Besluit van 23 september 1991, houdende vervanging van het Besluit bijzondere functies Wet ziekenhuisvoorzieningen

Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur gedaan mede namens Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 17 januari 1991, ZZT/TOPAZ-326921;
Overwegende, dat gewijzigde inzichten met betrekking tot het beleid ten aanzien van bijzondere voorzieningen, recente ontwikkelingen op medisch-technologisch gebied, alsmede de behoefte de omschrijving van een aantal bijzondere voorzieningen aan te scherpen, het wenselijk maken het Besluit bijzondere functies Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stb. 1983, 742) geheel in te trekken en door een nieuw besluit te vervangen;
Gehoord de Gezondheidsraad (advies van 3 november 1989) en het College voor ziekenhuisvoorzieningen (advies van 13 november 1989);
De Raad van State gehoord (advies van 29 april 1991, no. W13.91.0041);
Gezien het gemeenschappelijk nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen van 24 juli 1991, ZZT/TOPAZ-91.538;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in een ziekenhuisvoorziening:

  • a.

    de navolgende verrichtingen uit te voeren of te doen uitvoeren:

    • 1.

      niertransplantatie;

    • 2.

      radiotherapie, voor zover dit betreft megavolttherapie en brachytherapie;

    • 3.

      neurochirurgie, voor zover dit betreft de chirurgische behandeling van aandoeningen aan de hersenen, de hersenschedel, de schedelbasis, de hersenzenuwen, het ruggemerg en de omgevende vliezen daarvan, alsmede de microchirurgische behandeling van plexus brachialusletsels;

    • 4.

      hartchirurgie en alle vormen van therapeutische interventiecardiologie met inbegrip van de implantatie van een cardioverter defibrillator;

    • 5.

      klinisch genetisch onderzoek en erfelijkheidsadvisering inhoudende:

      • -

        geavanceerd prenataal ultrageluidsonderzoek naar structurele foetale afwijkingen dat wordt uitgevoerd in verband met een tevoren bekend verhoogd risico op, of een vermoeden van foetale misvormingen;

      • -

        afname van foetaal materiaal, dat wil zeggen het afnemen van chorionvlokken, vruchtwater en foetaal bloed ten behoeve van prenataal onderzoek;

      • -

        het prenataal chromosoom-, biochemisch en DNA-onderzoek van tijdens de zwangerschap afgenomen foetaal materiaal voor het vaststellen van aangeboren en erfelijke afwijkingen;

      • -

        het postnataal chromosoom-, en DNA-onderzoek ten behoeve van de diagnostiek van aangeboren en erfelijke afwijkingen, dragerschap en van stoornissen in de geslachtelijke ontwikkeling en functie;

      • -

        het postnataal chromosoomonderzoek ten behoeve van de diagnostiek en prognose van proliferatieve stoornissen van beenmerg;

      • -

        postnataal biochemisch onderzoek van complexe aard gericht op vroegtijdige opsporing en behandeling van erfelijke stofwisselingsziekten en om dragerschap vast te stellen;

      • -

        erfelijkheidsadvisering van complexe aard, dat wil zeggen het informatieproces dat nodig is om mensen tot begrip en een voor hen juiste besluitvorming te laten komen ten aanzien van een erfelijke of aangeboren aandoening;

    • 6.

      in vitro fertilisatie, voor zover dit betreft het buiten het lichaam tot stand brengen van menselijke embryo's;

    • 7.

      neonatale intensive care, inhoudende de gespecialiseerde neonatale, uitgezonderd de chirurgische, zorg aan pasgeborenen bij wie vitale functies op een acuut levensbedreigende wijze zijn verstoord dan wel zeer instabiel zijn, met inbegrip van extracorporale membraanoxygenatie bij zieke pasgeborenen;

    • 8.

      harttransplantatie;

    • 9.

      longtransplantatie;

    • 10.

      levertransplantatie.

  • b.

    apparatuur, uitsluitend bestemd of geschikt voor het uitvoeren of doen uitvoeren van de onder a genoemde verrichtingen, aan te schaffen voor of te gebruiken in een ziekenhuisvoorziening, indien daardoor de omvang van de desbetreffende functie, voor zover het die verrichtingen betreft, zou worden gewijzigd en de kosten van de apparatuur een door Onze Minister aan te geven bedrag te boven gaan.

Artikel

2

Het verbod, gesteld bij artikel 1, geldt eveneens ten aanzien van academische ziekenhuizen.

Artikel

3

Artikel

4

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, J. M. M. Ritzen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin