Wet van 21 juni 1990, houdende regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met politieregisters

Wet politieregisters

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot politieregisters uitvoering dient te worden gegeven aan artikel 10, tweede en derde lid, van de Grondwet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

3

Voordrachten tot een algemene maatregel van bestuur krachtens deze wet worden gedaan door Onze Ministers.

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

6

Artikel

7

§

3

Het reglement

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

De beheerder en al degenen die verder bij de werking van het register zijn betrokken, zijn verplicht het reglement dat voor het register geldt, na te leven.

Artikel

12

Paragraaf

3a

Bepalingen met betrekking tot bijzondere politieregisters

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

13b

Artikel

13c

Artikel

13d

§

4

Het verstrekken van gegevens uit een politieregister

Artikel

14

Uit een politieregister worden gegevens verstrekt aan:

  • a.

    ambtenaren van politie, voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de politietaak en zij niet zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en aan ambtenaren die krachtens artikel 13c, vijfde lid, zijn aangewezen, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten;

  • b.

    krachtens artikel 141, onder c, van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren van de Koninklijke marechaussee, voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de hun opgedragen politietaak;

  • c.

    andere opsporingsambtenaren in dienst van een publiekrechtelijk lichaam, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten bij het onderzoek waarvan zij zijn betrokken;

  • d.

    andere opsporingsambtenaren dan begrepen onder a, b en c, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten bij het onderzoek waarvan zij zijn betrokken, en mits daartoe in afzonderlijke gevallen door de officier van justitie of in het algemeen door Onze Minister van Justitie voorafgaand toestemming is verleend;

  • e.

    bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere ambtenaren dan die begrepen onder a en b, voor zover zij deze behoeven ter uitvoering van opdrachten voortvloeiende uit de signalering van personen.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van bepaalde categorieën van gegevens de verplichting ingevolge de artikelen 14, 15, eerste lid, en 16, eerste lid, om deze gegevens te verstrekken, worden beperkt. Daarbij kan verder de bevoegdheid worden beperkt om ingevolge deze bepalingen uit een politieregister:

  • a.

    bepaalde gegevens te verstrekken of

  • b.

    aan bepaalde personen gegevens te verstrekken.

Artikel

18

Artikel

19

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de voor verzoeken tot verstrekking van gegevens uit een politieregister en de verstrekking daarvan in acht te nemen procedure en de vastlegging van verstrekkingen uit het register.

§

5

Rechten van de belanghebbende op kennisneming en verbetering

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

De beheerder die in een register persoonsgegevens heeft verbeterd, aangevuld of daaruit heeft verwijderd naar aanleiding van een verzoek van een belanghebbende ingevolge artikel 22, een bevel van de rechter ingevolge artikel 23 of een daartoe strekkende aanbeveling van het College bescherming persoonsgegevens, is verplicht om aan hen aan wie hij naar zijn weten in het jaar voorafgaand aan het verzoek en in de sinds dat verzoek verstreken periode de betrokken gegevens heeft verstrekt, mededeling te doen van deze wijziging.

Artikel

25

§

6

Bepalingen betreffende het toezicht

Artikel

26

Artikel

28

Vervallen

§

7

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

29

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

30

Artikel

30a

Onze Ministers zenden binnen vier jaar na de inwerkingtreding van paragraaf 3a van deze wet, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal, gehoord het College bescherming persoonsgegevens, een verslag over de doeltreffendheid en effecten van deze paragraaf in de praktijk.

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet politieregisters.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Binnenlandse Zaken a.i., E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Defensie, A. H. ter Beek
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin