Wet van 31 oktober 1991, houdende vereenvoudiging en uniformering van de accijnswetgeving

Wet op de accijns

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de accijnswetgeving te moderniseren, te vereenvoudigen en op een aantal punten technisch te herzien en dat het voorts wenselijk is de heffing van de accijnzen onder te brengen in één heffingswet en het stelsel zodanig te uniformeren dat een einde wordt gemaakt aan de grote verscheidenheid in regelgeving welke kenmerkend is voor de huidige accijnswetgeving;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Afdeling

1

Belastbaar feit

Artikel

1

Artikel

1a

In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:

  • a.

    accijnsgoed: een goed als bedoeld in artikel 1;

  • b.

    vervaardigen van een accijnsgoed: elk handelen waarbij of waardoor een accijnsgoed ontstaat of de samenstelling van een accijnsgoed wordt gewijzigd;

  • c.

    belastingentrepot: iedere plaats op het grondgebied van de Gemeenschap buiten Nederland waar op grond van de wettelijke bepalingen van de lid-staat waar de plaats zich bevindt, accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden;

  • d.

    accijnsgoederenplaats: iedere plaats in Nederland waar op grond van de bepalingen van deze wet accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden;

  • e.

    entrepot: zowel de douanebestemming vrij entrepot als de douaneregeling douane-entrepot, bedoeld in artikel 4, onderdelen 15 en 16, van het Communautair douanewetboek;

  • f.

    plaats voor tijdelijke opslag: een plaats die als zodanig is goedgekeurd krachtens artikel 51, eerste lid, van het Communautair douanewetboek;

  • g.

    lid-staat: een lid-staat van de Europese Gemeenschappen;

  • h.

    grondgebied van de Gemeenschap: het grondgebied van de lid-staten van de Europese Gemeenschappen zoals dat is omschreven in artikel 2 van de Richtlijn betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (92/12/EEG van 25 februari 1992; PbEG L 76);

  • i.

    derde land: elk ander grondgebied dan het grondgebied van de Gemeenschap;

  • j.

    vergunninghouder van een geregistreerd bedrijf: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet de hoedanigheid van vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of van een belastingentrepot bezit en die op grond van een ingevolge deze wet dan wel een ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lid-staat afgegeven vergunning gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder schorsing van accijns uit een andere lid-staat te ontvangen;

  • k.

    vergunninghouder van een niet-geregistreerd bedrijf: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet de hoedanigheid van vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of van een belastingentrepot bezit en die op grond van een ingevolge deze wet dan wel een ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lid-staat afgegeven vergunning gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening incidenteel accijnsgoederen onder schorsing van accijns uit een andere lid-staat te ontvangen;

  • l.

    communautaire douaneregeling: de communautaire regelingen met betrekking tot douanevervoer, entrepots, actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht, tijdelijke invoer, passieve veredeling en uitvoer naar een derde land (wederuitvoer daaronder begrepen);

  • m.

    intracommunautair vervoer: het vervoer van accijnsgoederen vanuit het grondgebied van een lid-staat naar het grondgebied van een andere lid-staat;

  • n.

    schorsing van accijns: een stelsel waarin van accijnsgoederen die worden vervaardigd, worden verwerkt, voorhanden zijn of worden vervoerd, op grond van de bepalingen van deze wet dan wel op grond van de wettelijke bepalingen van een andere lid-staat de accijns nog niet is geheven;

  • o.

    ondernemer: een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968;

  • p.

    geleidedocument: een document dat op grond van de bepalingen van deze wet dan wel op grond van de wettelijke bepalingen van een andere lid-staat bij het vervoer van de accijnsgoederen aanwezig dient te zijn;

  • q.

    GN-code: de code als bedoeld in verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256), zoals deze luidt op 19 oktober 1992 onderscheidenlijk, indien het minerale oliën betreft, op 1 oktober 1994.

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

2b

Artikel

2c

Artikel

2d

Artikel

2e

Artikel

2f

Als uitslag wordt mede aangemerkt het in strijd met artikel 5 vervaardigen van een accijnsgoed alsmede het voorhanden hebben van een accijnsgoed dat niet overeenkomstig de bepalingen van deze wet in de heffing is betrokken.

Artikel

2g

Artikel

3

Artikel 4

Vervallen

Afdeling

2

Algemene verbodsbepalingen

Artikel

5

Hoofdstuk

II

Definities van de accijnsgoederen en tarieven

Afdeling

1

Bier

Artikel

6

Onder bier wordt verstaan:

  • a.

    elk produkt van GN-code 2203; en

  • b.

    elk produkt van GN-code 2206 dat een mengsel van bier als bedoeld in onderdeel a en niet-alcoholhoudende dranken bevat;

voor zover deze produkten een alcoholgehalte hebben van meer dan 0,5%vol.

Artikel

7

Afdeling

2

Wijn

Artikel

8

Wijn wordt onderscheiden in niet-mousserende wijn en mousserende wijn.

Artikel

8a

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Vervallen

Afdeling

2a

Tussenprodukten

Artikel

11a

Tussenprodukten worden onderscheiden in niet-mousserende tussenprodukten en mousserende tussenprodukten.

Artikel

11b

Onder niet-mousserende tussenprodukten worden verstaan alle niet als bier of wijn aan te merken produkten van GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 22%vol, die ingevolge artikel 11c niet als mousserende tussenprodukten worden aangemerkt.

Artikel

11c

Onder mousserende tussenprodukten worden verstaan alle niet als bier of wijn aan te merken produkten van GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 22%vol, die zijn verpakt in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, ofwel een overdruk van 3 bar of meer hebben die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing.

Artikel

11d

Afdeling

3

Overige alcoholhoudende produkten

Artikel

12

Artikel

13

De accijns bedraagt voor overige alcoholhoudende produkten per hectoliter bij een temperatuur van 20°C per volume-percent alcohol € 15,04.

Artikel

14

Voor de toepassing van artikel 13 wordt het volume van overige alcoholhoudende produkten die bestaan uit een vloeistof waarin zich bestanddelen in vaste vorm bevinden, gesteld op het volume van het gehele produkt.

Afdeling

4

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Afdeling

5

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Afdeling

6

Minerale oliën

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Afdeling

7

Tabaksprodukten

Artikel

29

Onder tabaksprodukten wordt verstaan tot verbruik bereide tabak in de vorm van sigaren, sigaretten en rooktabak.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Artikel

36

Afdeling

8

Alcoholgehalte en volume

Artikel

37

Artikel

38

Bij ministeriële regeling kan met betrekking tot bier, wijn, tussenprodukten, overige alcoholhoudende produkten en tabaksprodukten in kleinhandelsverpakking worden bepaald dat voor de berekening van de accijns het volume of de massa van die goederen dat is vermeld op die verpakking in aanmerking wordt genomen.

Hoofdstuk

III

Uitslag

Afdeling

1

Accijnsgoederenplaats

Artikel

39

Een plaats kan alleen als accijnsgoederenplaats worden gebruikt indien daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur.

Artikel

40

Artikel

41

Afdeling

2

Vergunning voor een accijnsgoederenplaats

Artikel

42

Artikel

42a

In afwijking van artikel 40, eerste lid, kan, indien degene die een vergunning voor een accijnsgoederenplaats wil verkrijgen niet beschikt over een plaats waar accijnsgoederen worden vervaardigd dan wel opgeslagen, een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats door de inspecteur worden toegewezen, indien deze persoon in Nederland is gevestigd en in de uitoefening van zijn bedrijf optreedt als:

  • a.

    handelaar in minerale oliën, maar de door hem gekochte minerale oliën niet zelf in opslag neemt;

  • b.

    tussenpersoon ten behoeve van vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën waar minerale oliën worden vervaardigd dan wel opgeslagen.

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

De vergunninghouder die een aanpassing van de in de vergunning opgenomen voorwaarden wenst, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

Artikel

47

Degene die een accijnsgoederenplaats wil overnemen, dient gezamenlijk met de vergunninghouder een verzoek in bij de inspecteur tot een zodanige aanpassing van de vergunning voor die accijnsgoederenplaats dat hij voor alle uit de vergunning voortvloeiende rechten en verplichtingen in de plaats treedt van de vergunninghouder.

Artikel

48

De vergunning voor een accijnsgoederenplaats kan door de inspecteur worden ingetrokken ingeval:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de in de vergunning opgenomen voorwaarden;

  • b.

    geen of niet voldoende zekerheid is gesteld;

  • c.

    misbruik van de vergunning is gemaakt of een poging daartoe is gedaan;

  • d.

    de vergunninghouder onherroepelijk is veroordeeld wegens het niet nakomen van een wettelijke bepaling inzake de accijns;

  • e.

    de vergunninghouder in staat van faillissement verkeert of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is;

  • f.

    de vergunninghouder daarom verzoekt.

Artikel

49

Artikel

50

Afdeling

2a

Geregistreerde bedrijven en niet-geregistreerde bedrijven

Artikel

50a

Artikel

50b

Artikel

50c

Artikel

50d

Afdeling

2b

Verkopen op afstand

Artikel

50f

Afdeling

3

Wijze van heffing en voldoening

Artikel

51

Artikel

51a

In afwijking van artikel 51 wordt de accijns geheven van:

  • a.

    bij toepassing van artikel 2a: de vergunninghouder van het geregistreerde bedrijf of van het niet-geregistreerde bedrijf dat een accijnsgoed ontvangt dan wel de fiscaal vertegenwoordiger van de vergunninghouder van een belastingentrepot van waaruit het accijnsgoed is overgebracht;

  • b.

    bij toepassing van artikel 2b: de ondernemer die dan wel het publiekrechtelijke lichaam dat het accijnsgoed voorhanden heeft;

  • c.

    bij toepassing van artikel 2c, tweede lid: de natuurlijke persoon die het accijnsgoed voorhanden heeft;

  • d.

    bij toepassing van artikel 2d: degene voor wiens rekening de minerale oliën worden vervoerd dan wel degene die de minerale oliën verkrijgt;

  • e.

    bij toepassing van artikel 2e: de door de verkoper aangewezen fiscaal vertegenwoordiger;

  • f.

    bij toepassing van artikel 2f: degene die het accijnsgoed vervaardigt dan wel degene die het accijnsgoed voorhanden heeft.

Artikel

52

De accijns wordt verschuldigd op het tijdstip van de uitslag.

Artikel

52a

In afwijking van artikel 52 wordt de accijns verschuldigd op het tijdstip van:

  • a.

    bij toepassing van artikel 2a: de ontvangst van de accijnsgoederen;

  • b.

    bij toepassing van artikel 2b of 2c, tweede lid: de aanvang van het voorhanden hebben van het accijnsgoed in Nederland;

  • c.

    bij toepassing van artikel 2d: de aanvang van het voorhanden hebben van het accijnsgoed in Nederland dan wel van de verkrijging van die goederen;

  • d.

    bij toepassing van artikel 2f: de vervaardiging dan wel de aanvang van het voorhanden hebben van het accijnsgoed in Nederland.

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

De accijns wordt berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip van de uitslag.

Afdeling

4

Zekerheid

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Afdeling

5

Voorrang

Artikel

61

Afdeling

6

Hoofdelijke aansprakelijkheid

Artikel

61a

Hoofdstuk

IV

Invoer

Artikel

62

Ter zake van de accijns bij invoer zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de Douanewet, met uitzondering van artikel 868 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, van overeenkomstige toepassing.

Artikel

63

Hoofdstuk

V

Vrijstellingen en teruggaven

Afdeling

1

Vrijstellingen

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

66a

Artikel 67

Vervallen

Artikel

68

Artikel

69

Bij ministeriële regeling wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag en de invoer van accijnsgoederen in gevallen waarin aanspraak op vrijstelling bestaat ingevolge het Koninkrijk verbindende verdragen en in al hun onderdelen verbindende besluiten van bij zodanige verdragen opgerichte volkenrechtelijke organisaties, alsmede in daarmee overeenkomende gevallen.

Afdeling

2

Teruggaven

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

71a

Artikel

71b

Artikel

71c

Artikel

72

De inspecteur beslist op een verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Hoofdstuk

VI

Bijzondere bepalingen

Afdeling

1

Accijnszegels

Artikel

73

Artikel

74

Een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 40, eerste en tweede lid, en 41, uitsluitend worden verkregen door degene die:

  • a.

    tabaksprodukten vervaardigt;

  • b.

    buiten Nederland vervaardigde tabaksprodukten in Nederland van accijnszegels voorziet;

  • c.

    buiten Nederland vervaardigde tabaksprodukten opslaat die buiten Nederland zijn voorzien van door hem aangevraagde Nederlandse accijnszegels;

  • d.

    tabaksprodukten opslaat die zijn bestemd voor de in artikel 66a bedoelde bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen of die vanuit die plaats worden overgebracht naar een belastingentrepot, naar een in een andere lid-staat gevestigd geregistreerd bedrijf, naar een in een andere lid-staat gevestigd niet-geregistreerd bedrijf of naar een derde land.

Artikel

75

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Afdeling

2

Controlebepalingen

Artikel

80

Artikel

81

In de vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten kan worden toegestaan dat de vergunninghouder onder daarbij te stellen voorwaarden gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak en tabaksprodukten, al dan niet voorzien van accijnszegels, tijdelijk buiten de accijnsgoederenplaats bepaalde bewerkingen of verpakkingshandelingen kan laten ondergaan zonder dat het tijdelijk buiten de accijnsgoederenplaats brengen van die produkten, in afwijking van artikel 2, eerste lid, wordt aangemerkt als uitslag.

Artikel

82

Artikel

83

Artikel

84

Afdeling

2A

Wijziging van de accijns van minerale oliën

Artikel

84a

Artikel

84b

Artikel

84c

Bij wijziging van de accijns op grond van artikel 27a kan bij de daartoe strekkende ministeriële regeling worden bepaald dat artikel 84a of artikel 84b geen toepassing vindt.

Afdeling

3

Overige bepalingen

Artikel

85

Artikel 86

Vervallen

Artikel

86a

Artikel

86b

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Hoofdstuk

VII

Verbodsbepalingen en strafbepalingen

Afdeling

1

Verbodsbepalingen

Artikel

90

Artikel

90a

Artikel

91

Artikel

92

Artikel

93

Artikel

94

Artikel

95

Artikel

96

Het is een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten niet toegestaan:

  • a.

    gebruikte accijnszegels voorhanden te hebben;

  • b.

    ongebruikte accijnszegels over te dragen aan anderen dan de inspecteur;

  • c.

    ongebruikte accijnszegels te betrekken van anderen dan de inspecteur.

Afdeling

2

Strafbepalingen

Artikel

97

Degene die opzettelijk een in artikel 5 opgenomen verbod overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven accijns.

Artikel

98

Degene die opzettelijk een accijnsgoed waarvoor vrijstelling of teruggaaf van accijns is verleend een bestemming geeft waarvoor geen vrijstelling of teruggaaf van accijns zou zijn verleend, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven accijns.

Artikel

99

Artikel

100

Artikel

101

Artikel

102

Hoofdstuk

VIII

Slotbepalingen

Artikel

103

De inwerkingtreding van deze wet wordt bij wet geregeld.

Artikel

104

Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de accijns.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin