Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 45 van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties Wet inzake de luchtverontreiniging (Stb. 1987, 164);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

b.
de wet:
c.
inrichting:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het besluit;

d.
vergunning:

vergunning: een vergunning krachtens artikel 8 van de wet voor zover deze betrekking heeft op een stookinstallatie;

e.
kolen:

steenkool of uit steenkool vervaardigde vaste brandstoffen, bruinkool en geperste bruinkool;

f.
zware stookolie:

zware stookolie in de zin van de Wet op de accijns (Stb. 1991, 561) alsmede aardolie en produkten van aardolie waarvan het vloeipunt 40° C ligt.;

g.
gasolie:

gasolie in de zin van de Wet op de accijns;

h.
vloeibare brandstoffen:

zware stookolie alsmede andere brandstoffen, die bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal in vloeibare toestand verkeren, daaronder begrepen minerale oliën in de zin van de Wet op de accijns, welke bij genoemde temperatuur en druk niet vloeibaar zijn;

i.
gasvormige brandstoffen:

brandstoffen die bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal in gasvormige toestand verkeren;

j.
rookgas:

het mengsel van gassen met de vaste of vloeibare stoffen die zich daarin bevinden, dat bij het verbruik van brandstoffen vrijkomt en dat naar de buitenlucht wordt afgevoerd;

k.
stookinstallatie:

een stookinstallatie behorende tot een inrichting, waarin brandstoffen worden verbruikt, daaronder begrepen de bij de installatie behorende voorzieningen voor de reiniging van het rookgas;

l.
gasturbine-installatie:

een stookinstallatie bestaande uit een of meer gasturbines, waarin een vloeibare of een gasvormige brandstof wordt gestookt, met een of meer bijbehorende ketels waar de verbrandingsgassen van de gasturbine dan wel gasturbines doorheen worden gevoerd teneinde warmte over te dragen aan een medium dat niet in contact treedt met die gassen en waarin al of niet een brandstof wordt gestookt en waarbij geen danwel nagenoeg geen extra lucht voor de verbranding wordt toegevoerd;

m.
zuigermotor:

een stookinstallatie, bestaande uit een toestel waarin een door verbranding verkregen gasmengsel een zuiger in beweging brengt voor de aandrijving van een werktuig;

n.
warmte-inhoud van een hoeveelheid brandstof:

de op de onderste verbrandingswaarde betrokken hoeveelheid energie, die bij verbranding van die hoeveelheid brandstof vrijkomt;

o.
het thermisch vermogen:

de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstof, die per tijdseenheid kan worden toegevoerd aan een stookinstallatie;

p.
belasting:

het deel van het thermisch vermogen waarbij de stookinstallatie daadwerkelijk wordt bedreven;

q.
ISO-luchtcondities:

een temperatuur van 288 Kelvin, een druk van 101,3 kiloPascal en een relatieve vochtigheid van 60 procent;

r.
ontzwavelingspercentage:

de verhouding, uitgedrukt in procenten, van enerzijds het verschil tussen de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen en de met het rookgas uitgeworpen massahoeveelheid zwavelverbindingen, berekend als zwavel, en anderzijds de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen, eveneens berekend als zwavel;

s.
raffinaderij:

een inrichting voor de raffinage van aardolie;

t.
rookgasdebiet:

de volumehoeveelheid rookgas per tijdseenheid, uitgedrukt in m3 per uur;

u.
brandstofdebiet:

de hoeveelheid brandstof per tijdseenheid, uitgedrukt in kilogram per uur.

v.
lichte stookolie:

lichte stookolie in de zin van de Wet op de accijns;

w.
vaste brandstoffen:

brandstoffen, die niet gasvormig of vloeibaar zijn in de zin van het besluit.

Artikel

2

Voor de berekening van de uitworp van een stookinstallatie geldt als het volume van het rookgas het volume bij een temperatuur van 273 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal, na aftrek van het volume van het erin aanwezige water, berekend als waterdamp.

Hoofdstuk

2

Controlemethoden

§

1

Meetplaatsen

Artikel

3

§

2

Continue metingen

Artikel

4

Artikel

5

Zwaveldioxide

Artikel

6

De rechtstreekse continue meting van de concentratie aan zwaveldioxide in het rookgas dient te worden uitgevoerd met monstername- en analyse-apparatuur, die voldoet aan de kwaliteitseisen als vermeld in de ontwerpnorm ISO/DIS 7935.

Artikel

7

De continue meting van het zwavelgehalte van gasvormige brandstoffen dient te worden uitgevoerd met een methode in overeenstemming met de algemeen aanvaarde meetpraktijk.

Artikel

8

Stikstofoxiden

Artikel

9

De rechtstreekse continue meting van de concentratie aan stikstofoxiden in het rookgas dient te worden uitgevoerd volgens een methode in overeenstemming met de algemeen aanvaarde meetpraktijk.

Artikel

10

Artikel

11

Stof

Artikel

12

Continue meting voor de bepaling van de concentratie aan stof in het rookgas dient te worden uitgevoerd met een optische rookdichtheidsmeter.

Overige parameters

Artikel

13

Registratie en bewerking van meetgegevens

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

§

3

Afzonderlijke metingen

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Bij de metingen als bedoeld in het artikel 18, vierde lid, gelden de emissie-eisen als in acht genomen, indien:

  • a.

    het gemiddelde van de met toepassing van de artikelen 19 en 20 verkregen meetuitkomsten van deze serie van negen metingen lager ligt dan de getalwaarde van de emissie-eis, en

  • b.

    acht van de negen meetuitkomsten, bedoeld onder a, lager liggen dan de getalwaarde van de emissie-eis.

Artikel

23

De meetresultaten van de ingevolge de artikelen 18 en 19 uitgevoerde metingen en de bewerking daarvan ingevolge de artikelen 20, 21 en 22 dienen in een rapport te worden vastgelegd. Tevens dient daarin te worden vermeld:

  • a.

    de voor elke component of parameter toegepaste meetmethode;

  • b.

    de bedrijfscondities van de stookinstallatie voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de vaststelling of aan de van toepassing zijnde emissie-eis wordt voldaan.

§

4

Overige bepalingen

Artikel

23a

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

25a

Hoofdstuk

3

Slotbepalingen

Artikel

26

Deze regeling wordt in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt en treedt in werking op het tijdstip, waarop het Besluit emissie-eisen stookinstallaties Wet inzake de luchtverontreiniging in werking treedt.

Artikel

27

Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A.

's-Gravenhage
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H. T. M.Nijpels