Rijkswet van 14 juni 1990, tot herziening van het militair tuchtrecht

Wet militair tuchtrecht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de gedragsregels van het militair tuchtrecht vast te stellen bij de wet, alsmede nieuwe voorschriften te geven inzake de tuchtstraffen en de behandeling van tuchtzaken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

2

De straffen, in deze rijkswet voorzien, zijn van toepassing op de militair die een gedragsregel van deze rijkswet schendt.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

In deze rijkswet wordt onder beschuldigde verstaan de militair aan wie een beschuldiging is uitgereikt op grond van het op feiten of omstandigheden gebaseerde vermoeden dat hij een in deze rijkswet omschreven gedragsregel heeft geschonden.

Artikel

5a

Indien een Nederlandse militair behoort tot een internationaal militair samenwerkingsverband wordt ten aanzien van die Nederlandse militair voor de toepassing van Hoofdstuk II van deze rijkswet mede verstaan onder:

  • a.

    andere militair: de vreemde militair die behoort tot dat internationaal militair samenwerkingsverband;

  • b.

    krijgsmacht: dat internationaal militair samenwerkingsverband.

Hoofdstuk

II

Gedragsregels

§

1

Gedragingen tegen de geheimhoudingsplicht

Artikel

6

§

2

Gedragingen waardoor de militair dienstverplichtingen niet nakomt

Artikel

7

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die ongeoorloofd afwezig is.

Artikel

8

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair aan wiens schuld het is te wijten dat hij niet in staat is dienstverplichtingen te vervullen.

Artikel

9

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die zich onttrekt aan dienstverplichtingen, deze verplichtingen zonder toestemming niet vervult of ophoudt te vervullen.

Artikel

10

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich hij die zijn taak als militair onzorgvuldig verricht.

Artikel

11

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, geen hulp verleent, indien en voor zover deze nodig is en kan worden gevergd.

§

3

Gedragingen waardoor de militair het functioneren van de krijgsmacht belemmert

Artikel

12

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die zich door lijdelijkheid of onwilligheid tegen militaire diensten verzet.

Artikel

13

Artikel

14

§

4

Gedragingen tegen het dienstbevel

Artikel

15

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die een dienstbevel niet opvolgt.

Artikel

16

Het voorgaande artikel is niet toepasselijk indien de bevolen gedraging onrechtmatig is of door de militair te goeder trouw als onrechtmatig werd beschouwd.

Artikel

17

Indien twee of meer onderling strijdige dienstbevelen zijn gegeven, is het niet opvolgen van een bevel dat voorafgaat aan het laatst gehandhaafde geen met de militaire tucht strijdige gedraging.

§

5

Gedragingen tegen het dienstvoorschrift

Artikel

18

Artikel

19

Het voorgaande artikel is niet toepasselijk indien een van het dienstvoorschrift afwijkend dienstbevel is opgevolgd.

§

6

Gedragingen tegen de persoon

Artikel

20

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, in het openbaar of in zijn tegenwoordigheid met enig kwaad bedreigt, uitscheldt of bespot.

Artikel

21

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die tegen beter weten in een aantijging tegen of een klacht over een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is inbrengt of inzendt.

Artikel

22

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die de persoon van een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, aantast.

Artikel

23

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, nodeloos in gevaar brengt.

§

7

Ambtsmisdragingen

Artikel

24

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die een mededeling, die hij uit hoofde van zijn ambt moet doen, niet of onjuist doet.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die, wetende dat een mindere inbreuk maakt of heeft gemaakt op een gedragsregel van deze rijkswet, nalaat maatregelen te nemen.

Artikel

28

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die een onrechtmatig bevel geeft aan een mindere.

§

8

Gedragingen tegen de orde

Artikel

29

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die wanordelijkheden veroorzaakt of daaraan deelneemt.

Artikel

30

Artikel

31

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die een geschrift verspreidt of op enige andere wijze openbaar maakt op een plaats, een tijdstip of een wijze, waaromtrent bij dienstvoorschrift een verbod is gegeven in het belang van het verkeer of ter voorkoming van belemmering van de dienst of ter bescherming van rijksgoederen of goederen van derden.

Artikel

32

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die inbreuk maakt op de regels die bij dienstvoorschrift zijn vastgelegd inzake meningsuiting die anders dan door middel van geschrift plaatsvindt, voorzover die regels niet de inhoud van de uiting betreffen, en zijn gegeven in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van ongeregeldheden en verstoringen van het ordelijk verloop van de dienst.

Artikel

33

Artikel

34

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die een vergadering organiseert of daaraan deelneemt, indien die op een militaire plaats wordt gehouden zonder dat toestemming is gevraagd van het bevoegd gezag, dan wel indien de toestemming is geweigerd in het belang van het verkeer, of omdat redelijkerwijs is te verwachten dat ongeregeldheden zullen plaatsvinden of het ordelijk verloop van de dienst zal worden verstoord.

Artikel

35

§

9

Misdragingen in verband met goederen en diensten

Artikel

36

Artikel

37

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die enig goed, in gebruik bij of ten behoeve van de krijgsmacht, onzorgvuldig behandelt of onderhoudt.

Artikel

38

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die in uniform nodeloos slordig gekleed gaat.

Artikel

39

Artikel

40

In strijd met de militaire tucht gedraagt zich de militair die de aan een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, voor persoonlijk gebruik ter beschikking gestelde ruimte niet respecteert.

Hoofdstuk

III

Straffen

Artikel

41

De straffen zijn:

  • a.

    berisping;

  • b.

    geldboete;

  • c.

    strafdienst;

  • d.

    uitgaansverbod.

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Bij of krachtens algemene maatregel van Rijksbestuur worden regels gesteld met betrekking tot de invordering, de inhouding, de verantwoording en de bestemming van de ingevorderde of ingehouden gelden.

Artikel

47

Artikel

48

Hoofdstuk

IV

Strafbevoegdheid

Artikel

49

Artikel

50

Hoofdstuk

V

Het tuchtproces

Titel

I

Het tuchtproces in eerste aanleg

§

1

Begin en einde van het tuchtproces in eerste aanleg

Artikel

51

Artikel

52

De beschuldiging vermeldt:

  • a.

    de naam, rang en militaire eenheid van de betreffende militair;

  • b.

    de omschrijving van een of meer gedragingen die vermoedelijk de schending van een of meer gedragsregels inhouden met vermelding van feiten en omstandigheden waarop dat vermoeden is gegrond en met opgave van tijd en plaats waarop die gedraging of gedragingen hebben plaatsgevonden;

  • c.

    de mededeling dat de commandant heeft besloten terzake een onderzoek te houden;

  • d.

    het artikel of de artikelen op grond waarvan de beschuldiging wordt uitgereikt.

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Het feitelijk verblijf onder de wapenen kan door de beklagmeerdere worden verlengd voor het houden van een tuchtproces in eerste aanleg, behoudens in het geval bedoeld in artikel 80, eerste lid.

§

2

De vertrouwensman

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Medebeschuldigden in dezelfde zaak worden niet als vertrouwensman toegelaten.

Artikel

59

Artikel

60

Het optreden als vertrouwensman is dienst.

§

3

Enige bevoegdheden tijdens het tuchtproces in eerste aanleg

Artikel

61

Artikel

62

De beschuldigde en zijn vertrouwensman kunnen na de uitreiking van de beschuldiging de op de zaak betrekking hebbende stukken inzien, tenzij het belang van geheimhouding van gegevens of het belang van derden zich daartegen verzet.

§

4

Het onderzoek

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

De beschuldigde is niet verplicht te antwoorden. Dit wordt hem voor of bij de aanvang van het onderzoek ter kennis gebracht.

Artikel

68

Artikel

69

De beschuldigde wordt voor de sluiting van het onderzoek in de gelegenheid gesteld het laatste woord te voeren.

§

5

De bewijsmiddelen

Artikel

70

Als bewijsmiddelen worden alleen erkend:

  • a.

    eigen waarneming door de commandant van een in de beschuldiging omschreven gedraging;

  • b.

    eigen waarneming door de commandant tijdens het onderzoek;

  • c.

    verklaringen van de beschuldigde;

  • d.

    verklaringen van een getuige;

  • e.

    verklaringen van een deskundige;

  • f.

    geschriften.

Artikel

71

Op zichzelf leveren voldoende grondslag voor de overtuiging dat de in de beschuldiging omschreven gedraging heeft plaatsgevonden:

  • a.

    de eigen waarneming genoemd in het voorgaande artikel onder a;

  • b.

    de in een getuigenverklaring of in een geschrift opgenomen waarneming van een in de beschuldiging omschreven gedraging, door een militair of andere ambtenaar, die uit hoofde van zijn functie of rang met enig toezicht op de naleving van gedragsregels is belast.

Artikel

72

Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen bewijs.

§

6

Beraad en uitspraak

Artikel

73

Na sluiting van het onderzoek beraadt de commandant zich of hij door de inhoud van de in artikel 70 genoemde bewijsmiddelen de overtuiging heeft gekregen dat een in de beschuldiging omschreven gedraging van de beschuldigde heeft plaatsgevonden en, in bevestigend geval, of zulks de schending van een gedragsregel oplevert.

Artikel

74

Artikel

75

Bij bestraffing van een militair die een of meer in deze rijkswet genoemde gedragsregels heeft geschonden, wordt slechts een straf opgelegd.

Artikel

76

Artikel

77

De uitspraak vermeldt in ieder geval:

  • a.

    de naam, rang en militaire eenheid van de beschuldigde;

  • b.

    de bewezen gedraging of gedragingen;

  • c.

    de geschonden gedragsregel of gedragsregels;

  • d.

    de beslissing.

§

7

Bijzondere bepalingen

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

80

Titel

IA

De beklagprocedure

§

1

Het doen van beklag

Artikel

80a

Artikel

80b

Artikel

80c

Artikel

80d

Artikel

80f

§

2

Het onderzoek op beklag en de afdoening

Artikel

80g

Artikel

80h

Artikel

80i

Artikel

80j

Artikel

80k

De gestrafte is niet verplicht te antwoorden. Dit wordt hem voor of bij aanvang van het onderzoek op beklag ter kennis gebracht.

Artikel

80l

Artikel

80m

De gestrafte wordt voor de sluiting van het onderzoek op beklag in de gelegenheid gesteld het laatste woord te voeren.

Artikel

80n

Ten aanzien van de bewijsmiddelen zijn de bepalingen van paragraaf 5 van Titel I van dit hoofdstuk van toepassing. Als bewijsmiddel wordt tevens erkend de eigen waarneming door de beklagmeerdere tijdens het onderzoek op beklag.

Artikel

80o

Artikel

80p

Artikel

80q

Artikel

80r

Artikel

80s

Artikel

80t

Indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf is opgeschort of geschorst, wordt, als de beslissing van de beklagmeerdere daartoe aanleiding geeft, de straf of het resterende deel van de straf zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd.

Titel

II

Het beroep

§

1

Instelling van het beroep

Artikel

81

Artikel

82

Artikel

83

Als dag van indiening geldt de dag van ontvangst van het beroepschrift door of namens de commandant. De dag van ontvangst wordt terstond op het beroepschrift aangetekend.

Artikel

84

Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Een beslissing ter zake is gemotiveerd.

Artikel

85

Zodra het beroepschrift is ingediend, kan de voorzitter van de militaire kamer, bedoeld in artikel 87, de tenuitvoerlegging van een straf van strafdienst of van uitgaansverbod opschorten of schorsen. Hiervan wordt aantekening gesteld op het beroepschrift.

Artikel

86

De griffier van het gerecht stelt zo spoedig mogelijk afschriften van het beroepschrift en van de op de zaak betrekking hebbende stukken ter beschikking van het openbaar ministerie.

§

2

De behandeling en afdoening van het beroep

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Artikel

90

Artikel

91

Het openbaar ministerie kan desgewenst bij de behandeling van het beroep zijn oordeel over de zaak kenbaar maken aan de militaire kamer.

Artikel

92

Artikel

93

Artikel

94

Artikel

95

Artikel

96

Artikel

97

De beslissing waartegen beroep is ingesteld wordt vernietigd:

  • a.

    Indien enige in de Titels I of IA van dit hoofdstuk voorgeschreven termijn is geschonden;

  • b.

    indien enige andere vorm dan onder a bedoeld, is verzuimd en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de gestrafte daardoor in zijn verdediging is geschaad.

Artikel

98

Indien bij de beslissing in beroep een reeds geheel of gedeeltelijk tenuitvoergelegde straf van strafdienst of van uitgaansverbod wordt tenietgedaan of verminderd, of een beroep als bedoeld in artikel 81, vierde lid, geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, bepaalt het gerecht, volgens bij of krachtens algemene maatregel van Rijksbestuur te stellen regelen, op welke wijze het door de gestrafte geleden nadeel zal worden hersteld.

Artikel

99

Indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf is opgeschort of geschorst, wordt, als de beslissing van het gerecht daartoe aanleiding geeft, de straf of het resterende deel van de straf zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd.

Artikel

100

Tegen de beslissing in beroep staat geen verdere voorziening open, onverminderd de bevoegdheid van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad om zich in het belang der wet in cassatie te voorzien.

Artikel

101

Indien het beroep is ingesteld bij een mobiele rechtbank, is het bepaalde in deze paragraaf omtrent de militaire kamer van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

VI

Dwangmiddelen

Artikel

102

Artikel

103

Artikel

104

Hoofdstuk

VII

Krijgsgevangenen en geïnterneerde personen

Artikel

105

Onverminderd de bepalingen van het Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 augustus 1949, is deze rijkswet, met uitzondering van hoofdstuk III, van overeenkomstige toepassing op krijgsgevangenen en andere geïnterneerde personen die ingevolge artikel 65 van het Wetboek van Militair Strafrecht gedeeltelijk met Nederlandse militairen zijn gelijkgesteld, met dien verstande dat:

Hoofdstuk

VIII

Slotbepalingen

Artikel

106

De Wet op de Krijgstucht wordt ingetrokken, behoudens het bepaalde in de volgende artikelen.

Artikel

107

Artikel

108

Artikel

109

De krijgstuchtelijke straffen, op grond van de Wet op de Krijgstucht opgelegd voor het tijdstip van inwerkingtreden van deze Rijkswet, of met toepassing van artikel 107, eerste lid, van deze Rijkswet opgelegd, worden ten uitvoer gelegd op de wijze als bij of krachtens die wet bepaald.

Artikel

111

Deze Rijkswet kan worden aangehaald als "Wet militair tuchtrecht".

Artikel

112

Deze Rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Defensie, A. L. ter Beek
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin