Artikel
1
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
levensmiddelenadditieven: alle stoffen met of zonder voedingswaarde die op zichzelf gewoonlijk niet als voedsel worden geconsumeerd en gewoonlijk niet als kenmerkend voedsel-ingrediënt worden gebruikt, en die om technische redenen bij het vervaardigen, verwerken, bereiden, behandelen, verpakken, vervoeren of opslaan van eet- of drinkwaren opzettelijk daaraan worden toegevoegd, met als gevolg, of redelijkerwijs te verwachten gevolg, dat de stoffen zelf, dan wel de derivaten ervan, direct of indirect een bestanddeel van die eet- of drinkwaren worden;
-
b.
instellingen: restaurants, ziekenhuizen, kantines en andere soortgelijke instellingen,
-
c.
richtlijn: de richtlijn van de Raad van de EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren mogen worden gebruikt (89/107/EEG) (PbEG L 40).
2
Als levensmiddelenadditief worden niet beschouwd:
-
a.
bestrijdingsmiddelen als bedoeld in de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288);
-
b.
stoffen die als voedingsstoffen aan eet- of drinkwaren worden toegevoegd, zoals mineralen, sporeëlementen en vitamines.
3
Dit besluit is niet van toepassing op
-
a.
stoffen die, hoewel zij als levensmiddelenadditieven gebruikt kunnen worden, kennelijk niet als zodanig bestemd zijn;
-
b.
geur- en smaakstoffen als bedoeld in het Warenwetbesluit Aroma's.