Artikel
1
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
machine:
-
1°.
een samenstel van onderling verbonden onderdelen of organen waarvan er ten minste één kan bewegen, alsmede in voorkomend geval van aandrijfmechanismen, bedienings- en vermogensschakelingen en dergelijke, die in hun samenhang bestemd zijn voor onder meer de verwerking, bewerking, verplaatsing en verpakking van een materiaal, alsmede een combinatie van dergelijke samenstellingen welke bestemd zijn om in samenhang te functioneren;
-
2°.
een verwisselbaar uitrustingsstuk waardoor de functie van de machine, bedoeld onder 1°, wordt gewijzigd, en dat op de markt is gebracht om door de bediener zelf aan een machine of een aantal verschillende machines, dan wel aan een trekker te worden gekoppeld, voor zover dit uitrustingsstuk geen vervangingsonderdeel of werktuig is;
-
3°.
elke combinatie van de onder 1° en 2° genoemde machines.
-
1°.
-
b.
veiligheidscomponent: een component, voor zover die geen verwisselbaar uitrustingsstuk is, die door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde afzonderlijk op de markt wordt gebracht om bij gebruik een veiligheidsfunctie te vervullen en die bij een gebrekkige of slechte werking een gevaar vormt voor de veiligheid of de gezondheid van de blootgestelde personen;
-
c.
richtlijn: richtlijn nr. 89/382/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten betreffende machines (PbEG L 183);
-
d.
de Gemeenschap: het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen van toepassing is.
2
Dit besluit is niet van toepassing op:
-
1°.
machines en veiligheidscomponenten, bestemd voor uitsluitend beroepsmatige toepassing;
-
2°.
machines en veiligheidscomponenten, waarvan de risico's hoofdzakelijk van elektrische oorsprong zijn;
-
3°.
andere, door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen machines, welke de richtlijn uitzondert van haar werkingssfeer.