Besluit van 4 juli 1989, houdende vaststelling van een regeling betreffende het recht op aanspraken bij werkloosheid van rijkspersoneel in geval van privatisering

Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 23 december 1988, nr. AW88/U1046, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;
De Raad van State gehoord (advies van 11 april 1989, nr. WO4.89.0015);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 28 juni 1989, nr. AW89/39/U7, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Begripsomschrijvingen

Artikel

1

Dit besluit verstaat onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b.

    privatiseringsoperatie: een operatie die ten doel heeft werkzaamheden van de rijksoverheid uit te besteden of over te dragen aan een bestaande of voor dat doel opgerichte privaatrechtelijke organisatie;

  • c.

    privaatrechtelijke organisatie: de privaatrechtelijke organisatie die de werkzaamheden uitvoert die in het kader van een privatiseringsoperatie door de rijksoverheid zijn uitbesteed of overgedragen;

  • d.

    privatiseringsontslag: het ontslag uit een overheidsbetrekking in het kader van een privatiseringsoperatie;

  • e.

    ontslag als werknemer: het ontslag uit de betrekking bij de privaatrechtelijke organisatie;

  • f.

    betrokkene:

    • 1.

      de betrokkene in de zin van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 (Stb. 1986, 489) aan wie een privatiseringsontslag is verleend en die onmiddellijk aansluitend aan dat ontslag in dienst is getreden van de privaatrechtelijke organisatie;

    • 2.

      de betrokkene in de zin van de Uitkeringsregeling 1966 (Stb. 1986, 490) aan wie een privatiseringsontslag is verleend en die onmiddellijk aansluitend aan dat ontslag in dienst is getreden van de privaatrechtelijke organisatie;

    • 3.

      degene die recht heeft op een uitkering ingevolge de Tijdelijke regeling WWV-vervangende uitkering (Stb. 1987, 400);

  • g.

    wachtgeld: wachtgeld ingevolge het Rijkswachtgeldbesluit 1959;

  • h.

    uitkering: uitkering ingevolge de Uitkeringsregeling 1966;

  • i.

    WWV-vervangende uitkering: uitkering ingevolge de Tijdelijke regeling WWV-vervangende uitkering.

  • j.

    Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

  • k.

    pensioenreglement: het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP.

Recht op wachtgeld en uitkering

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

In afwijking in zoverre van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 en de Uitkeringsregeling 1966 wordt voor de toepassing van de bepalingen in die regelingen die betrekking hebben op de inschrijving als werkzoekende bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, ten aanzien van de betrokkene onder ontslag verstaan, het ontslag als werknemer.

Artikel

6

Artikel

7

Uitsluitend voor de toepassing artikel 2.4, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het pensioenreglement, wordt een ontslag als werknemer in de zin van dit besluit, aangemerkt als een privatiseringsontslag in de zin van dit besluit.

Hoofdstuk

II

Artikel

8

Onze Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Artikel

9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 31 december 1988.

Artikel

10

Dit besluit kan worden aangehaald als: Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. P. van Dijk
De Minister van Justitie a.i., G. J. M. Braks