Wet van 13 september 1990, houdende regelen met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap N.V. RCC v/h Rijks Computercentrum

Wet N.V. RCC

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat het Rijks Computercentrum wordt verzelfstandigd, dat voor deze verzelfstandiging een wettelijke machtiging op grond van artikel 40 van de Comptabiliteitswet 1976 (Stb. 671) vereist is en dat het daarnaast gewenst is, enige andere wettelijke regelingen ter zake te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b.

    de N.V. RCC: de naamloze vennootschap, bedoeld in artikel 2;

  • c.

    de overgangsdatum: de datum van oprichting van de N.V. RCC;

  • d.

    het personeelslid: degene die op de dag voor de overgangsdatum in dienst is bij het Rijks Computercentrum, hetzij als ambtenaar, hetzij op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel

2

Artikel

3

Vervallen

Artikel

4

Artikel

5

De overgang van de vermogensbestanddelen, bedoeld in artikel 4, wordt tot het beloop van het nominale bedrag van de bij oprichting geplaatste aandelen of tot een door Onze Minister te bepalen hoger bedrag aangemerkt als storting door de Staat op aandelen. Een dan nog blijkend verschil wordt aangemerkt als storting op een of meer geldleningen van de Staat aan de N.V. RCC. De voorwaarden van deze geldleningen worden vastgesteld door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

Artikel

6

Artikel

7

Ten aanzien van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde vermogensbestanddelen welke in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van Onze Minister van Financiën aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.

Artikel

8

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

9

Voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt op de fiscale openingsbalans van de N.V. RCC geen goodwill opgevoerd met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde vermogensbestanddelen.

Artikel

10

Ter zake van de verkrijging ingevolge artikel 4 door de N.V. RCC van vermogensbestanddelen van de Staat blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

Artikel

11

Het Besluit Algemene Rijksrekencentra (Stcrt. 1977, 178) wordt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip ingetrokken.

Artikel

12

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat niet eerder wordt gesteld dan nadat met de Bijzondere Commissie, bedoeld in artikel 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (Stb. 1931, 248), overeenstemming is bereikt over de arbeidsvoorwaarden.

Artikel

13

Deze wet kan worden aangehaald als Wet N.V. RCC.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin