Wet van 4 juli 1990, houdende regels met betrekkking tot het consumentenkrediet

Wet op het consumentenkrediet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te geven met betrekking tot het consumentenkrediet, mede ter vervanging van de bepalingen van de Wet op het consumptief geldkrediet (Stb. 1972, 399) en de Wet op het afbetalingsstelsel 1961 (Stb. 1976, 515) en, in verband daarmee, de Colportagewet (Stb. 1973, 438) te wijzigen en voorts, dat de richtlijn (EEG) nr. 87/102 van de Raad van de Europese Gemeenschappen, van 22 december 1986, betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet (PbEG L 42), noodzaakt tot het vaststellen van een aantal wettelijke bepalingen met betrekking tot het consumentenkrediet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Afdeling

1

Definities

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    krediettransactie: iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat:

    • 1°.

      door of vanwege de eerste partij (de kredietgever) aan de tweede partij (de kredietnemer) een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de tweede partij aan de eerste partij een of meer betalingen doet,

    • 2°.

      door of vanwege de eerste partij (de kredietgever) aan de tweede partij (de kredietnemer) het genot van een roerende zaak wordt verschaft of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verleend en de tweede partij aan de eerste partij een of meer betalingen doet, of

    • 3°.

      door of vanwege de eerste partij (de kredietgever) aan de tweede partij (de kredietnemer), dan wel ten behoeve van deze aan een derde partij (de leverancier) een geldsom ter beschikking wordt gesteld ter zake van het verschaffen van het genot van een roerende zaak of het verlenen van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst aan de tweede partij, en de tweede partij aan de eerste partij of aan de derde partij een of meer betalingen doet;

  • b.

    krediet verlenen: het als kredietgever deelnemen aan een krediettransactie;

  • c.

    kredietbemiddeling: alle bedrijfs- of beroepsmatige verrichtingen en bemoeiingen, gericht op het tot stand brengen van een krediettransactie, van iemand (de kredietbemiddelaar) die geen partij is bij die transactie;

  • d.

    geldkrediet: een krediettransactie als bedoeld onder a, 1°;

  • e.

    goederenkrediet: een krediettransactie als bedoeld onder a, 2° of 3°;

  • f.

    doorlopend geldkrediet: een geldkrediet, waarbij de kredietnemer op verschillende tijdstippen geldsommen bij de kredietgever kan opnemen, voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag (de kredietlimiet) niet overschrijdt;

  • g.

    doorlopend goederenkrediet: een goederenkrediet, waarbij de kredietgever dan wel de leverancier ervoor heeft te zorgen, dat aan de kredietnemer op verschillende tijdstippen het genot van zaken wordt verschaft of diensten worden verleend, voor zover het uitstaand saldo een bepaald bedrag (de kredietlimiet) niet overschrijdt;

  • h.

    uitstaand saldo bij geldkrediet: het op enig tijdstip bestaande totaal van de tot en met dat tijdstip door de kredietnemer opgenomen geldsommen, vermeerderd met de tot en met dat tijdstip aan deze in rekening gebrachte kredietvergoeding en verminderd met de door deze tot en met dat tijdstip gedane betalingen;

  • i.

    uitstaand saldo bij goederenkrediet: het op enig tijdstip bestaande totaal van de contantprijzen van de zaken onderscheidenlijk diensten, waarvan aan de kredietnemer tot en met dat tijdstip het genot is verschaft, onderscheidenlijk welke aan de kredietnemer zijn verleend, vermeerderd met het totaalbedrag van de in dat kader tot en met dat tijdstip aan de kredietnemer in rekening gebrachte kredietvergoeding en verminderd met het totaalbedrag van de in dat kader tot en met dat tijdstip door de kredietnemer gedane betalingen;

  • j.

    kredietvergoeding: alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm ook, die de kredietgever of de leverancier ter zake van een krediettransactie bedingt, in rekening brengt of aanvaardt, bij goederenkrediet verminderd met het totaal van de contantprijzen van de zaken onderscheidenlijk diensten, waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft onderscheidenlijk welke aan de kredietnemer worden verleend;

  • k.

    effectief kredietvergoedingspercentage op jaarbasis: de bij afwikkeling van een krediettransactie overeenkomstig de betalingsregeling aan de kredietnemer in rekening te brengen kredietvergoeding, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het uitstaand saldo;

  • l.

    kredietsom bij geldkrediet: de geldsom die de kredietnemer in het kader van een geldkrediet ter beschikking wordt gesteld, met dien verstande, dat bij doorlopend geldkrediet de kredietlimiet als die geldsom wordt aangemerkt;

  • m.

    kredietsom bij goederenkrediet: het verschil tussen het totaal van de contantprijzen van de zaken onderscheidenlijk diensten, waarvan de kredietnemer het genot wordt verschaft, onderscheidenlijk welke aan de kredietnemer worden verleend, en de door deze in dat kader gedane contante betalingen, met dien verstande, dat bij doorlopend goederenkrediet de kredietlimiet als dat verschil wordt aangemerkt;

  • n.

    gemeentelijke kredietbank: een instelling voor kredietverlening, opgericht door een of meer gemeenten;

  • o.

    Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken.

Afdeling

2

Beperking van de reikwijdte van de wet

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Vervallen

Afdeling

3

Gemeentelijke kredietbanken

Artikel

5

De artikelen 33, onder d, en 40 gelden niet voor kredietverlening door een gemeentelijke kredietbank:

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Hoofdstuk

II

De kredietgever

Afdeling

1

De vergunning

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

14a

Vervallen

Artikel

14b

Vervallen

Artikel

14c

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Afdeling

2

Het register

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Afdeling

3

Overige bepalingen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Hoofdstuk

III

Werving, bemiddeling en behandeling van kredietaanvragen

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Vervallen

Artikel

29

Vervallen

Hoofdstuk

IV

De krediettransactie

Afdeling

1

Het aangaan van een krediettransactie

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Artikel

32

Vervallen

Afdeling

2

Nietigheden

Artikel

33

Nietig is een overeenkomst als bedoeld in artikel 61 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover daarbij:

  • a.

    de kredietgever of leverancier de bevoegdheid wordt verleend, anders dan bij wijze van een verhoging van de kredietvergoeding welke is toegelaten ingevolge het bepaalde krachtens artikel 35, eenzijdig de kredietvergoeding te verhogen of anderszins de verplichtingen van de kredietnemer te verzwaren;

  • b.

    de kredietnemer zich verplicht tot het aangaan van een andere overeenkomst, anders dan ingeval:

    • 1°.

      uitdrukkelijk aan de kredietnemer het recht wordt toegekend te bepalen met welke wederpartij die overeenkomst zal worden aangegaan, of

    • 2°.

      de overeenkomst verplicht tot het aanhouden van een betaalrekening bij de kredietgever, door middel waarvan de uit de krediettransactie voortvloeiende betalingen dienen plaats te vinden;

  • c.

    vervroegde opeisbaarheid van het door de kredietnemer verschuldigde wordt bedongen, anders dan voor het geval dat:

    • 1°.

      de kredietnemer, die gedurende ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag, na in gebreke te zijn gesteld nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen,

    • 2°.

      de kredietnemer Nederland metterwoon heeft verlaten, dan wel redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de kredietnemer binnen enkele maanden Nederland metterwoon zal verlaten,

    • 3°.

      de kredietnemer is overleden en de kredietgever gegronde reden heeft om aan te nemen dat diens verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet zullen worden nagekomen,

    • 4°.

      de kredietnemer in staat van faillissement is komen te verkeren of ten aanzien van de kredietnemer de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard,

    • 5°.

      de kredietnemer de tot zekerheid verbonden zaak heeft verduisterd, of

    • 6°.

      de kredietnemer aan de kredietgever, met het oog op het aangaan van de overeenkomst, bewust onjuiste inlichtingen heeft verstrekt van dien aard, dat de kredietgever de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan indien hem de juiste stand van zaken bekend zou zijn geweest;

  • d.

    de kredietnemer enig recht op arbeidsloon, salaris, pensioen, andere inkomsten uit arbeid of uitkering ingevolge een sociale verzekeringswet, dan wel levensonderhoud, verschuldigd ingevolge Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, ter zake van een krediettransactie op enigerlei wijze overdraagt, vervreemdt of bezwaart, dan wel tot invordering daarvan een onherroepelijke volmacht, in welke vorm of onder welke benaming ook, verleent;

  • e.

    wordt afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 34 tot en met 46, met uitzondering van een afwijking als bedoeld in artikel 42, vijfde lid.

Afdeling

3

Kredietvergoeding en betalingen

Artikel

34

Het is de kredietgever en de leverancier verboden enige andere vorm van kredietvergoeding te bedingen, in rekening te brengen of te aanvaarden dan:

  • a.

    een vergoeding welke verschuldigd is bij afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling van de transactie;

  • b.

    een vergoeding die verschuldigd wordt ingeval de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling ingevolge de transactie;

  • c.

    een vergoeding die verschuldigd wordt indien de kredietnemer vervroegd aflost.

Artikel

35

Artikel

36

Het is de kredietgever en de leverancier verboden een hogere kredietvergoeding in rekening te brengen, te bedingen of te aanvaarden, dan wel kredietvergoeding op een ander tijdstip in rekening te brengen, dan is toegelaten ingevolge artikel 35.

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Het is de kredietgever en de leverancier verboden:

  • a.

    ter zake van nog niet opeisbare verplichtingen van de kredietnemer andere dan chartale betaalmiddelen aan te nemen, anders dan voor volledige of gedeeltelijke vervroegde aflossing.

Artikel

39

Vervallen

Afdeling

4

Pandrecht en eigendomsvoorbehoud

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Afdeling

5

Overige bepalingen

Artikel

44

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

De bepalingen van dit hoofdstuk omtrent nietigheid en vernietigbaarheid zijn mede van toepassing op overeenkomsten als bedoeld in artikel 30, eerste lid, die buiten Nederland worden gesloten door een buiten Nederland gevestigde kredietgever of leverancier met een kredietnemer die zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft en die het krediet in Nederland heeft aangevraagd.

Hoofdstuk

V

Schuldbemiddeling

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

48a

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde zijn belast de bij ministeriële regeling aangewezen personen.

Hoofdstuk

VI

Beroep

Artikel

49

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Artikel

50

Vervallen

Artikel

51

Vervallen

Artikel

52

Vervallen

Artikel

53

Vervallen

Artikel

54

Vervallen

Artikel

55

Vervallen

Artikel

56

Vervallen

Hoofdstuk

VIII

Toezicht op de naleving

Artikel

57

Vervallen

Artikel

58

Vervallen

Artikel

59

Vervallen

Artikel

60

Vervallen

Artikel

61

Vervallen

Artikel

62

Vervallen

Artikel

63

Vervallen

Hoofdstuk

IX

Uitvoering van de wet

Artikel

64

Vervallen

Artikel

65

Vervallen

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Vervallen

Artikel

68

Vervallen

Hoofdstuk

X

Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel

69

Overtreding van voorschriften, gesteld bij of krachtens de artikelen 34, 36 en 38 is slechts strafbaar voor zover deze van toepassing zijn op een leverancier.

Artikel

70

Vervallen

Artikel

71

Vervallen

Artikel

72

Vervallen

Artikel

73

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Vervallen

Artikel

76

Vervallen

Artikel

77

Vervallen

Artikel

78

Vervallen

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken, P. Bukman
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Financiën, W. Kok
De Minister van Justitie a.i., J. E. Andriessen