Artikel
1
In deze regeling wordt verstaan onder:
hetgeen daaronder wordt verstaan in het besluit;
vergunning: een vergunning krachtens artikel 8 van de wet voor zover deze betrekking heeft op een stookinstallatie;
steenkool of uit steenkool vervaardigde vaste brandstoffen, bruinkool en geperste bruinkool;
zware stookolie in de zin van de Wet op de accijns (Stb. 1991, 561) alsmede aardolie en produkten van aardolie waarvan het vloeipunt 40° C ligt.;
zware stookolie alsmede andere brandstoffen, die bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal in vloeibare toestand verkeren, daaronder begrepen minerale oliën in de zin van de Wet op de accijns, welke bij genoemde temperatuur en druk niet vloeibaar zijn;
brandstoffen die bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal in gasvormige toestand verkeren;
het mengsel van gassen met de vaste of vloeibare stoffen die zich daarin bevinden, dat bij het verbruik van brandstoffen vrijkomt en dat naar de buitenlucht wordt afgevoerd;
een stookinstallatie behorende tot een inrichting, waarin brandstoffen worden verbruikt, daaronder begrepen de bij de installatie behorende voorzieningen voor de reiniging van het rookgas;
een stookinstallatie bestaande uit een of meer gasturbines, waarin een vloeibare of een gasvormige brandstof wordt gestookt, met een of meer bijbehorende ketels waar de verbrandingsgassen van de gasturbine dan wel gasturbines doorheen worden gevoerd teneinde warmte over te dragen aan een medium dat niet in contact treedt met die gassen en waarin al of niet een brandstof wordt gestookt en waarbij geen danwel nagenoeg geen extra lucht voor de verbranding wordt toegevoerd;
een stookinstallatie, bestaande uit een toestel waarin een door verbranding verkregen gasmengsel een zuiger in beweging brengt voor de aandrijving van een werktuig;
de op de onderste verbrandingswaarde betrokken hoeveelheid energie, die bij verbranding van die hoeveelheid brandstof vrijkomt;
de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstof, die per tijdseenheid kan worden toegevoerd aan een stookinstallatie;
het deel van het thermisch vermogen waarbij de stookinstallatie daadwerkelijk wordt bedreven;
een temperatuur van 288 Kelvin, een druk van 101,3 kiloPascal en een relatieve vochtigheid van 60 procent;
de verhouding, uitgedrukt in procenten, van enerzijds het verschil tussen de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen en de met het rookgas uitgeworpen massahoeveelheid zwavelverbindingen, berekend als zwavel, en anderzijds de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen, eveneens berekend als zwavel;
een inrichting voor de raffinage van aardolie;
de volumehoeveelheid rookgas per tijdseenheid, uitgedrukt in m3 per uur;
de hoeveelheid brandstof per tijdseenheid, uitgedrukt in kilogram per uur.
brandstoffen, die niet gasvormig of vloeibaar zijn in de zin van het besluit.