Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
-
b.
media: alle gedrukte en elektronische vormen van massacommunicatie;
-
c.
omroep: een elektronische mediadienst die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van programma's;
-
d.
televisie-omroep: een elektronische mediadienst die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van televisieprogramma's;
-
e.
radio-omroep: een elektronische mediadienst die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radioprogramma's;
-
f.
programma: een elektronisch product met beeld- of geluidsinhoud, dat bedoeld is te worden uitgezonden en bestemd is voor ontvangst door het algemene publiek of een deel daarvan, met uitzondering van datadiensten, diensten die uitsluitend op individueel verzoek beschikbaar zijn, en andere interactieve diensten;
-
g.
programma-onderdeel: een duidelijk afgebakend en als zodanig herkenbaar onderdeel van een programma;
-
h.
televisieprogramma: een programma met beeldinhoud, al dan niet mede met geluidsinhoud;
-
i.
teletekstprogramma: een televisieprogramma dat uitsluitend bestaat uit stilstaande beelden die door de kijker in een door hem bepaalde volgorde en op een door hem bepaald tijdstip kunnen worden geraadpleegd, en dat wordt uitgezonden op dezelfde frequentieruimte die, onderscheidenlijk op hetzelfde kanaal dat, tevens wordt gebruikt voor het uitzenden van een ander televisieprogramma of een toetsbeeld;
-
j.
radioprogramma: een programma met geluidsinhoud;
-
k.
programma voor algemene omroep: een programma dat bestemd is voor ontvangst door het algemene publiek;
-
l.
programma voor bijzondere omroep: een programma dat gecodeerd wordt uitgezonden en bestemd is voor ontvangst door een deel van het algemene publiek, bestaande uit diegenen die met de omroepinstelling die het programma verzorgt, een tot het ontvangst van het programma strekkende overeenkomst hebben gesloten;
-
m.
verzorgen van een programma: een omroepdienst, bestaande uit het voorbereiden, samenstellen en uitvoeren van een programma;
-
n.
uitzenden van een programma: een omroepdienst, bestaande uit het al dan niet gecodeerd verspreiden van een programma naar het algemene publiek of een deel daarvan door middel van een omroepzender of een omroepnetwerk;
-
o.
omroepzender: een radiozendapparaat als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel ij, van de Telecommunicatiewet, dat wordt gebruikt of mede gebruikt voor het uitzenden van programma's;
-
p.
aanbieder van een omroepzender: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitzendcapaciteit door middel van een omroepzender ter beschikking stelt;
-
q.
omroepnetwerk: een omroepnetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel o, van de Telecommunicatiewet;
-
r.
aanbieder van een omroepnetwerk: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitzendcapaciteit door middel van een omroepnetwerk ter beschikking stelt;
-
s.
binnenlandse omroep: publieke omroep en commerciële omroep;
-
t.
publieke omroep: omroep door instellingen die zendtijd hebben verkregen en de Wereldomroep;
-
u.
landelijke omroep: publieke omroep, bestemd voor het algemene publiek in het gehele land;
-
v.
regionale omroep: publieke omroep, bestemd voor het algemene publiek in een provincie;
-
w.
lokale omroep: publieke omroep, bestemd voor het algemene publiek in een gemeente;
-
x.
commerciële omroep: omroep door commerciële omroepinstellingen;
-
y.
Programmastichting: de Nederlandse Programma Stichting, genoemd in artikel 15;
-
z.
Stichting: de Nederlandse Omroep Stichting, genoemd in artikel 16;
-
aa.
raad van bestuur: de raad van bestuur van de Stichting;
-
bb.
netbestuur: het netbestuur voor een televisieprogrammanet, bedoeld in artikel 40a, eerste lid;
-
cc.
netcoördinator: de coördinator voor een televisie- of radioprogrammanet, bedoeld in artikel 40b, eerste lid;
-
dd.
commerciële omroepinstelling: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een programma verzorgt, met uitzondering van de instellingen die zendtijd hebben verkregen, en die voor de toepassing van deze wet onder de bevoegdheid van Nederland valt;
-
ee.
Wereldomroep: de Stichting Radio Nederland Wereldomroep, genoemd in artikel 76;
-
ff.
Bedrijf: de naamloze vennootschap Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V., genoemd in artikel 83;
-
gg.
toetsbeeld: een stilstaand beeld dat dient om de ontvangst van televisieprogramma's te testen en dat wordt uitgezonden gedurende de tijd dat geen televisieprogramma wordt uitgezonden;
-
hh.
zendtijd: de tijd gedurende welke een instelling met toepassing van de artikelen 39 tot en met 39i of met toepassing van artikel 42 in de gelegenheid wordt gesteld programma's voor landelijke, regionale of lokale omroep uit te doen zenden door middel van een omroepzender;
-
ii.
kanaal: als eenheid aanwezige transmissieruimte op een omroepnetwerk;
-
jj.
reclame-uiting: reclameboodschap of andere uiting die onmiskenbaar ten gevolge heeft dat het publiek wordt bewogen tot het kopen van een bepaald product of het gebruik maken van een bepaalde dienstverlening, dan wel gunstig wordt gestemd ten aanzien van een bepaald bedrijf, een bedrijfstak of een bepaalde instelling zodat de verkoop van producten of de afname van diensten wordt bevorderd;
-
kk.
reclameboodschap: boodschap waarmee onmiskenbaar wordt beoogd het publiek te bewegen tot het kopen van een bepaald product of het gebruik maken van een bepaalde dienstverlening, dan wel gunstig te stemmen ten aanzien van een bepaald bedrijf, een bedrijfstak of een bepaalde instelling teneinde de verkoop van producten of de afname van diensten te bevorderen;
-
ll.
sponsoren van een programma-onderdeel: het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een overheidsbedrijf of particuliere onderneming die zich gewoonlijk niet bezighoudt met omroepactiviteiten of met de vervaardiging van audiovisuele producties, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van een programma-onderdeel, teneinde de uitzending daarvan als programma-onderdeel te bevorderen of mogelijk te maken;
-
mm.
sponsor: het overheidsbedrijf dat, of de particuliere onderneming die een programma-onderdeel sponsort;
-
nn.
sponsorbijdrage: de door een sponsor verstrekte bijdrage;
-
oo.
faciliteiten: het geheel van personele en materiële middelen ten behoeve van de realisering van programma's;
-
pp.
(Vervallen)
-
qq.
(Vervallen)
-
rr.
(Vervallen)
-
ss.
uitgever van een persorgaan: een rechtspersoon die een persorgaan uitgeeft;
-
tt.
dagbladmarkt: de door het Bedrijfsfonds voor de pers vastgestelde gemiddelde betaalde oplage, in een kalenderjaar, van persorganen die bestemd zijn voor het publiek in Nederland en ten minste zes keer per week verschijnen;
-
uu.
nieuwsbladmarkt: de door het Bedrijfsfonds voor de pers vastgestelde gemiddelde betaalde oplage, in een kalenderjaar, van persorganen die bestemd zijn voor het publiek in Nederland en ten minste één keer en maximaal vijf keer per week verschijnen;
-
vv.
groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
-
ww.
Europese richtlijn: richtlijn nr. 89/552/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lid-staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PbEG L 298);
-
xx.
telewinkelboodschap: reclame-uiting in een televisieprogramma die bestaat uit een rechtstreekse aanbieding aan het publiek met het oog op de levering tegen betaling van producten of diensten;
-
yy.
een open net: een televisieprogrammanet, waarop televisieprogramma's voor algemene landelijke omroep of algemene omroep door commerciële omroepinstellingen worden uitgezonden, met een bereik van ten minste 75% van alle huishoudens in Nederland, waarvoor geen andere kosten verschuldigd zijn dan:
-
–
het tarief dat een aanbieder van een omroepnetwerk aan de aangeslotenen op het omroepnetwerk in rekening brengt voor de ontvangst van een door de aanbieder met inachtneming van artikel 82i vast te stellen aantal programma's; of
-
–
de kosten van aankoop of gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst van televisieprogramma's mogelijk maken.
-
–