Artikel
1
Als handelingen bedoeld in artikel 5, aanhef onderdeel b, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (Stb. 214), worden aangewezen:
-
a.
het toepassen van de in artikel 5, tweede en derde lid, van de Kanalisatieregeling diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders (Stcrt. 1986, 187) bedoelde diergeneesmiddelen;
-
b.
het verrichten van episiotomie bij schapen, geiten, paarden en runderen alsmede het hechten van de ten gevolge van die handeling ontstane wond;
-
c.
het stoppen van een bloeding in de geboorteweg;
-
d.
het behandelen van een uterusprolaps indien deze tijdens de geboorte van de vrucht ontstaat;
-
e.
het afbinden van een bloedende navelstreng van een pasgeboren vrucht;
-
f.
het toedienen tijdens of onmiddellijk na de geboorte van een calcium en magnesium infuus.