Uitvoeringsregelingen Wet toezicht beleggingsinstellingen (ex art. 14)

De minister van Financiën,
Gezien het advies van De Nederlandsche Bank N.V. (d.d. 4 oktober 1990)

Besluit:

Artikel

1

Van het in artikel 4, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Stb. 1990, 380) vervatte verbod wordt vrijstelling verleend indien de gelden of andere goederen ter deelneming in een beleggingsinstelling uitsluitend worden gevraagd aan of verkregen van natuurlijke personen of rechtspersonen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen of beleggen in beleggingsobjecten dan wel indien de rechten van deelneming in een beleggingsinstelling als hiervoor bedoeld uitsluitend worden aangeboden aan deze categorie natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel

2

Van het in artikel 4, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen vervatte verbod ter zake van het buiten een besloten kring ter deelneming vragen of verkrijgen van gelden of andere goederen, wordt vrijstelling verleend aan ondernemingen en instellingen die zijn erkend als particuliere participatiemaatschappij ingevolge de Garantieregeling particuliere participatiemaatschappijen 1981 (Stcrt. 1981, nr. 77).

Artikel

2a

Artikel

2b

Van het in artikel 4, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen vervatte verbod wordt vrijstelling verleend indien is voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    in de beleggingsinstelling kunnen ten hoogste 25 natuurlijke personen deelnemen;

  • b.

    per deelnemer wordt niet meer dan € 9 075,60 ingelegd;

  • c.

    de gelden of andere goederen worden niet gevraagd, dan wel de rechten van deelneming worden niet aangeboden, door natuurlijke of rechtspersonen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen of beleggen in beleggingsobjecten; en

  • d.

    de beleggingsinstelling gaat geen verplichtingen aan waardoor voor de deelnemers een verplichting kan ontstaan tot bijbetaling.

Artikel

4

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Financiën, W.Kok