, een bedrijfstak of een bepaalde instelling zodat de verkoop van producten of de afname van diensten wordt bevorderd;

  • kk.

    reclameboodschap: boodschap, niet zijnde een telewinkelboodschap, waarmee onmiskenbaar wordt beoogd het publiek te bewegen tot het kopen van een bepaald product of het gebruik maken van een bepaalde dienstverlening, dan wel gunstig te stemmen ten aanzien van een bepaald bedrijf, een bedrijfstak of een bepaalde instelling teneinde de verkoop van producten of de afname van diensten te bevorderen;

  • ll.

    sponsoren van een programma-onderdeel: het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een overheidsbedrijf of particuliere onderneming die zich gewoonlijk niet bezighoudt met omroepactiviteiten of met de vervaardiging van audiovisuele producties, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van een programma-onderdeel, teneinde de uitzending daarvan als programma-onderdeel te bevorderen of mogelijk te maken;

  • mm.

    sponsor: het overheidsbedrijf dat, of de particuliere onderneming die een programma-onderdeel sponsort;

  • nn.

    sponsorbijdrage: de door een sponsor verstrekte bijdrage;

  • oo.

    faciliteiten: het geheel van personele en materiële middelen ten behoeve van de realisering van programma's;

  • pp.

    evenement: een tevoren georganiseerde publieke gebeurtenis op het terrein van sport en cultuur;

  • qq.

    sportwedstrijd: een wedstrijd of de voorbereiding op een wedstrijd, georganiseerd door of onder auspiciën van de door het NOC*NSF erkende nationale sportorganisaties en hun geledingen, of door vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende sportorganisaties, dan wel een andere wedstrijd of de voorbereiding op een wedstrijd van een sport die door het NOC*NSF als sport is aangemerkt;

  • rr.

    politieke partij: een politieke partij als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet subsidiëring politieke partijen;

  • ss.

    uitgever van een persorgaan: een rechtspersoon die een persorgaan uitgeeft;

  • tt.

    dagbladmarkt: de door het Stimuleringsfonds voor de pers vastgestelde gemiddelde betaalde oplage, in een kalenderjaar, van persorganen die bestemd zijn voor het publiek in Nederland en ten minste zes keer per week verschijnen;

  • uu.

    nieuwsbladmarkt: de door het Stimuleringsfonds voor de pers vastgestelde gemiddelde betaalde oplage, in een kalenderjaar, van persorganen die bestemd zijn voor het publiek in Nederland en ten minste één keer en maximaal vijf keer per week verschijnen;

  • vv.

    groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • ww.

    Europese richtlijn: richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lid-staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PbEG L 298);

  • xx.

    telewinkelboodschap: boodschap in een televisieprogramma die bestaat uit een rechtstreekse aanbieding aan het publiek met het oog op de levering tegen betaling van producten of diensten;

  • yy.

    een open net: een televisieprogrammanet, waarop televisieprogramma's voor algemene omroep worden uitgezonden, met een bereik van ten minste 75% van alle huishoudens in Nederland, waarvoor geen andere kosten verschuldigd zijn dan:

    • het tarief dat een aanbieder van een omroepnetwerk aan de aangeslotenen op het omroepnetwerk in rekening brengt voor de ontvangst van een door de aanbieder met inachtneming van artikel 82i vast te stellen aantal programma's; of

    • de kosten van aankoop of gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst van televisieprogramma's mogelijk maken;

  • zz.

    netredactie: de netredactie van een televisie- of radioprogrammanet, bedoeld in artikel 40d.

Artikel

2

Vervallen

Artikel

3

Onder reclame-uiting als bedoeld in artikel 1, onderdeel jj, wordt niet verstaan het oproepen tot steun aan, of het gunstig stemmen ten aanzien van instellingen met een wetenschappelijk, cultureel, godsdienstig, levensbeschouwelijk, politiek of liefdadig karakter, voor zover deze niet betrekking hebben op het kopen van een bepaald produkt of het gebruik maken van een bepaalde dienstverlening, die in de handel verkrijgbaar is.

Artikel

4

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Hoofdstuk

II

Het Commissariaat voor de Media

Artikel

9

Er is een Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat heeft rechtspersoonlijkheid en is gevestigd in de gemeente Hilversum.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

13b

Hoofdstuk

III

De publieke omroep

Titel

1

De taak van de publieke omroep

Artikel

13c

Titel

2

Omroepinstellingen

Afdeling

1

Omroepverenigingen

Artikel

14

Afdeling

2

De Nederlandse Programma Stichting

Artikel

15

Artikel

15a

Artikel

15b

Afdeling

3

De Nederlandse Omroep Stichting

§

1

Taken

Artikel

16

Artikel

17

De Stichting verzorgt het teletekstprogramma voor landelijke omroep.

§

2

De organisatie

Artikel

18

De Stichting heeft drie organen: een raad van toezicht, een raad van bestuur en een college van omroepen.

Artikel

18a

Artikel

18b

Artikel

18c

Artikel

19

Artikel

19a

Artikel

19b

Artikel

20

Het coördinatiereglement, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel f, bevat in ieder geval:

  • a.

    een regeling inzake de voorbereiding van de zendtijdindeling door de raad van bestuur;

  • b.

    een nadere regeling inzake de coördinatie van programma-onderdelen op en tussen de verschillende programmanetten, gericht op een evenwichtig programma-aanbod voor publieksgroepen van verschillende omvang en samenstelling, gespreid over de verschillende programmanetten, rekening houdend met de netprofielen van de onderscheiden programmanetten;

  • c.

    een regeling die beoogt tegen te gaan dat op hetzelfde tijdstip op verschillende programmanetten gelijksoortige programma-onderdelen worden uitgezonden;

  • d.

    een regeling die beoogt te bevorderen dat op hetzelfde tijdstip op verschillende programmanetten nieuwe programma-onderdelen beginnen;

  • e.

    een regeling inzake het verwijzen naar programma-onderdelen op andere programmanetten;

  • f.

    een nadere regeling inzake de uitoefening van de bevoegdheid van de raad van bestuur om in het kader van de coördinatie, bedoeld in onderdeel b, de beoogde uitzenddag of het beoogde uitzendtijdstip van een programma-onderdeel te wijzigen of een programmaonderdeel niet op te nemen in het uitzendschema;

  • g.

    de vaststelling van het in artikel 40d, eerste lid, onderdeel b, bedoelde deel van de zendtijd tussen 16.00 uur en 24.00 uur;

  • h.

    een nadere regeling inzake de wijze waarop het totstandkomen van afspraken als bedoeld in artikel 40, zesde lid, wordt bevorderd.

§

3

Overige bepalingen

Artikel

21

Artikel

22

De raad van bestuur en de door hem daartoe aangewezen medewerkers van de Stichting zijn bevoegd inlichtingen te verlangen van instellingen die zendtijd voor landelijke omroep hebben verkregen, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel

23

Artikel

23a

Artikel

24

Afdeling

4

Educatieve omroepinstellingen

Artikel

25

Afdeling

5

De Stichting Etherreclame

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

De inkomsten die de Stichting Etherreclame verwerft stelt zij, na aftrek van haar door Onze Minister goedgekeurde uitgaven, ter beschikking van Onze Minister. De afgedragen inkomsten dienen ter bestrijding van de kosten verbonden aan:

  • a.

    de vergoedingen aan instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, met uitzondering van politieke partijen;

  • b.

    de Wereldomroep;

  • c.

    het Europees programma, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel f;

  • d.

    de uitkering uit de inkomsten van de Stichting Etherreclame ten behoeve van het Stimuleringsfonds voor de pers als bedoeld in artikel 128;

  • e.

    de Raad voor cultuur, voor zover samenhangend met de advisering ten aanzien van radio, televisie, pers en andere vormen van massacommunicatie, tot een door Onze Minister te bepalen bedrag;

  • f.

    het Commissariaat voor de Media;

  • g.

    door Onze Minister bekostigd onderzoek in het belang van de massacommunicatie;

  • h.

    uitkeringen door Onze Minister aan het fonds, bedoeld in artikel 170;

  • i.

    vergoedingen aan het Bedrijf ten behoeve van de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 83;

  • j.

    vergoedingen aan een door Onze Minister aan te wijzen instelling ten behoeve van het in stand houden en exploiteren van een omroeparchief;

  • k.

    vergoedingen aan een door Onze Minister aan te wijzen instelling ten behoeve van het in stand houden en exploiteren van omroeporkesten, omroepkoren en een muziekbibliotheek;

  • l.

    een door Onze Minister aan te wijzen overlegorgaan van lokale omroepinstellingen en bijdragen aan regionale en lokale omroep ten behoeve van minderhedenprogrammering;

  • m.

    een landelijk orgaan dat informatie verstrekt en anderszins ondersteuning biedt aan de programmaraden, bedoeld in artikel 82k, eerste lid.

Artikel

28a

Artikel

29

Afdeling

6

Lokale en regionale omroepinstellingen

Artikel

30

Een lokale, onderscheidenlijk regionale omroepinstelling, is een instelling die voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    zij is rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

  • b.

    zij stelt zich blijkens haar statuten uitsluitend, althans hoofdzakelijk ten doel, ter uitvoering van de taak van de publieke omroep, bedoeld in artikel 13c, op lokaal, onderscheidenlijk regionaal niveau een programma voor algemene omroep te verzorgen en alle activiteiten met betrekking tot programmaverzorging en uitzending te verrichten die daartoe nodig zijn. Het programma is in zodanige mate gericht op de bevrediging van de in de gemeente of provincie, of een deel van de provincie waarop de omroepinstelling zich richt, levende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke behoeften, dat de instelling geacht kan worden van algemeen nut te zijn; en.

  • c.

    zij heeft op grond van de statuten een orgaan dat het programmabeleid bepaalt. Dit orgaan heeft een zodanige samenstelling dat het representatief is voor de belangrijkste in de gemeente of provincie voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen. De leden van dit orgaan worden op voordracht van de omroep benoemd door het College van Burgemeester en Wethouders, respectievelijk Gedeputeerde Staten.

Titel

3

De landelijke omroep

§

1

Concessieverlening voor landelijke omroep

Artikel

30a

Artikel

30b

Artikel

30c

§

2

Erkenning van omroepinstellingen voor programmaverzorging voor landelijke omroep

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de inhoud van het beleidsplan, bedoeld in artikel 32, tweede lid, het tijdstip waarop en de wijze waarop aanvragen voor een erkenning worden ingediend, de terinzagelegging van de aanvragen en de termijn waarbinnen besluiten op een aanvraag worden genomen.

Artikel

34

Alvorens op de ingediende aanvragen voor een erkenning of voorlopige erkenning te beslissen vraagt Onze Minister advies aan de Raad voor cultuur.

Artikel

34a

Vervallen

Artikel

34b

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Artikel

36a

Artikel

36b

Artikel

36c

Vervallen

§

3

Voorlopige erkenning van omroepverenigingen voor programmaverzorging voor landelijke omroep

Artikel

37

Artikel

37a

Artikel

37b

Artikel

37c

Vervallen

Artikel

37d

Vervallen

Artikel

37e

Vervallen

Artikel

38

De artikelen 36a en 36b zijn van overeenkomstige toepassing op omroepverenigingen die een voorlopige erkenning hebben verkregen, met dien verstande dat bedenkingen als bedoeld in artikel 36a, derde lid, tegen voorgenomen wijzigingen in het beleidsplan van een omroepvereniging die een voorlopige erkenning heeft verkregen, uitsluitend kunnen worden ingebracht indien een aanvraag voor een voorlopige erkenning zou zijn afgewezen op een of meer van de gronden, bedoeld in artikel 37b, tweede lid, onderdelen a en c.

Titel

4

De zendtijd en de programmanetten

Afdeling

1

Landelijke Omroep

§

1

Beschikbaarstelling en toewijzing van zendtijd

Artikel

39

Artikel

39a

Artikel

39a1

Artikel

39b

De Stichting Etherreclame heeft per jaar de beschikking over een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage van de totale gebruikte zendtijd voor landelijke omroep. Dit percentage is niet hoger dan tien en kan verschillen voor televisie en voor radio.

Artikel

39c

Artikel

39d

Vervallen

Artikel

39e

Vervallen

Artikel

39f

Artikel

39g

Artikel

39h

Artikel

39i

§

2

De televisie- en radioprogrammanetten

Artikel

40

Artikel

40a

Vervallen

Artikel

40b

Vervallen

Artikel

40c

Vervallen

Artikel

40d

Artikel

40e

Vervallen

Artikel

40f

Vervallen

Artikel

40g

Vervallen

Artikel

40h

Vervallen

Artikel

40i

Vervallen

§

3

Indeling van zendtijd

Artikel

41

Artikel

41a

Artikel

41b

Artikel

41c

Afdeling

2

Lokale en regionale omroep

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

43a

Het is een lokale of regionale omroepinstelling waaraan zendtijd is toegewezen, toegestaan programma-onderdelen te verzorgen die bestaan uit reclameboodschappen en telewinkelboodschappen die zijn aangeboden door derden, alsmede een omlijsting daarvan.

Artikel

43b

Artikel

43c

Artikel

43d

Vervallen

Afdeling

3

Het vervallen, intrekken en herzien van zendtijd

Artikel

44

De zendtijd van een omroepvereniging en de educatieve omroepinstelling die een erkenning of een voorlopige erkenning heeft verkregen, vervalt op het tijdstip waarop de erkenning of voorlopige erkenning vervalt of wordt ingetrokken.

Artikel

45

Artikel

45a

Indien aan een politieke partij met toepassing van artikel 39g, derde lid, geen zendtijd meer wordt toegewezen, dan vervalt met ingang van de dag waarop de veroordeling, bedoeld in artikel 39g, derde lid, onherroepelijk is geworden, ook de zendtijd die reeds is toegewezen van rechtswege.

Artikel

46

Artikel

46a

Artikel

47

Titel

5

Rechten en verplichtingen van de instellingen die zendtijd hebben verkregen

Afdeling

1

Rechten en verplichtingen ten aanzien van de programma’s

Artikel

48

Iedere instelling die zendtijd heeft verkregen bepaalt, onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, vorm en inhoud van haar programma en is verantwoordelijk voor hetgeen in haar zendtijd wordt uitgezonden.

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

51a

Vervallen

Artikel

51b

Artikel

51d

Artikel

51e

Een regionale omroepinstelling gebruikt haar zendtijd voor een programma dat:

  • a.

    voor ten minste vijftig procent bestaat uit onderdelen van informatieve, culturele en educatieve aard, die in het bijzonder betrekking hebben op de provincie waarvoor het programma bestemd is; en

  • b.

    voor ten minste een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage bestaat uit onderdelen die door haarzelf of uitsluitend in haar opdracht zijn geproduceerd.

Artikel

51f

Artikel

52

Artikel

52a

Artikel

52b

Artikel

52c

Indien een gesponsord programma-onderdeel uit het buitenland is aangekocht en aldaar ten behoeve van het buitenlandse publiek reeds als programma is uitgezonden, zijn de artikelen 52a en 52b slechts van toepassing, voor zover de sponsorbijdragen worden verstrekt ten behoeve van de aankoop van het programma-onderdeel door de instelling die zendtijd heeft verkregen.

Artikel

52d

Artikel

53

Artikel

53a

Een instelling die zendtijd heeft verkregen neemt in haar programma geen films op buiten de met de rechthebbenden overeengekomen periodes.

Artikel

54

Artikel

54a

Afdeling

2

Overige rechten en verplichtingen

Artikel

55

Artikel

55a

Artikel

55b

Artikel

56

Artikel

56a

Artikel

57

Artikel

57a

Artikel

57b

Vervallen

Artikel

57c

Artikel

57d

De artikelen 57, 57a en 57c zijn niet van toepassing op overheidsinstellingen, kerkgenootschappen, genootschappen op geestelijke grondslag en politieke partijen.

Artikel

58

Artikel

59

Als inbreuk op het auteursrecht op enig geschrift inhoudende opgaven van uit te zenden programma's, vervaardigd door of in opdracht van omroepverenigingen, de Stichting of enige andere instelling die zendtijd voor landelijke omroep heeft verkregen, wordt voor de burgerrechtelijke aansprakelijkheid mede beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van lijsten of andere opgaven van die programma’s anders dan met toepassing van artikel 58 of met toestemming van de desbetreffende instelling die zendtijd heeft verkregen, tenzij wordt bewezen dat de gegevens in die lijsten of andere opgaven niet direct of indirect zijn ontleend aan enig geschrift als bedoeld in de aanhef van dit artikel.

Artikel

60

Vervallen

Artikel

61

Vervallen

Artikel

61a

De Stichting Etherreclame draagt er zorg voor dat zij aangesloten is bij de Nederlandse Reclame Code of een vergelijkbare door de Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling en ter zake onderworpen is aan het toezicht van de Stichting Reclame Code. De Stichting Etherreclame toont dit aan door middel van een aan het Commissariaat voor de Media over te leggen schriftelijke verklaring van de Stichting Reclame Code.

Artikel

62

Vervallen

Artikel

63

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de instellingen die zendtijd voor landelijke omroep hebben verkregen hun programma aan het Bedrijf ter uitzending aanbieden.

Artikel

64

Artikel

64a

Vervallen

Artikel

64b

Artikel

64c

Titel

6

Uitzending door middel van omroepnetwerken

Artikel 65

Vervallen

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

69

Vervallen

Artikel

70

Vervallen

Artikel

70a

Vervallen

Artikel

71

Vervallen

HOOFDSTUK

IV

DE COMMERCIËLE OMROEP

§

1

Toestemmingen voor commerciële omroep

Artikel

71a

Artikel

71b

De toestemming kan uitsluitend worden geweigerd, indien:

  • a.

    de door de commerciële omroepinstelling verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn; of

  • b.

    redelijkerwijs te verwachten is dat de commerciële omroepinstelling de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen niet in acht zal nemen.

Artikel

71c

Artikel

71d

Vervallen

§

2

Rechten en verplichtingen ten aanzien van de programma's van commerciële omroepinstellingen

Artikel

71e

Artikel

71f

Artikel

71g

Artikel

71h

Artikel

71i

Artikel

71j

Artikel

71k

Artikel

71l

Artikel

71m

Artikel

71n

Artikel

71o

Artikel

71p

Een commerciële omroepinstelling neemt in haar programma geen films op buiten de met de rechthebbenden op de film overeengekomen periodes.

Artikel

71q

De artikelen 71g, 71h, tweede tot en met vijfde lid, 71i, 71j, 71l en 71n tot en met 71p zijn niet van toepassing op een televisieprogramma dat niet direct of indirect buiten Nederland ontvangen kan worden, en dat:

  • a.

    voorzover het de beeldinhoud betreft, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaat uit stilstaande beelden; of

  • b.

    hoofdzakelijk bestaat uit informatie met betrekking tot de door middel van een omroepzender of omroepnetwerk aangeboden programma's en diensten.

§

3

Overige rechten en verplichtingen van commerciële omroepinstellingen

Artikel

71r

Een commerciële omroepinstelling die programmaonderdelen bestaande uit reclameboodschappen verzorgt, draagt er zorg voor dat zij aangesloten is bij de Nederlandse Reclame Code of een vergelijkbare door de Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling en ter zake onderworpen is aan het toezicht van de Stichting Reclame Code. De commerciële omroepinstelling toont dit aan door middel van een aan het Commissariaat voor de Media over te leggen schriftelijke verklaring van de Stichting Reclame Code.

Artikel

71s

Een commerciële omroepinstelling brengt in overeenstemming met de werknemers die zijn belast met de samenstelling van programma's, een programmastatuut tot stand waarin de journalistieke rechten en plichten van deze werknemers worden geregeld.

Artikel

71t

Het is een commerciële omroepinstelling niet toegestaan een programmaonderdeel als bedoeld in artikel 51d, tweede lid, voor zover het betreft een onderdeel van een televisieprogramma waarvan de verspreiding in Nederland slechts mogelijk is na verwerving van de daarop betrekking hebbende rechten, uit te zenden of te doen uitzenden, indien:

  • a.

    de commerciële omroepinstelling niet tijdig aan de Stichting heeft medegedeeld dat zij de rechten, bedoeld in de aanhef, wenst te verwerven met uitsluiting van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep; en

  • b.

    de Stichting binnen een redelijke termijn na de mededeling, bedoeld in onderdeel a, aan de commerciële omroepinstelling te kennen heeft gegeven dat zij of een andere instelling die zendtijd heeft verkregen voor landelijke omroep, het desbetreffende programmaonderdeel in haar programma wenst op te nemen.

Artikel

71u

Artikel

71v

Een commerciële omroepinstelling doet jaarlijks aan het Commissariaat voor de Media een opgave toekomen van het aantal huishoudens in Nederland, dat het programma op een door het Commissariaat te bepalen peildatum kan ontvangen.

Artikel

71w

Als inbreuk op het auteursrecht op enig geschrift inhoudende opgaven van uit te zenden programma's, vervaardigd door of in opdracht van een commerciële omroepinstelling, wordt voor de burgerrechtelijke aansprakelijkheid mede beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van lijsten of andere opgaven van die programma's anders dan met toestemming van de desbetreffende commerciële omroepinstelling, tenzij wordt bewezen dat de gegevens in die lijsten of andere opgaven niet direct of indirect zijn ontleend aan enig geschrift als bedoeld in de aanhef van dit artikel.

Artikel

71x

Hoofdstuk

IVA

Evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving

Artikel

72

Artikel

73

Hoofdstuk

V

De Wereldomroep

Artikel

73a

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Vervallen

Artikel

75a

Vervallen

Artikel

75b

Vervallen

Artikel

76

Artikel

76a

Artikel

77

Artikel

78

De leden van het bestuur van de Wereldomroep worden door Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen. Onze Minister wijst uit de leden de voorzitter aan.

Artikel

79

Het bestuur van de Wereldomroep is voor zijn beleid verantwoording schuldig aan Onze Minister. Het bestuur maakt jaarlijks een verslag van de werkzaamheden van de Wereldomroep openbaar.

Artikel

80

Vervallen

Artikel

81

Artikel

82

Hoofdstuk

VI

Het uitzenden van programma’s

§

1

Het gebruik van omroepzenders

Artikel

82a

Artikel

82b

Vervallen

Artikel

82c

§

2

Het gebruik van frequentieruimte

Artikel

82d

Vervallen

Artikel

82e

Artikel

82f

Artikel

82g

De artikelen 82e en 82f zijn niet van toepassing op:

  • a.

    de frequentieruimte die wordt gebruikt voor de uitzending van de programma’s van de instellingen die zendtijd hebben verkregen, of van de programma’s van de Wereldomroep;

  • b.

    frequentieruimte die wordt gebruikt ten behoeve van uitzending door middel van een satelliet.

§

3

Het gebruik van omroepnetwerken

Artikel

82h

Het is de aanbieder van een omroepnetwerk toegestaan:

  • a.

    programma’s van derden uit te zenden, indien de persoon of instelling die verantwoordelijk is voor vorm en inhoud van het programma, krachtens deze wet of krachtens de op die persoon of instelling van toepassing zijnde buitenlandse regelgeving gerechtigd is een voor uitzending bestemd programma te verzorgen;

  • b.

    programma's uit te zenden die door de aanbieder zelf worden verzorgd, indien deze krachtens artikel 71a, eerste lid, toestemming heeft verkregen een programma uit te zenden of te doen uitzenden;

  • c.

    programma’s uit te zenden die bestaan uit een onverkorte en rechtstreekse weergave van het verhandelde in een openbare vergadering van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, van Provinciale Staten of van een gemeenteraad;

  • d.

    toetsbeelden en informatie met betrekking tot de door middel van het omroepnetwerk aangeboden programma’s en diensten uit te zenden.

Artikel

82i

Artikel

82j

Vervallen

Artikel

82k

Artikel

82l

Artikel

82m

Artikel

82n

Hoofdstuk

VII

Het Bedrijf

Artikel

83

Het Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V. maakt de programma's van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, gereed voor uitzending en doet deze programma's uitzenden.

Artikel

84

Artikel

85

Vervallen

Artikel

86

Vervallen

Artikel

87

Vervallen

Artikel

88

Artikel

89

Artikel

90

Het Bedrijf brengt aan de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, geen tarieven in rekening voor de activiteiten waarvoor Onze Minister met toepassing van artikel 89 aan het Bedrijf gelden ter beschikking stelt.

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

Het Bedrijf voert voor de taak, bedoeld in artikel 83, een boekhouding die inzicht geeft in de financiën die op die taak afzonderlijk betrekking hebben.

Artikel

93

De begroting en jaarrekening van het Bedrijf met betrekking tot de taak, bedoeld in artikel 83, behoeven de instemming van Onze Minister. Deze hoort daaromtrent de Stichting.

Artikel

94

Op vordering van de Staat heft de voorzieningenrechter in kort geding een beslag op bezittingen van het Bedrijf op voor zover het beslag de uitzending van programma’s in gevaar brengt en dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter in strijd is met het algemeen belang.

Artikel

95

Indien het Bedrijf in strijd handelt met artikel 83, is Onze Minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.

Artikel

96

Vervallen

Artikel

97

Vervallen

Artikel

98

Vervallen

Hoofdstuk

VIII

Financiering

§

1

De instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep

Artikel

98a

Artikel

98b

Artikel

98c

Vervallen

Artikel

99

Artikel

99a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de inhoud en inrichting van de begroting, bedoeld in artikel 99.

Artikel

100

Het Commissariaat voor de Media zendt voor 1 november zijn opmerkingen met betrekking tot de begroting, bedoeld in artikel 99, aan Onze Minister.

Artikel

101

Artikel

102

Onze Minister stelt de bedragen, bedoeld in artikel 101, eerste lid, ter beschikking van de raad van bestuur. De raad van bestuur verdeelt de bedragen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel

103

Artikel

103a

De raad van bestuur kan voor een instelling die zendtijd heeft verkregen voor landelijke omroep, de voor het volgende kalenderjaar vast te stellen bedragen, bedoeld in artikel 103, eerste en tweede lid, verminderen met ten hoogste 15% van de overeenkomstige bedragen die zijn vastgesteld voor het lopende kalenderjaar, indien de desbetreffende instelling inbreuk heeft gemaakt op bindende besluiten van de raad van bestuur, dan wel indien een omroepvereniging of de educatieve omroepinstelling naar het oordeel van de raad van bestuur onvoldoende uitvoering geeft aan de bereidheid tot samenwerking, bedoeld in artikel 32, derde lid.

Artikel

103b

Voor zover er een verschil bestaat tussen het totaal van de bedragen die op basis van artikel 102 door Onze Minister ter beschikking zijn gesteld van de raad van bestuur, en het totaal van de bedragen die op basis van de artikelen 103 en 103a door de raad van bestuur ter beschikking worden gesteld aan de instellingen die zendtijd voor landelijke omroep hebben verkregen, wordt dit verschil door de raad van bestuur aangewend ter versterking van de programmering. Artikel 101, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

104

Artikel

105

Artikel

106

Artikel

106a

Artikel

106b

Deze paragraaf is niet van toepassing op politieke partijen.

§

2

De instellingen die zendtijd hebben verkregen voor regionale omroep

Artikel

107

§

3

De Wereldomroep

Artikel

108

Artikel

108a

Het Commissariaat voor de Media zendt voor 1 november zijn opmerkingen met betrekking tot de begroting, bedoeld in artikel 108, aan Onze Minister.

Artikel

108b

Artikel

108c

Onze Minister stelt de bedragen, bedoeld in artikel 108b, eerste lid, ter beschikking van het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat besteedt deze bedragen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel

108d

Artikel

108e

§

4

De rekening en verantwoording

Artikel

109

Artikel

109a

Artikel

109b

Artikel

109c

Artikel

109d

Artikel

109e

Vervallen

Artikel

110

De instellingen die zendtijd hebben verkregen voorzien op onafhankelijke wijze in publieke omroep door verzorging van publieke omroepprogramma's. Daartoe hebben de instellingen die zendtijd hebben verkregen op de wijze zoals geregeld in deze wet aanspraak op bekostiging uit 's Rijks kas die een kwalitatief hoogwaardige programmering mogelijk maakt en waardoor continuïteit van financiering gewaarborgd is.

Artikel

111

Artikel

111a

Vervallen

Artikel

111b

Vervallen

Artikel

111c

Vervallen

Artikel

112

Vervallen

Artikel

113

Vervallen

Artikel

114

Vervallen

Artikel

115

Vervallen

Artikel

116

Vervallen

Artikel

117

Vervallen

Artikel

117a

Vervallen

Artikel

118

Vervallen

Artikel

119

Vervallen

Artikel

120

Vervallen

Artikel

121

Vervallen

Artikel

122

Vervallen

Artikel

122a

Vervallen

Artikel

122b

Vervallen

Artikel

122c

Vervallen

Artikel

122d

Vervallen

Artikel

122e

Vervallen

Artikel

122f

Vervallen

Artikel

122g

Vervallen

Artikel

122h

Vervallen

Artikel

122i

Vervallen

Artikel

122j

Vervallen

Artikel

122k

Vervallen

Artikel

122l

Vervallen

Artikel

122m

Vervallen

Artikel

122n

Vervallen

Hoofdstuk

IX

Steunmaatregelen voor persorganen

Artikel

123

Artikel

124

Artikel

125

Artikel

126

De kosten van het Stimuleringsfonds voor de pers worden door Onze Minister vergoed. De begroting en de jaarrekening behoeven zijn instemming.

Artikel

127

Artikel

128

Artikel

129

Artikel

130

Artikel

131

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het Stimuleringsfonds voor de pers in andere gevallen dan bedoeld in artikel 130, vierde lid, financiële steun aan persorganen kan verlenen in de vorm van uitkeringen. Daarbij wordt bepaald voor welke doeleinden de uitkering kan worden verleend, alsmede aan welke nadere eisen persorganen en de uitgevers van die persorganen dienen te voldoen om voor een uitkering in aanmerking te komen.

Artikel

132

Artikel

133

Vervallen

Hoofdstuk

X

Bestuursrechtelijke handhaving door het commissariaat voor de media

Artikel

134

Artikel

134a

Vervallen

Artikel

135

Artikel

136

Vervallen

Artikel

137

Een boete opgelegd krachtens artikel 135 kan bij dwangbevel door het Commissariaat voor de Media worden ingevorderd. Het dwangbevel wordt op kosten van degene tot wie het gericht is bij deurwaardersexploit betekend en ten uitvoer gelegd op de wijze bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten aanzien van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven. Binnen 30 dagen na de betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van het Commissariaat. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging.

Artikel

138

Vervallen

Artikel

138a

Vervallen

Artikel

138b

De in artikel 134, derde lid, bedoelde toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel

138c

Vervallen

Artikel

138d

Instellingen die een programma voor binnenlandse omroep verzorgen en de Wereldomroep bewaren gedurende twee weken na de uitzending opnamen van hun uitgezonden programma's. Zij stellen deze opnamen desgevraagd ter beschikking van het Commissariaat voor de Media.

Artikel

138e

Vervallen

Artikel

139

Iedere instelling die zendtijd heeft verkregen en de Wereldomroep dragen er zorg voor dat de leden van het Commissariaat voor de Media en de door hen daartoe aangewezen medewerkers van het Commissariaat desgevraagd inzage verkrijgen in - en kopieën kunnen maken van - de zakelijke gegevens en bescheiden van de bedrijven of ondernemingen die hebben meegewerkt aan de verzorging van hun programma-onderdelen, voor zover dat voor de vervulling van de toezichthoudende taak van het Commissariaat met betrekking tot de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 52, 52a, 52b, 55, 56 en 56a door de instellingen die zendtijd hebben verkregen en de Wereldomroep, redelijkerwijs nodig is.

Artikel

140

Vervallen

Artikel

141

Vervallen

Artikel

142

Vervallen

Artikel

143

Vervallen

Artikel

144

Vervallen

Artikel

144a

Vervallen

Artikel

144b

Vervallen

Artikel

144c

Vervallen

Artikel

144d

Vervallen

Artikel

145

Vervallen

Artikel

145a

Vervallen

Artikel

145b

Vervallen

Artikel

145c

Vervallen

Artikel

145d

Vervallen

Artikel

145e

Vervallen

Artikel

145f

Vervallen

Artikel

145g

Vervallen

Artikel

145h

Vervallen

Hoofdstuk

XI

Overgangs- en slotbepalingen

§

1

Overgangsbepalingen

Artikel

146

Het Commissariaat voor de Media, de Stichting en het Bedrijf staan als hoofdelijke schuldenaar over en weer garant voor de nakoming van de financiële verplichtingen die voor 1 januari 1988 door de Nederlandse Omroep Stichting zijn aangegaan.

Artikel

147

Vervallen

Artikel

148

Vervallen

Artikel

149

Vervallen

Artikel

150

Vervallen

Artikel

151

Vervallen

Artikel

152

Vervallen

Artikel

153

Indien het Rijk met toepassing van de Omroepwet aan een instelling die zendtijd heeft verkregen, een bijdrage in investeringen heeft verleend, betaalt de instelling bij vervreemding van het desbetreffende onroerend goed of bij beëindiging van de haar toegewezen zendtijd de vergoeding terug aan het Commissariaat voor de Media. De terug te betalen bijdrage wordt evenwel verminderd met de door het Commissariaat vast te stellen afschrijvingspercentages voor elk vol jaar dat is verstreken sedert de vergoeding is gegeven. Terugbetaalde vergoedingen worden aangewend ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 28, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 28, onderdeel d.

Artikel

154

Vervallen

Artikel

155

Vervallen

Artikel

156

Vervallen

Artikel

157

Vervallen

Artikel

158

Vervallen

Artikel

159

Vervallen

Artikel

160

Vervallen

Artikel

161

Artikel

162

Vervallen

Artikel

163

Vervallen

Artikel

164

Vervallen

Artikel

165

Vervallen

Artikel

165a

Vervallen

§

2

Slotbepalingen

Artikel

166

Artikel

167

Vervallen

Artikel

167a

Vervallen

Artikel

167b

Vervallen

Artikel

167c

Artikel

168

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het uitzenden van programma’s uitsluitend bestemd voor de in Nederland gelegerde militairen van buitenlandse strijdkrachten en hun gezinnen.

Artikel

169

Onze Minister stelt regels ter uitvoering van de artikelen 12, 15 en 16 van de Europese richtlijn, voor zover naar het oordeel van Onze Minister een of meer van deze artikelen niet, niet voldoende, niet juist of niet tijdig zijn uitgewerkt in de Nederlandse Reclame Code of in een vergelijkbare door de Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling, dan wel de Stichting Reclame Code in gebreke blijft met het toezicht daarop.

Artikel

170

Artikel

170a

Artikel

170b

Vervallen

Artikel

170c

Artikel

171

Een wijziging van de Europese richtlijn gaat voor de toepassing van de artikelen 4, 54, 71n, 72, 73, en 76 en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel

172

Besluiten van het Commissariaat voor de Media houdende nadere regels die op grond van deze wet worden vastgesteld worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel

173

Bij algemene maatregel van bestuur worden, op voordracht van Onze Minister-President na overleg met Onze Minister, regels gesteld op grond waarvan in geval van buitengewone omstandigheden zendtijd en het gebruik van studio's, omroepnetwerken en andere hulpmiddelen ter beschikking worden gesteld aan de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aangewezen autoriteiten.

Artikel

174

Artikel

175

Een krachtens de artikelen 30a, vijfde lid, 39, vijfde lid, 39b, 41c, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 43c, derde lid, 52, tweede lid, 57a, tweede lid, 64, tweede lid, 71o, tweede lid, 130, vijfde lid, 131 en 132, tweede en derde lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.

Artikel

176

Bij koninklijk besluit wordt bepaald op welk tijdstip deze wet in werking treedt, welk tijdstip voor de onderscheidene artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan zijn.

Artikel

177

Deze wet kan worden aangehaald als Mediawet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C. Brinkman
De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes