Besluit van 17 oktober 1991, houdende regels ter uitvoering van artikel 26, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Wet op het consumentenkrediet

Besluit kredietaanbiedingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 8 april, nr. 91030255 WJA/W, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;
Gehoord de Adviescommissie consumentenkrediet;
De Raad van State gehoord (advies van 26 september 1991, nr. W10.91.0186);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 7 oktober 1991, nr. 91088009 WJA/W, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet op het consumentenkrediet (Stb. 1990, 395);

  • b.

    kredietaanbieding: een prospectus dan wel enige andere door of vanwege een kredietgever, leverancier of kredietbemiddelaar openbaar gemaakte mededeling omtrent door hem aangeboden krediet;

  • c.

    betalingstermijn: het tijdvak dat ligt tussen:

    • 1°.

      het tijdstip waarop ter uitvoering van een krediettransactie door de kredietgever een geldsom ter beschikking wordt gesteld onderscheidenlijk met het verschaffen van het genot van een zaak of het verlenen van een dienst een aanvang wordt gemaakt en het tijdstip waarop de kredietnemer de eerste betaling moet hebben gedaan, dan wel

    • 2°.

      twee opeenvolgende tijdstippen waarop de kredietnemer ter uitvoering van een krediettransactie een betaling moet hebben gedaan;

  • d.

    termijnbedrag: het bedrag van een betaling die de kredietnemer aan het einde van een betalingstermijn moet hebben gedaan;

  • e.

    theoretische looptijd: de geschatte lengte van het tijdvak gedurende hetwelk de kredietnemer bij een doorlopend krediet betalingen moet doen;

  • f.

    betalingsregeling: de regeling van de hoogte van de termijnbedragen, alsmede de lengte en, bij niet-doorlopend krediet, het aantal van de betalingstermijnen, welke in het kader van een krediettransactie van toepassing is;

  • g.

    kredietvergoedingspercentage per betalingstermijn: de kredietvergoeding die over een betalingstermijn in rekening wordt gebracht, uitgedrukt in een percentage van het uitstaand saldo aan het begin van die betalingstermijn.

Artikel

1A

Artikel

2

In de bij dit besluit behorende bijlage wordt aangegeven op welke wijze de berekening van de ingevolge dit besluit in kredietaanbiedingen te vermelden theoretische looptijd geschiedt.

Hoofdstuk

II

Algemene voorschriften voor kredietaanbiedingen

Artikel

3

Een kredietaanbieding moet een zodanige vermelding bevatten van degene door of vanwege wie de kredietaanbieding wordt gedaan, dat daaruit blijkt of deze optreedt als kredietgever, als leverancier dan wel als kredietbemiddelaar.

Artikel

4

Artikel

5

Indien een in een kredietaanbieding vermeld effectief kredietvergoedingspercentage op jaarbasis niet geldt voor alle krediettransacties van gelijke soort, omvang en duur waarop de kredietaanbieding betrekking heeft, moeten daarbij het laagste en het hoogste percentage worden vermeld. Indien bij een van de vermelde percentages de daaraan ten grondslag liggende betalingsregeling wordt vermeld, moeten de betalingsregelingen die ten grondslag liggen aan elk van de vermelde percentages worden vermeld.

Artikel

6

Artikel

7

Indien in een kredietaanbieding een effectief kredietvergoedingspercentage op jaarbasis wordt vermeld, moet daarbij de aanduiding "effectieve rente op jaarbasis" worden opgenomen.

Hoofdstuk

III

Bijzondere voorschriften voor kredietaanbiedingen

Afdeling

1

Prospectussen

Artikel

8

Indien in het prospectus doorlopend krediet wordt aangeboden, moeten in het prospectus worden vermeld:

  • a.

    uitsluitend en ten minste vier representatieve kredietlimieten met daarbij de meest gebruikelijke betalingsregelingen;

  • b.

    de uitgangspunten bij de berekening van de theoretische looptijd;

  • c.

    de hoogte van de vergoeding die verschuldigd wordt, indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling;

  • d.

    de hoogte van de vergoeding die verschuldigd wordt, indien de kredietnemer vervroegd aflost.

Artikel

9

Indien in het prospectus niet-doorlopend krediet wordt aangeboden, moeten in het prospectus worden vermeld:

  • a.

    uitsluitend en ten minste vier representatieve kredietsommen met daarbij de meest gebruikelijke betalingsregelingen;

  • b.

    ten minste één voorbeeld van een berekening waaruit blijkt op welke wijze met behulp van de kredietsom, het termijnbedrag en de looptijd het bedrag kan worden bepaald van de vergoeding welke verschuldigd is bij afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling;

  • c.

    de hoogte van de vergoeding die verschuldigd wordt, indien de kredietnemer, na ingebrekestelling, nalatig blijft in zijn verplichting tot betaling;

  • d.

    de hoogte van de vergoeding die verschuldigd wordt, indien de kredietnemer vervroegd aflost, alsmede ten minste één voorbeeld van een berekening waaruit blijkt op welke wijze het bedrag van deze vergoeding wordt bepaald.

Artikel

10

Afdeling

2

Overige kredietaanbiedingen

Artikel

11

Indien in een kredietaanbieding, niet zijnde een prospectus, doorlopend krediet wordt aangeboden, waarbij een kredietlimiet, een theoretische looptijd, de hoogte van kredietvergoeding of een element van een betalingsregeling wordt vermeld, moeten in de kredietaanbieding uitsluitend en ten minste twee representatieve kredietlimieten met daarbij de meest gebruikelijke betalingsregelingen worden vermeld.

Artikel

12

Indien in een kredietaanbieding, niet zijnde een prospectus, niet-doorlopend krediet wordt aangeboden, waarbij een kredietsom, de hoogte van kredietvergoeding of een betalingsregeling wordt vermeld, moeten in de kredietaanbieding worden vermeld:

  • a.

    uitsluitend en ten minste twee representatieve kredietsommen met daarbij de meest gebruikelijke betalingsregelingen;

  • b.

    indien het goederenkrediet betreft voorts:

    • 1°.

      de contantprijs van elk van de zaken of diensten, met daarbij de aanduiding "prijs bij contante betaling" of "contantprijs", en

    • 2°.

      het bedrag dat de som vormt van de kredietsom en het totaal van de vergoeding welke verschuldigd is bij afwikkeling overeenkomstig de betalingsregeling, met daarbij de aanduiding "prijs bij verkoop op afbetaling".

Artikel

13

Een kredietaanbieding waarop artikel 11 onderscheidenlijk12van toepassing is, moet voorts ten minste bevatten:

  • a.

    indien de betrokken kredietgever ingevolge het voorschrift, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet deelneemt aan een stelsel van kredietregistratie:

    • 1°.

      de vermelding van het feit dat door de kredietgever in het kader van dat stelsel gegevens betreffende de kredietwaardigheid van degene, voor wie een krediet wordt aangevraagd, worden opgevraagd, en

    • 2°.

      de naam en de plaats van vestiging van de instelling die dat stelsel in stand houdt;

  • b.

    zodanige aanduidingen of omschrijvingen van de aangeboden kredieten, dat daaruit blijkt of het een doorlopend dan wel een niet-doorlopend krediet betreft.

Artikel

14

Het is verboden in een kredietaanbieding, niet zijnde een prospectus, vermeldingen op te nemen aangaande de termijn waarbinnen of het tijdstip waarop:

  • a.

    over een kredietaanvraag wordt beslist,

  • b.

    een krediettransactie tot stand kan komen, of

  • c.

    degene, voor wie een krediet wordt aangevraagd, daarover kan beschikken.

Artikel

15

Het is verboden in een kredietaanbieding, niet zijnde een prospectus, tot uiting te brengen dat lopende kredieten bij de beoordeling van een kredietaanvraag geen of een ondergeschikte rol spelen.

Hoofdstuk

IV

Slotbepalingen

Artikel

16

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel

17

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit kredietaanbiedingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Y. C. M. T. van Rooy
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

Berekening van de theoretische looptijd van doorlopend krediet

  • 1.

    Bij de berekening van de theoretische looptijd van doorlopend krediet wordt er van uit gegaan dat:

    • a.

      de krediettransactie overeenkomstig de bij het aangaan van de krediettransactie vastgestelde betalingsregeling wordt afgewikkeld,

    • b.

      geen wijzigingen optreden in de kredietvergoeding, tenzij het wijzigingen betreft waarvan de omvang bij het aangaan van de krediettransactie is vastgesteld,

    • c.

      het uitstaand saldo op het tijdstip waarop door de kredietgever een geldsom ter beschikking wordt gesteld onderscheidenlijk met het verschaffen van het genot van een zaak of het verlenen van een dienst een aanvang wordt gemaakt, gelijk is aan de kredietlimiet, en

    • d.

      het uitstaand saldo niet toeneemt anders dan uit hoofde van het in rekening brengen van kredietvergoeding.

  • 2.

    Bij doorlopende krediettransacties waarbij het kredietvergoedingspercentage per betalingstermijn, de betalingstermijn en het termijnbedrag, met uitzondering van het laatste termijnbedrag, gelijk blijven, bedraagt de theoretische looptijd n betalingstermijnen, waarbij n de uitkomst is van de volgende formule:

    In deze formule is:

    • T:

      het termijnbedrag;

    • i.

      m: het honderdste deel van het kredietvergoedingspercentage per betalingstermijn;

    • m:

      het aantal betalingstermijnen per jaar;

    • K:

      de kredietlimiet.

  • 3.

    Bij doorlopende krediettransacties die niet voldoen aan de in onderdeel 2 genoemde kenmerken wordt de theoretische looptijd berekend als de som van de lengten van de betalingstermijnen die verstrijken alvorens het uitstaand saldo tot nihil is teruggebracht.

  • 4.

    Bij de bepaling van de theoretische looptijd wordt het aantal betalingstermijnen op een geheel getal naar boven afgerond.