Besluit van 19 september 1991, houdende vaststelling van het besluit bestrijding schadelijke organismen

Besluit bestrijding schadelijke organismen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 7 januari 1991, No. J. 9017757, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;
Gehoord het Landbouwschap, het Hoofdproduktschap voor Akkerbouwprodukten, het Produktschap voor Siergewassen, het Produktschap voor Groenten en Fruit, de Stichting Bloembollenkeuringsdienst en de Pootaardappel Contactcommissie;
De Raad van State gehoord (advies van 10 juni 1991, No. W11.91.0020);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 12 augustus 1991, No. J. 9110143, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Definitiebepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    partij: hoeveelheid planten of plantaardige produkten, al dan niet met aanhangende grond of andere cultuurmedia, of resten daarvan of afval van deze planten of plantaardige produkten;

  • b.

    behandelen: toepassen van middelen of methoden ter voorkoming van het optreden of van de verbreiding van schadelijke organismen of ter bestrijding daarvan;

  • c.

    een door schadelijk organisme aangetaste partij: een partij waarop of waarin op enigerlei wijze een schadelijk organisme voorkomt;

  • d.

    aardappelcysteaaltje: Globodera pallida (Stone) Behrens (Europese populaties) of Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens (Europese populaties);

  • e.

    perceel: ononderbroken grondoppervlak, waarvan de locatie en de grootte op basis van de uitkomsten van onderzoek naar de aanwezigheid van het aardappelcysteaaltje door Onze Minister worden vastgesteld.

§

2

Maatregelen bij aantasting of verdenking van aantasting van partijen

Artikel

2

Het is de eigenaar of houder van een partij aan wie door Onze Minister is medegedeeld, dat een nader onderzoek naar de aanwezigheid van schadelijke organismen in of op die partij zal plaatsvinden, tot de uitslag van het nader onderzoek aan hem is medegedeeld, verboden:

  • a.

    planten van deze partij te oogsten of te rooien, of

  • b.

    deze partij geheel of gedeeltelijk te verhandelen, te verplaatsen, te vervoeren, te bewerken, te behandelen dan wel te vernietigen of anderszins onschadelijk te maken;

  • c.

    het voor deze partij gebruikte verpakkingsmateriaal te verplaatsen, te vervoeren, te bewerken, te behandelen dan wel te vernietigen of anderszins onschadelijk te maken,

tenzij daartoe door Onze Minister toestemming is verleend en de daarbij gegeven aanwijzingen worden opgevolgd.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

De eigenaar of houder van ruimten, installaties, transportmiddelen, werktuigen, gereedschappen, materialen of andere voorwerpen die kunnen zijn of worden gebruikt voor de partij, bedoeld in artikel 3, is verplicht, overeenkomstig de hem door Onze Minister gedane aanzegging, op de daarbij voorgeschreven wijze en binnen de daarbij gestelde termijn:

  • a.

    de ruimten te reinigen, te ontsmetten of daarin of daaraan door Onze Minister voorgeschreven voorzieningen te treffen;

  • b.

    de installaties, transportmiddelen, werktuigen of gereedschappen te reinigen of te ontsmetten, of

  • c.

    de gebruikte materialen of andere voorwerpen te reinigen, te ontsmetten of te vernietigen.

Artikel

6

Artikel

7

Het is de eigenaar of houder van door Onze Minister aangewezen planten verboden bloemen van de betrokken planten te verwijderen, tenzij daartoe door Onze Minister toestemming is verleend en de daarbij gegeven aanwijzingen worden opgevolgd.

§

3

Maatregelen bij besmetting of verdenking van besmetting van grond of andere cultuurmedia

Artikel

8

Het is de eigenaar of houder van een terrein, perceel of ruimte aan wie door Onze Minister is medegedeeld, dat een nader onderzoek naar de aanwezigheid van schadelijke organismen op of in grond of andere cultuurmedia en resten daarvan op diens terrein, perceel of in diens ruimte zal plaatsvinden, totdat de uitslag van het nader onderzoek aan hem is medegedeeld, verboden:

  • a.

    deze grond of andere cultuurmedia en resten daarvan te verhandelen, te verplaatsen, te vervoeren, te bewerken, te behandelen, te vernietigen of anderszins onschadelijk te maken.

  • b.

    materialen waarin deze zijn verpakt of zijn verpakt geweest te reinigen, te ontsmetten of te vernietigen.

tenzij daartoe door Onze Minister toestemming is verleend en de daarbij gegeven aanwijzingen worden opgevolgd.

Artikel

9

De eigenaar of houder van een terrein, perceel of ruimte, aan wie door Onze Minister is medegedeeld dat zich op diens terrein, perceel of in diens ruimte grond of andere cultuurmedia en resten daarvan of materialen bevinden die zijn besmet door een schadelijk organisme of verdacht worden daarvoor te zijn besmet, is verplicht overeenkomstig de hem door Onze Minister gedane aanzegging, op de daarbij voorgeschreven wijze en binnen dan wel gedurende de daarbij gestelde termijn:

  • a.

    de grond of andere cultuurmedia en resten daarvan te verplaatsen, te vervoeren, te bewerken, te behandelen, te vernietigen of anderszins onschadelijk te maken;

  • b.

    de planten op of in de grond of andere cultuurmedia te oogsten, te rooien, te bewaren, te verplaatsen, te vervoeren, te bewerken, te behandelen, te vernietigen of anderszins onschadelijk te maken;

  • c.

    de ruimte te reinigen, te ontsmetten of daarin of daaraan de door Onze Minister voorgeschreven voorzieningen te treffen, of

  • d.

    de voor de grond of andere cultuurmedia en resten daarvan gebruikte materialen te reinigen, te ontsmetten of te vernietigen.

Artikel

10

Artikel

11

De eigenaar of houder van ruimten, installaties, transportmiddelen, werktuigen, gereedschappen, materialen of andere voorwerpen die kunnen zijn of worden gebruikt ten behoeve van de grond of andere cultuurmedia, bedoeld in artikel 9, is verplicht, overeenkomstig de hem door Onze Minister gedane aanzegging, op de daarbij voorgeschreven wijze en binnen de daarbij gestelde termijn:

  • a.

    de ruimte te reinigen, te ontsmetten of daarin of daaraan de door Onze Minister voorgeschreven voorzieningen te treffen;

  • b.

    de installaties, transportmiddelen, werktuigen of gereedschappen te reinigen of te ontsmetten, of

  • c.

    de gebruikte materialen of andere voorwerpen te reinigen, te ontsmetten of te vernietigen.

Artikel

12

§

3a

Aardappelmoeheid

Artikel

12a

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake de omstandigheden die van belang zijn voor en criteria die worden gehanteerd bij de vaststelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel e.

Artikel

12b

§

4

Overige bepalingen

Artikel

13

De eigenaar of houder van een ruimte, aan wie door Onze Minister is medegedeeld dat zich in diens ruimte een schadelijk organisme bevindt, is verplicht overeenkomstig de hem door Onze Minister gedane aanzegging, op de daarbij voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor gestelde termijn de ruimte te reinigen, te ontsmetten of daarin of daaraan de door Onze Minister voorgeschreven voorzieningen te treffen.

Artikel

14

Onze Minister kan, ter voorkoming van het optreden en de verbreiding van schadelijke organismen en ter bestrijding daarvan regels stellen omtrent:

  • a.

    het toepassen van ontsmettingsmaatregelen door personen die terreinen of ruimten betreden of verlaten;

  • b.

    het voor de teelt van planten te gebruiken of gebruikt water;

  • c.

    het treffen van voorzieningen in of aan ruimten;

  • d.

    het oogsten of rooien, bewaren, voorhanden of in voorraad hebben, verhandelen, verplaatsen, vervoeren, zich ontdoen van of vernietigen, bewerken en behandelen van een partij;

  • e.

    het telen van planten;

  • f.

    het verschaffen van informatie aan derden omtrent de aanwezigheid van een schadelijk organisme op een terrein of perceel;

  • g.

    het verschaffen van informatie aan Onze Minister omtrent de overdracht van de eigendom dan wel het gebruik van een terrein of perceel waar zich een schadelijk organisme bevindt;

  • h.

    het houden en bewaren van een administratie door degene die een terrein of perceel in gebruik heeft.

Artikel

15

Artikel

16

Een ieder die verschijnselen van aantasting van planten of plantaardige produkten door schadelijke organismen, aangewezen door Onze Minister, waarneemt is verplicht deze verschijnselen onverwijld te melden bij een door Onze Minister aangewezen ambtenaar, dan wel een door Onze Minister, op grond van artikel 9 van de Plantenziektenwet (Stb. 1951, 96) aangewezen instelling.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

§

5

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wet van 23 februari 1987 houdende wijziging van de Plantenziektewet (Stb. 1951, 96).

Artikel

23

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit bestrijding schadelijke organismen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J. D. Gabor
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin